Teksten met beelden uit de natuur
De hemeltuin
In haar dromen zag zij een mooie tuin,
hoge bomen waakten dag en nacht,
hun bladeren zorgden voor schaduw
en de vogels vonden er onderdak.
Overal stonden er bloemen,
nooit had zij zoveel kleuren gezien.
De rozengeurden en verderop de jasmijn.
"Hoe komt het toch," dacht zij,
"dat ik dit nooit eerder heb gezien,
dat mijn ogen gesloten bleven
voor zoveel schoonheid.
Vanuit de verte werd zij geroepen,
er wenkte iemand: kom, kom.
En zij voelde hoe zij er naar toe getrokken werd,
zacht en teder.
Zij verweerde zich niet.
Waarom zou zij ook,
het was hier zo mooi, zo licht en vredig.
"Welkom in de hemeltuin"
stond er op de poort van passiebloemen.
En juist op het moment dat zij die passeerde
hoorde zij een vertrouwde stem:
"Hier mag je rusten, welkom thuis."
Mensen zijn als bloemen
In de grote tuin die de mensenwereld vormt,
je vindt er vele soorten bloemen in al hun kleurenpracht.
De prachtige roze roos en die lelie in het wit,
die bonte orchidee en ook de paardebloem in het geel
het vergeetmenietje in het blauw en de distel meer wat paars.
De mensen zijn als gras, zo zegt het oude boek,
ze bloeien als bloemen in het open veld,
dan waait de wind en ze zijn verdwenen.
Elke bloem bloeit op haar eigen wijze
en elk wordt geplukt, op een tijd die niemand kent,
de een in de lente van het leven, een ander midden in de zomer,
weer een ander in de herfst, of zelfs in de winter.
Wij staan bij elkaar op hetzelfde veld,
we maken elkaar blij met onze kleuren,
en soms steken we elkaar met onze doornen.
De een laat vlug de kop hangen,
anderen zijn sterk en fier,
weer anderen lief en teer.
Elke bloem bloeit op haar eigen wijze
en elk wordt eens geplukt,
maar duren zal de liefde van God,
voor allen die zijn verbond bewaren,
zijn woord behartigen en het volbrengen.
Zonnebloem
Weet je wat er zo mooi is aan een zonnebloem?
Het is een stevige bloem,
kleurrijk, stralend en mooi,
altijd op zoek naar de zon
en als haar tijd voorbij is
lijkt ze een beetje triest
maar toch dát is niet het einde,
haar hart zit vol met pitjes
pitjes die je moet koesteren
met liefde en zorg en dan …..
dan ontstaan er weer nieuwe bloemen
stevig, kleurrijk mooi
stralend in de zon.
Wij zullen de herinneringen aan al onze dierbare overledenen
koesteren met liefde en zorg,
als zonnebloempitjes diep in ons hart.
we zullen genieten van de zonnebloemen
en denken daarbij terug
aan die ene bijzondere bloem
stevig, kleurrijk, mooi stralend in de zon
die ene bloem die midden in ons leven stond.
Een boom van een mens
Een mens heeft iets van een boom:
een dikke stam die tegen een stootje kan,
wortels, die stevig in de aarde verankerd zijn,
takken, breed uitgestrekt, getooid met bladeren,
die het licht en de warmte van de zon omarmen.
Een mens heeft iets van een boom:
een stam, glad of verweerd en vol knoesten,
wortels, die diep heenreiken naar het water.
takken, die vriendelijk wuivend je begroeten,
bladeren, die zuurstof inademen, dag na dag.
Een mens heeft iets van een boom:
hij biedt zijn dierbaren beschutting en schaduw,
ze mogen tegen hem aanleunen als ze wankelen,
hij voedt ze zijn leven lang met goede vruchten,
hij lijkt dood in de winter maar leeft op in de lente.
Ook . . . . was als een boom in ons midden,
vast en betrouwbaar, altijd op zijn vaste plek,
verweerd door warmte en droogte, regen en wind.
Door ziekte verzwakt is hij nu omgevallen.
Maar straks wordt zijn dode lichaam opnieuw geplant,
in de aarde die hij altijd met veel zorg gekoesterd heeft.
Moge zijn geest uitgroeien en gedijen, als een nieuwe boom,
voor eeuwig geënt op de Schepper van alle leven.
Moge hij zich koesteren in de zon van Gods liefde
met zijn wortels, verankerd in Zijn eeuwig bestaan,
met takken en bladeren, zacht bewogen door Zijn geest.
Moge hij daar voor altijd recht overeind blijven staan.
NIEMAND HEEFT HET ANTWOORD
Een mensenleven is zo wonderlijk, zo onbegrijpelijk.
Jaar in, jaar uit, dag in, dag uit
beweeg je je tussen mensen en dingen.
Sommige dagen schijnt de zon, je weet niet waarom.
Je bent te vreden, met je gezin, met je werk, met je leven.
Maar het kan ook lijken of de zon voorgoed schuilgaat
achter een dik wolkendek.
Dan is niet alleen de lucht betrokken,
maar ook je eigen hart, dan kan alles donker zien.
Je vindt in een kleinigheid een reden om te klagen.
En je weet niet waarom.
Waarom moet mij dit overkomen?
En niemand heeft het antwoord.
Ons bestaan is net zo wisselvallig als het weer,
net zo veranderlijk als heel de natuur,
met zijn lente en zomer, zijn herfst en winter,
met zijn eb en vloed.
Ons bestaan is een voortdurende repetitie van leven en sterven.
Dit is geen antwoord op onze vragen,
maar wel een woord van hoop, van toekomst:
dat het na de nacht toch morgen wordt
en na de winter toch lente
en na de dood toch leven.
De bloemen die wij brachten
Daar liggen ze, de bloemen die wij brachten
voor hen die wij herdachten,
het is maar een gebaar.
Weer hoorden wij de namen klinken
en wij die in verdriet verzinken,
bidden: Maak uw beleofte waar.
Laat onze doden eeuwig leven,
wil aan ons Uw liefde geven,
afscheid nemen valt zo zwaar.
Telkens weer die lege plaats ervaren,
dromen dat wij samen waren,
Heer, hoe kom ik daar mee klaar?
Als ik maar bij U kan schuilen,
zomaar stilletjes uit mag huilen,
God, dan lukt het, Gij zijt daar.
Laat mij zo telkens weten,
dat wij allen christen heten,
broers en zussen van elkaar.
Dat wij ons daar naar gedragen,
liefde geven . . . durven vragen,
dan kun je leven . . . reken maar!
Ik zou zo graag
Ik zou zo graag een duif willen wezen,
een duif in een bosrijk gebied,
dan zou ik eindeloos kunnen vliegen
en al mijn gedachten weg laten waaien door de wind.
Ik zou dan volledig vrij zijn.
Ik zou zo graag een hert willen wezen,
een dier in de vrije natuur,
dan zou ik soepel kunnen rennen
en al mijn gedachten weg laten schroeien door de zon.
Ik zou dan volledig gelukkig zijn.
Ik zou zo graag een boom willen zijn,
met takken die, bewogen door de wind, dansen in de zon, dan zou ik
altijd stevig staan in het leven
en al mijn gedachten zouden uitrijzen boven het alledaagse.
Ik zou dat volledig gelukkig zijn.
Maar . . . ik ben maar een mens,
klein en kwetsbaar, vleugellam, slecht ter been.
Ik zou willen vliegen en rennen,
ik zou recht overeind willen staan,
maar mijn krachten zijn uitgeput.
Ik wil naar huis, maar waar is mijn thuis?
Daar aan de bosrand of hoog boven de wolken?
Ik mag thuis komen in Gods vaderhuis.
Daar zal ik volledig gelukkig zijn.
Zij mag nu rusten
Haar leven ging niet enkel over rechte paden
en meer dan eens doorkruiste zij een dal,
maar in geloof, vertrouwend op genade,
kwam zij bij dat alles niet ten val.
Ook niet, toen haar het liefste werd ontnomen,
toen zij met jonge kind'ren achterbleef.
Nooit heeft zij het zover laten komen,
dat haar scheepje stuurloos op de golven dreef.
Een sterke vrouw, een moedig leven,
dragend, al wat zij te dragen had.
Wij moeten haar nu aan de Schepper geven,
de dood doorkruiste nu haar pad.
Niet langer hoeft zij meer te lijden;
zij mag nu rusten bij de Heer.
Wij allen doen haar uitgeleide;
toch doet het afscheid nemen zeer,
Want alle zorg schiep eeuwigheidsmomenten:
in lief en leed elkaar nabij!
Maar na de winter komt er weer een lente:
van Léven aan de dood voorbij.
Nu de avond valt
Nu de avond valt wordt het stiller.
De wereld om je heen wordt kleiner.
Op het einde kan het koud zijn in de avond.
Kou die tot in je binnenste doordringt.
Overal zoek je de warmte op.
Je verlangen naar het vuur, dat jou warmt, groeit.
Nu de avond is gevallen word je ook zelf stiller.
Je eigen wereld wordt kleiner.
Van buiten keer je meer terug naar binnen.
Je ontmoet de kou die in jezelf kan zijn.
Verdriet dat iemand het merkt.
Teleurstelling en ergernis die je koud maken.
Nu de avond is gevallen zie je meer jezelf.
Beelden van je leven trekken als een film voorbij.
Soms verwarmen ze je, dan weer doen ze je zeer.
Je bent in de avond met jezelf in gesprek.
Soms voegt zich iemand bij je die ineens zegt:
waarover praat je, wat is er toch gebeurd....?
In de avond is iemand met je onderweg.
Jij mag zeggen wat jouw hart zwaar maakt.
Jij mag vragen om ruimte
en hoop op een nieuw begin.
Jij mag de donkerste hoekjes zuiveren.
Jij mag komen met al je verdriet en pijn.
Een mens die deelt,
kan een gezuiverd mens worden.
Je verlangen naar warmte zal worden gehoord.
Er is een vuur dat al onze kou verdrijft.
Er is een kruik voor al onze tranen,
van water zullen ze tot wijn worden.
Nieuwe vreugde zal worden geschonken.
Je moet niet te gauw denken dat het einde er is.
De avond is niet alleen het einde van de dag
God keek rond.
God keek rond in Zijn tuin
en Hij vond een lege plek.
Toen keek Hij neer op deze aarde
en zag jouw vermoeide gezicht.
Hij sloeg zijn armen om je heen
en tilde je op, om te rusten.
Gods tuin moet mooi zijn,
Hij neemt altijd het beste.
Hij wist dat je leed,
Hij wist dat jij pijn had.
Hij wist ook dat jij in de hemel,
nooit meer pijn zou hebben.
Hij zag dat de weg zwaarder werd
en de heuvel moeilijker te beklimmen.
Dus sloot Hij jouw vermoeide oogleden
en fluisterde: "Vrede zij met u".
Het brak ons hart, jou te verliezen,
maar je ging niet alleen,
want een deel van ons ging mee,
de dag, dat Hij je naar huis riep.
Als tranen een trap konden maken
en herinneringen een laan,
dan liepen wij de hele weg naar de hemel
en brachten je weer thuis.
Sterven van een boom.
Een mens zou zachtjes moeten sterven.
Een beetje zoals de bomen:
eerst alle bladeren verliezen,
Niet ineens, maar één voor één.
Een mens zou zachtjes moeten sterven.
Pas als je de winter hebt zien komen
en het laatste blad gevallen is
naar beneden op het zachte mos.
Maar ook een boom kan heel ruw sterven.
Elke boom, door storm kaal geblazen en ontworteld
zal nooit lang zo alleen kunnen blijven staan.
Hij valt: zo maar ineens, voordat de winter is ingegaan.
Maar mens of boom. Eens komt het sterven.
om dan opnieuw weer op te groeien.
Want, zo heeft de natuur het ons geleerd:
al wat sterft zal opnieuw gaan bloeien.
De zachte krachten
Als er bitterheid is om al het onrecht dat jou werd aangedaan,
moge in je hart dan zachtheid komen en de wil om recht te doen.
Als er kwaadheid in je is om alles wat je moest ondergaan,
moge in jouw hart dan mildheid groeien en de wil om goed te doen
Als er haatgevoelens zijn om wat werd stukgemaakt,
moge liefde dan je wonden helen en je pijn verzachten
Als er angst is om het kwaad dat nooit leek op te houden,
moge er dan vrede en rust in je komen en ruimte om te leven.
Als er wanhoop in je is om de nooit eindigende kwetsingen,
moge er dan hoop groeien in je hart, nu de toekomst er anders uitziet.
Als er onbegrip is voor het handelen van deze mens,
moge barmhartigheid dan jouw hart verruimen tot mededogen en
aanvaarding.
Als er vele 'waaroms' blijven, waarop geen antwoord komt,
moge jou dan wijsheid gegeven worden
om het verleden los te laten en verder te gaan.
Mogen de zachte krachten in jou
een vruchthare en dragende voedingshodem vormen,
waarin jouw leven geworteld is.
Moge je liefde de ziel van deze mens
vergezellen op haar weg door de Eeuwigheid.
ALLES HEEFT ZIJN TIJD
Weet je, alles heeft zijn tijd.
Niets gebeurt zomaar.
Alles gebeurt op zijn eigen tijd.
Als mens wordt je geboren en gaat eens weer dood.
En daar tussenin leef je, groei je,
ben je steeds aan het worden.
In zonlicht en schaduw, bij dag en bij nacht,
word je steeds meer mens,
en daarbij heeft alles zijn eigen tijd:
Er is een tijd van krijgen en een tijd van geven.
Er is een tijd dat je zaadjes in de grond stopt
en een tijd dat je bloemen kunt plukken.
Er is een tijd dat je lacht
maar soms moet je ook huilen.
Soms voel je je ziek en dan voel je je beter.
Soms wil je niets zeggen dan praat je honderduit.
Er is een tijd van zoeken en een tijd van vinden.
Soms ben je boos op iemand,
dan houd je er weer zielsveel van.
Zo is er ook oorlog en dan weer vrede.
Er zijn tijden van begroeten
en tijden van afscheid nemen.
En alles heeft 'n zin in een mensenleven.
Het is altijd weer nemen en weer geven,
zoals de zee met zijn eb en vloed,
als zomer en winter, warmte en kou,
leven en dood.. ...en toch weer leven!!