Teksten in de vorm van gebeden
EEN GEBED IN DE HERFST
God van de seizoenen,
voor alles is er een tijd;
er is een tijd voor sterven en een tijd voor opstaan.
Wij hebben moed nodig om veranderingen aan te durven.
God van de herfst,
de bomen nemen afscheid van hun groen,
laten vallen wat geweest is.
Ook wij hebben onze momenten van loslaten,
met al de onzekerheden en risico's daaraan verbonden.
Help ons los te laten als dat van ons gevraagd wordt.
God van de gevallen bladeren
die een kleurrijk patroon vormen op de grond:
ook ons leven heeft zijn eigen patroon.
Als wij de ontwikkeling van onze groei overzien,
laat ons daaruit dan lering trekken.
God van mistige herfstdagen en heldere oktobernachten,
mysterie en wonder zijn altijd aanwezig in ons leven.
Telkens weer moeten we uw krachtdadige aanwezigheid erkennen.
Dat we daaruit kracht en sterkte putten.
God van beladen wagens en velden vol rijpend graan,
veel groeimogelijkheden hangen af van onze overgave.
In geloof en hoop moeten we wachten op de oogst.
Geef ons geduld als we de zegeningen niet zien.
God van de zuidwaarts trekkende ganzen:
uw wijsheid leert ons wat we achter moeten laten
en wat we mee moeten nemen naar de toekomst.
We smachten naar inzicht en visie.
God van berijpte bloemen en witgevroren ruiten,
moge uw liefde voorkómen,
dat onze harten koud worden in dorre tijden.
God van leven, voor dit alles: dank U wel.
Gebed
Zolang wij ademen in en uit
snakken wij naar lucht,
vrijheid en vertrouwen,
in het licht van de morgen,
de rust van de avond.
Zolang onze ogen zien
speuren wij naar tekenen
van U, Gaaf en Goed,
in bloem en vogel,
een veldkapel langs de weg.
Zolang onze voeten gaan
zoeken zij hulp en houvast
bij mensen als Maria,
die U beleven in de tijd
en stralen van Uw eeuwigheid
Voor eeuwig
Heer, ik dank U voor mijn leven,
voor de zon van elke dag,
voor wie mijn naaste is gebleven,
voor het lied, dat U mij gaf.
Voor de bomen vol geheimen,
in hun stammen en hun kroon,
voor de vogels, die U zingen
op een niet te meten toon.
Voor een wei vol boterbloemen,
voor een knotwilg aan de sloot,
voor de sterren, voor de stilte,
voor het vlammend avondrood.
Voor de polders met hun verten,
voor de zee het allermeest,
want daar wist ik mij steeds eeuwig,
ben ik dicht bij U geweest.
Heer, ik dank U voor mijn leven,
o, ik dank zelfs voor mijn dood,
want wat U daarna zult geven,
is voor altijd mij te groot.
Ik dank U, Heer
Ik dank U, Heer,
voor alles wat ik van anderen mocht ontvangen,
voor mensen die met mij verbonden zijn geweest,
die trouw zijn geweest in hun zorg en liefde,
die mijn verdriet hebben gedeeld,
die mij hebben laten delen in hun geluk.
Ik dank U, Heer,
voor allen die in stilte aan mij hebben gedacht,
voor hen die attent waren in de kleinste dingen van alledag;
mensen die konden troosten,
mensen met een hart vol medeleven en medelijden.
Ik dank U, Heer,
voor allen die mij konden bezielen,
mensen die een bevrijdend woord konden spreken,
mensen die konden luisteren,
mensen die zomaar nabij waren,
mensen die mij rust konden geven.
Ik dank U, Heer,
voor mensen voor wie ik iets mocht betekenen,
mensen die mijn liefde durfden ontvangen,
mensen die op mij konden wachten,
mensen die mij een kans hebben gegeven.
Ik dank U, Heer, het is goed geweest.
U, die weet, Heer
U, die weet, Heer onze God,
hoe chaos, angst en verwarring
in en om ons heen kunnen zijn.
U, die weet, Heer onze God,
hoe wij soms de grond
onder ons voelen wegzakken,
ons leven in elkaar zien vallen.
Wij mensen die roepen:
"help ons en zie naar ons om".
Wij bidden U om vertrouwen
om een hand die ons vasthoudt.
Om een stem die zegt:
"Vreest niet, Ik zal er zijn".
Wij bidden U,
dat ons vertrouwen mag groeien,
dat U er altijd zult zijn,
dat chaos, verdriet, angst en storm
voorbij zullen gaan.
Wij bidden U
dat ons vertrouwen mag groeien in U.
Die naar ons toekomt en zegt: "Kom".
Wees dan in ons midden
omwille van Jezus Christus,
Uw zoon en onze Heer. Amen.
REEDS LIGT DE BIJL AAN DE WORTEL VAN DE BOOM
(naar Lukas 3,9)
God,
zijn alle woorden
nu gesproken?
Zijn alle tranen
nu geschreid?
Is de akker van mijn leven
thans genoeg geploegd,
genoeg geëgd?
Zijn de kluiten van die akker
nu voldoende uitgespreid?
En zijn alle wegen van mijn leven
nu voldoende recht gemaakt?
De gaten aangestampt, gevuld?
De bulten nu genoeg geslecht, en de kanten eindelijk
voldoende aangedamd?
Is alle vreugde nu voorgoed voorbij?
En alle leed geleden?
Of ga ik nu pas merken
wát vreugde is,
wat lijden kan betekenen?
Soms wanneer ik zie (Peer Verhoeven )
Soms wanneer ik zie wat er buiten gebeurt
wanneer ik hoor wat er klinkt in de natuur,
dan is het of ik méér zie dan bomen en bloemen
méér dan een vogel en de wind -
dan is het alsof Gij God
ons groet van nabij.
Soms wanneer ik treur oven hem en over haar
wanneer ik huil om hier en om daar,
dan is het of ik treur om méér dan een mens,
méér dan mijn pijn -
dan is het alsof ik hunker naar heel zijn bij U.
Soms wanneer ik hoor
hoe mensen goed doen
hoe zieken troosten,
waarop stervenden hopen -
dan is het alsof Gij God
ons rakelings nabij bent.
Zegen ons met een heilig geloof
en dit volste vertrouwen. Amen.
ZONNELIED VAN FRANCISCUS
U, Eeuwige, die ver weg bent en ongezien,
U komen toe mijn zwijgen en mijn lied,
mijn kleinheid en mijn zoeken, mijn honger, mijn verlangen.
Want U bent mijn God, U en niemand anders.
Onuitsprekelijk bent U en genadig,
goed is de hand die alles heeft geschapen,
onzegbaar goed is onze broeder zon,
die elke dag maakt dat het dag is,
die doorschijnend mooi van licht en krachtig is,
die ons met blindheid slaat, overweldigt, troost,
opvrolijkt, levend maakt.
Ook mooi en goed is zuster maan,
met al haar sterren, die U aan de hemel hebt gemaakt,
broeder wind met al zijn wolkenvelden
en goed weer, slecht weer en de lucht,
waarin wij leven, nietig en gelukkig.
Gezegend is uw naam om zuster water,
die nuttig is en nederig, kostbaar en zuiver,
om broeder vuur die in de nachten brandt,
lachend, robuust en verwarmend.
Om onze zuster moedertje aarde,
die de voeten draagt, die in ons levensonderhoud voorziet
en alle soorten van vruchten en kruiden geeft
en bloemen, fonkelend.
Gezegend onbegrepen bent U, en onvolprezen,
om allen die terwille van uw liefde meedogend zijn,
die alle ziekte, alle dorst, verduren,
gezegend zij die het uithouden, ongekroond, in deze wereld,
want U zult hen kronen?
Gezegend om onze zuster de dood van het lichaam,
geen levende ziel die ooit haar kan ontvluchten:
Gezegend zijn allen die zoeken naar U,
de tweede dood zal hen niet overkomen.
Dag mensen, zegent en gedenkt uw God en Heer
en dankt Hem en dient Hem in deemoed.
God, waarom?
Elke dag, elke uur zijn er mensen,
in steden of dorpen, thuis of in ziekenhuizen
die de dood ontmoeten,
zomaar plotseling
of na een lange worsteling.
En altijd vragen wij: God, Waarom?
Elke dag, elk uur zijn er mensen,
in mooie huizen of in krotten,
of zomaar langs de weg,
die worstelen met hun tranen,
tranen van verdriet, van machteloosheid,
die vertwijfeld vragen: God, waarom?
Elke dag, elk uur zijn er mensen,
jong of oud, rijk of arm, gezond of ziek,
die vragen stellen, aan zichzelf, aan God,
aan ieder die zij tegenkomen:
Waarom die ziekte? Waarom dat ongeluk?
Waarom doodgaan in de bloei van het leven?
Waarom ik?
Waarom hij?
God, waarom?
Maar niemand heeft het antwoord.
God, waarom zeg je niets?
Je weet toch alles!
Je bent toch leven zonder grenzen en zonder dood!
Waar ben je eigenlijk als mensen vechten voor hun leven?
Waar ben je als mensen hun machteloosheid uithuilen?
Waarom laat je ons worstelen met vragen zonder antwoord?
God, waarom? Waarom zeg je niets.
Of ben je misschien toch dichterbij dan we denken?
Ben je misschien toch die onzichtbare bron van kracht
die mensen sterk maakt in hun verdriet?
Ben je toch die hemel waar ieder welkom is?