Teksten voor een ouder persoon
Heb je even?
Ja . . . ik heb een zee van tijd
We waren jong en zagen elkaar,
jij was mooi en ik verliefd.
We liepen hand in hand,
langs het strand...
We hadden.. een zee van tijd.
Het werd meer, en meer,
we kusten elkaar steeds weer.
We drukten ons tegen elkaar,
en vergaten de wereld om ons heen...
We hadden... een zee van tijd.
We spraken van de grote liefde,
we hoorden bij elkaar.
We smeedden grote plannen,
dachten alleen aan elkaar. ..
We hadden... een zee van tijd.
We gingen trouwen,
werden man en vouw.
Er kwamen kinderen.
de liefde werd steeds meer. ..
We hadden... nog een zee van tijd.
De kinderen gingen, maar niet voorgoed.
Ook zij kregen kinderen en wij kregen tijd.
Wij deden veel samen en met plezier...
We hadden... nog een zee van tijd.
In de krant stond "overleden met 64.
Of ook wel jonger, zoals 55.
Maar wij hadden plannen...
En een zee van tijd.
Toen kwam 19 maart...
De angst was groot.
En we hadden.. nog maar even tijd.
Nu hebben we geen tijd meer,
het doet veel pijn.
Jouw liefde.. duurt een eeuwigheid.
NIEMANDSLAND
Al onze liefde deed je niet leven.
Eenzaamheid vormde een glazen wand,
wij zagen je elke dag opnieuw
maar konden je niet echt bereiken.
Je was thuis in ons midden
tegelijk woonde je in een niemandsland,
het was niet van jou, niet van ons.
Als een nachtvlinder achter verlichte ramen
bezag je de huiskamer van ons leven,
bevangen door onmacht, de nacht op je hielen
met je verlangen te mogen rusten,
niets meer te hoeven,
slapen, en van niets weten,
niet hoeven zijn
Mag onze liefde je nu bereiken,
mag je nu je hemel vinden
goed leven, zonder die pijn
Mag ook nu onze liefde je blijvend omgeven.
TWEE BOMEN
Ergens heb ik een boom gezien,
eigenlijk waren het twee bomen,
maar ze waren zo in elkaar gegroeid
dat ze één boom geworden waren.
Twee wortelstokken,
hun wortels onlosmakelijk dooreen gevlochten,
twee stammen, zo dicht bij elkaar
dat ze niets anders konden dan aan elkaar vastgroeien.
Maar dat gebeurde niet zomaar ineens.
Ze stonden zo dicht bij elkaar
dat ze elkaar raakten
als de wind ze in beweging bracht.
Ze schuurden langs elkanders schors,
zodat het harsige bloed stroomde,
maar geen van beiden week van zijn plaats,
geen van beiden werd geveld.
Ze groeiden door in hoogte en breedte,
wond tegen wond stonden ze nu, tegen elkaar.
En het hars sloot zich over de gemeenschappelijke wond.
In alle stilte, voor aller ogen verborgen
genazen de wonden door zich met elkaar te verbinden.
Stam in stam,
één stam boven twee wortelstokken,
één kroon van bladeren,
de een wat hoger en lichter,
de ander een beetje donkerder van loof.
Maar alleen een nauwlettend toeschouwer
zou er verschil tussen kunnen zien.
GEMIS
Meer dan een halve eeuw leefden ze samen.
Verstrengeld als twee oude, knoestige bomen,
de wortels in elkaar gegroeid,
hield de een de ander hoog.
Samen hadden ze gewerkt
en kinderen te leen gekregen.
Samen hadden ze ook zoveel meegemaakt.
Maar altijd was er dan die kracht van samen-dragen,
die het lijden had verzacht.
Tot aan die nacht.
Ontredderd, bevend en ontkracht,
heeft ze hem naar het graf gebracht
waar ook haar eigen leven knakte.
Ze kon de kou van het alleen-zijn niet verdragen.
In de donkere, kille dagen van haar eenzaamheid,
verloor haar geest de helderheid
en dwaalde zoekend rond,
totdat ook zij, ten laatste, vrede vond
en wij haar konden dragen naar de grond,
waar ze in eeuwigheid met hem zal zijn verbonden.
Verdwalen in je geest
Wat zul jij eenzaam zijn geweest,
Toen je verdwaalde in je eigen geest
Veel zijn vergeten.
Van niets meer weten
Oh wat zul jij eenzaam zijn geweest
Toen je verdwaalde in je eigen geest
De tijd was gekomen
Dat je moest worden opgenomen
Wat zul jij eenzaam zijn geweest
Toen je verdwaalde in je eigen geest
Het geven van structuur in je leven
Dat wilden we jou geven
Onbegrip, machteloosheid
Verdriet en boosheid
Wat zul jij eenzaam zijn geweest
Toen je verdwaalde in je eigen geest
Lief en vrolijk kon je zijn
Dan deed het ons minder pijn
Wat zul je eenzaam zijn geweest
Toen je verdwaalde in je eigen geest
Maar gelukkig, dat is nu geweest
VERBIJSTEREND
Verbijsterend: Jou zo te zien:
Je ogen leeg, Je hoofd op tafel.
Verbijsterend:
Zo onbereikbaar, vaak
Soms die blik Soms een onverstaanbaar woord
Soms die onrust
dan weer bewegingloos.
Verbijsterend:
Jij in dit vreemde huis
Jij niet meer thuis
Jij zo ver weg
En toch ook zo dichtbij.
Verbijsterend:
Als ik bij je zit
Als ik je streel Als ik je vasthoud
Als ik je nog wat wil laten drinken.
Verbijsterend.
WANNEER IK EENMAAL OUD ZOU ZIJN
Wanneer ik eenmaal oud zou zijn,
geen mens meer langs mijn wang zou strijken,
geen oog vol liefde naar mij kijken,
niemand zou delen in mijn pijn;
als 'k van de vrienden uit mijn kring
ook, een voor een, zou moeten scheiden,
en niemand mij zou begeleiden
wanneer ik naar hun graven ging;
Wanneer ik daar alleen zou staan
en eind'loos eenzaam mij zou voelen,
niets zou verstaan van Gods bedoelen,
alléén zou komen en weer gaan;
Dan zou het leven zijn ontzind,
het zou te zwaar zijn om te dragen;
En daarom bid ik alle dagen:
"God, roep mij vóór de nacht begint . . "
Niet meer weten
Niet meer weten wat je doet of wat je zegt,
niet meer in je opnemen wat de ander tegen je vertelt,
dat is een spookbeeld waar ieder mens bang voor is.
Moeten verhuizen, omdat het thuis niet langer gaat.
Zelf die beslissing niet meer kunnen nemen,
omdat je de noodzaak ervan niet meer beseft.
Dat is een angst die elk mens wel eens bekruipt,
wanneer men denkt aan het ouder worden.
Het contact met de werkelijkheid verliezen,
het sloop voetje voor voetje haar leven binnen.
We vergeten toch allemaal wel eens wat!
Maar er groeide gestaag een onzekere verwarring
die haar geest steeds meer in bezit nam.
Zo verloren we haar lang voor het einde,
de rouw was er al voor het afscheid kwam.
Vandaag brengen wij haar naar een plaats om te rusten
en wij rouwen wel, maar treuren niet.
Wij blijven aan haar denken,
zoals zij was toen zij nog denken kon.
De hoop die ons doet leven
Wij bestaan niet
om zestig of tachtig jaar
hier te zwoegen
voor een betere wereld,
om daarna spoorloos
en naamloos te verdwijnen in de leegte.
Wij zijn bestemd voor
de levenschenkende ontmoeting met God;
wij zijn op weg
naar een vaderhuis,
waar plaats is voor velen;
wij zijn aan het bouwen
aan een wereld
die onvergankelijk is;
wij zijn bestemd voor een rijk
dat voor ons bestemd is
vanaf de grondvesting
van de wereld.
Dat is de hoop
die ons doet leven.
Die hoop en dat geloof
roept ons hier tezamen:
De dood heeft niet
het laatste woord:
De liefde heeft
het laatste woord;
de dood is een tunnel.
Er is een óverkant!