Teksten gericht tot de overledene
Jij blijft bij ons
Het wordt avond, het wordt morgen,
de tijd gaat onherroepelijk verder,
soms te snel voor ons gevoel, soms veel te langzaam,
maar we moeten verder zonder jou.
De nachten worden langer,
donkere avond staan ons te wachten,
de bladeren vallen en doen ons aan de dood denken
maar wij moeten er doorheen zonder jou.
Jij bent voor ons ver weg, onbereikbaar,
in die nieuwe tijd die eeuwigheid heet
waarin geen morgen en geen avond meer is
geen zomer en geen winter
geen duisternis maar alleen licht.
Maar elke dag, elke minuut, dragen we jouw naam met ons mee.
Al wat in je leefde en je dreef, gaat in ons verder.
Want meer dan ooit spreek je nu tot ons hart
en in stille uren ben je ons meer nabij dan woorden kunnen zeggen.
Jouw stem niet verwaaid, jouw woorden niet uitgewist,
jouw vragende, sprekende ogen niet vergeten.
Jij leeft voort daar waar ook wij leven en verder gaan in jouw geest.
Jij blijft bij ons
Het wordt avond, het wordt morgen
maar wij moeten zonder jou verder.
Het wordt zomer en winter,
de wind waait met zijn geheimen uit verten,
de regen drenkt de aarde als altijd
maar wij moeten er zonder jou doorheen.
Maar bij weer en wind dragen we jouw naam met ons mee.
Al wat in je leefde en je dreef, gaat in ons verder.
Want meer dan ooit spreek je nu tot ons hart
en in stille uren ben je ons meer nabij
dan woorden kunnen zeggen.
Blijf tot ons spreken als wij denken aan dagen die wij deelden,
opdat jouw verlangens vervuld worden in een wereld
waarin vrede de ene mens leidt naar de ander;
opdat jouw verlangens vervuld worden in het werk van onze handen
en door de woorden die wij spreken
zoals je dat van vrienden verwachten mag.
Jouw stem niet verwaaid, jouw woorden niet uitgewist,
jouw vragende, sprekende ogen niet vergeten.
Jij leeft voort daar waar ook wij leven en verder gaan in jouw geest.
GEEN TWEEDE ALS JIJ
. . . . . Wat is in een naam?
Een mensenleven, een droom,
een gestalte, een toekomstwens,
geboren zijn en 'zo zal je heten',
iemand worden: deze mens.
Genoemd en geroepen,
een eigen betekenis gekregen, geen tweede als jij:
Jouw denken, jouw doen, jouw horen,
jouw zien, jouw weten, jouw voelen, jouw lachen,
jouw huilen, jouw ruiken, jouw proeven, jouw spreken,
jouw zwijgen, jouw toedoen
heeft blijvende sporen op aarde getrokken,
't gemis heeft jouw omtrek, geen tweede als jij.
Wat is in een naam?
Een leef-tijd, een afscheid, volte en leegte,
een naam gaat voorbij.
Maar niet de jouwe, niet jouw naam, niet jij, . . . . .
Je bent nog overal
Wanneer durf ik,
wanneer kan ik erkennen:
je bent niet meer hier?
Wanneer ervaar ik, voel ik echt:
je bent er niet meer?
Misschien, misschien als ik durf
als ik kan zeggen:
je bent niet meer bij mij
je bent dood.
Maar ik wil wel aan je blijven denken mag dat?
Je leeft verder, daar en hier
in mijn herinnering, in mijn verhalen.
Als ik je niet meer zie, niet meer hoor
niet meer voel, niet meer proef
niet meer ruik
dan blijf je leven in mij
ik blijf je herinneren
want je bent niet nergens.
Je leeft in mij.
Je bent nog overal
Je bent nog overal aanwezig:
je jas hangt nog aan de kapstok
je schoenen staan nog onder bed
je kleren vullen nog je kast
ik kan ze niet wegdoen.
Je bent nog overal aanwezig:
ik zie je lopen over straat
ik zwaai je uit
ik hoor je thuiskomen
ik voel je handen
ik hoor je stem
ik geniet je lach
ik zie je vertrouwde gezicht
je gestalte.
Je bent nog overal aanwezig
bel je me nog?
kom je nog thuis?
houd je me nog vast?
Je bent nog overal aanwezig.
ik denk nog steeds voor jou
houd een plaatsje voor je vrij
overleg wat ik moet doen
praat met je
wil je straks vertellen over,
je bent nog overal aanwezig.
Je bent nog overal aanwezig:
ik zie je
hoor je
voel je
proef je
ruik je
overdag
droom je in de nacht.
Ik weet het: het is niet zo
ik houd mezelf voor de gek
want ik heb je koude lichaam gevoeld
je zien liggen in de kist
je ogen gesloten
je handen stil
mensen hebben me gecondoleerd
met het verlies om jou
we hebben je uit huis gedragen
afscheid genomen
uit handen gegeven
maar je bent nog overal aanwezig.
GA MAAR
De onheilstijding die ik hoorde
heeft mij tot op het bot verkild.
Ontredderd
zoek ik naar de woorden
voor zoveel wat ik zeggen wil.
Wreed
werd jij ons afgenomen,
onverwacht sloeg het noodlot toe.
Jouw leven zomaar afgebroken,
ruw en schijnbaar zonder doel.
Vol onbegrip zocht ik de plaats
vanwaar je lichaam in het niets verdween.
Je wezen waarde zoekend rond,
alsof jijzelf ook nog niet wist waarheen.
Ik voelde hoe je ziel nog vocht
om allen die je liefhad los te laten
Je riep me.
Ik liet je in mijn wezen toe
en heb je troostend aan de eeuwigheid gelaten.
Ga maar, zei ik, ik zal er zijn voor hen,
die jij zo onverwacht moest achterlaten.
KOSTBAAR
In diepe dankbaarheid denk ik aan de nachten dat ik bij je waakte.
Een kostbaar wonder voltrok zich in de uren dat ik naast je zat.
Terwijl je lichaam zwakker werd en zwaar moest lijden,
zich voorbereidend op de dood,
zag ik hoe je diepste wezen wakker werd
en openbloeide naar een heelheid die dit bestaan te boven gaat.
Je kwam naar voren in je wezenlijke kracht
en onverwacht was daar die tedere ontmoeting,
een thuiskomst in elkaar
Die uren waren kostbare fragmenten van de Eeuwigheid.
We werden samen boven tijd en ruimte uitgetild
en wisten ons verbonden in een liefde,
die dieper gaat en sterker is, dan we ooit hadden gedacht.
Je bent nu uit dit leven weggenomen.
Jouw taak bij ons is afgerond.
Ik mis je, maar doorheen die pijn is er dat dankbaar weten:
'De liefde overwint
voorbij de grens blijft ons wezenlijk verbond'.
DOOD?
Dood?
Ben jij werkelijk dood, jij?
Niet te geloven, het kan niet en het zal niet!
In liefde kan jij niet doven:
vlam aan de kaars die wel opbrandt
maar niet uitgaat voorgoed.
Jouw adem gedronken, jouw woorden geademd,
het licht in jouw ogen gezien.
De armslag die ons op afstand hield,
ons verbond, weergaloos,
kracht van mijn rusten en opstaan.
Vergaat in de dood dan alles
wat jou zo de moeite waard maakte?
Voor mij ga je niet dood,
je blijft leven, in mij.
ZE KUNNEN NIET WETEN
Toen jij stierf
is de wereld gewoon doorgegaan met draaien.
Het werd nacht en ook weer morgen.
Er was lawaai en stilte
en ook om ons heen maakte het leven-van-alledag
evenveel lawaai als anders.
Alleen, bij ons kwam dat harder aan dan normaal.
Wat deed het pijn te zien en te horen
dat alles gewoon doorging toen jij gestorven was.
Wreed en onverschillig, genadeloos en onbarmhartig was het
en elke indruk stak dieper, deed meer pijn.
Neen, ze kunnen niet weten wat wij nu voelen:
die steken pijn van afgesneden-zijn en nooit meer samen
Ach, niets zal meer hetzelfde zijn zonder jou.
EEN WITTE ROOS
Adem houdt op, warmte wordt kilte,
diepe kilte als van dood en lachen wordt stilte,
echo van vragen dat geen antwoord vindt.
Maar een mensennaam kan niet vergaan,
niet verzinken in oneindig niets.
Jouw naam heeft klank en toon gezet
van hoe de jouwen verdergaan.
In gemis, maar ook in vertrouwen
dat leven léven wordt als er maar genoten wordt,
gevochten en geknokt, geliefd en gelachen.
Zo wordt jouw naam een witte roos aan ons hart,
bloeiend voor altijd, geurig en welriekend,
maar ook doornig stekend,
want jij bent er niet als wij jou roepen;
en ons zoeken zal nooit vinden worden,
geen samen lachen en geen raken meer.
Maar in de stilte zul jij bloeien aan ons hart
als schitterende herinnering, levend, tegen alle weerwil in.
Neen, vergeten zullen wij jou niet.
Wees gerust, rust maar zacht rust in vrede.
Welkom
Zover wij konden, zijn wij met je meegegaan,
de laatste fase moest je alleen doorstaan.
Moeder, je was een schat voor ons allen,
je te moeten missen, zal ons zwaar vallen.
Heel trots zijn wij, zo een moeder te hebben gehad,
je blijft altijd bij ons, diep in ons hart.
Rust in vrede, moeder, rust zacht,
ga naar de plek waar God je wacht.
Je bent er welkom, Hij zal je met vreugde omarmen
en jou voor altijd met zijn liefde verwarmen.
GEMENGDE GEVOELENS
Heen en weer geslingerd
tussen boosheid en schuldgevoel,
blijven wij achter, verdrietig
en met veel vragen.
Onze kansen met jou zijn voorgoed verkeken,
het waarom van jouw weggaan nooit uitgelegd.
Ons hart zit vol gemengde gevoelens.
Misschien dat wij op een goede dag
mogen begrijpen,
misschien zullen we onze adem hervinden,
onze blik verruimen, ons leven hernemen
in de troostende gedachte
dat jij vrede hebt gevonden.
Misschien dat we eens het verband zullen zien
en jouw plaats daarin.
Ook nu ben je niet weg te denken,
niet te vergeten, door niets en niemand
Moge je eindelijk thuisgekomen zijn bij je diepste zelf,
in vrede zijn met je diepste zelf.
Gestorven
Ze zeggen dat je gestorven bent,
en dat is ook zo
Je handen hebben de onze
en de dingen om je heen losgelaten.
Je kijkt niet meer door het raam
naar het weer van vandaag.
Je luistert niet langer
als ergens een deur opengaat
en je zegt niet meer: Kom binnen.
Je zegt de woorden niet meer die je
- met jouw stem en jouw ogen -vroeger altijd zei.
Het is stil geworden om je heen.
Maar toch horen wij je nog spreken
en zien wij met gesloten ogen wat je deed,
toen je nog gaande en staande bij ons was.
Nee, je zou pas echt dood zijn,
als wij je konden vergeten
en als je, weggewist uit ons geheugen,
ons niet meer bij zou staan
met raad en daad van toen.
Dat dóe je dus nog
als we over jou verhalen vertellen:
hoe je het leven en de mensen zag
en wat je doen zou als je voor de vragen stond
waar wij voor komen staan.
Nee, alles is nog niet voorbij,
je leeft nog in onze verhalen over jou.
Onze handen kunnen je niet meer vasthouden,
maar wel onze woorden en de ogen van ons hart.
En daar zul je leven tot eens alles is volbracht
in een nieuwe hemel en aarde.
Ga maar in vrede
Ga maar in vrede
Je leven hier op aarde is voltooid,
je hebt geleerd wat je hier leren mocht,
je hebt gegeven wat je van binnenuit te geven had.
Nu mag je in vrede het nieuwe leven binnengaan.
Ga maar in vrede.
Je hebt geleden en gestreden,
je hebt gegeven en ontvangen,
je hebt liefgehad en losgelaten,
je hebt de vreugde gekend en het verdriet.
En door dat alles werd jij de mens die je geworden bent.
Ga maar in vrede.
Je hebt een stille winst behaald
op wat je hier, op aarde, te doorleven kreeg.
Je bent gegroeid door stormen heen, je bent gerijpt
en wij, wij lazen de wijsheid die in jou rijpen mocht
aan je ogen, aan je woorden af.
Ga maar in vrede.
Je hebt niet voor niets geleefd
en daarom mag je nu het Licht van de vrede zelf aanschouwen.
Je zult herschapen worden door de Liefde zelf,
je zult je eindelijk thuis, geborgen weten.
Ga maar in vrede.
Stille groet
Jij die mij voorgegaan bent,
jij die uit je lichaam stapte
om die nieuwe wereld in te gaan,
jij die met warmte en met liefde
werd bekleed,
jij die weet,
wat voor ons nog verborgen is,
jij die zien mag, van aangezicht
tot aangezicht,
jij in wie
het verborgen licht begon
te stralen en te schitteren,
zodat je een lichtwezen werd,
laat Gods vrede je omhullen mogen.
Moge mijn blijvende liefde je ook daar vergezellen.
Ik weet jou zo dichtbij
Ik weet jou zó dichtbij, vlákbij.
Toch ben je niet meer hier, op deze aarde.
Ik weet:
al ben je heengegaan, een nieuwe wereld binnen,
met je liefde blijf je mij omringen
en geef je me in stilte kracht
om een nieuwe weg te vinden,
een weg alleen, zonder jou.
Je bent gegaan, je bent niet langer hier,
en toch ben je op een nieuwe, een ándere manier er wél,
dichtbij, haast tastbaar dichtbij.
Ik kan het niet bevatten,
maar tegelijk weet ik:
het is waar, je bent er niet meer en toch zorg je nu
op een andere, een nieuwe manier,
liefdevoller dan ooit voor mij.
NOG ZO GRAAG
Ik had je zo graag nog willen bereiken.
Nog willen vragen: 'Was het goed zo . . .?'
Ik had je nog graag willen spreken.
Al was het maar eenmaal.
Maar misschien was het gescheiden zijn
dan nog zwaarder geworden.
Ik had je zo graag nog eens willen spreken.
Nog willen vragen:
'Heb je gezien dat die er was en die ook?
Heb je al die mensen gezien?
Allemaal voor jou?'
Ik wist niet dat je zoveel mensen kende.
Ik wist niet dat zoveel mensen om jou gaven.
Ik heb zo gehoopt dat je ons nog zag,
en al die bloemen en tekeningen.
Ik heb zo gehoopt dat je het gehoord hebt:
de liederen, de woorden en de muziek.
Ik zou je nog willen danken
voor die laatste dagen dat je bij ons was.
Een ander kan het haast niet geloven:
toch heel mooie dagen met zoveel liefde.
En vooral dagen om niet te vergeten.
Ik heb gevoeld:
'Ja, jij was er wel,
je was zo dichtbij. Je bent niet weg...'
Toch ben je verder gereisd, verder dan de horizon,
naar een onzichtbaar land, een stad van licht.
Het huis van je lichaam
Het huis van je lichaam
zal hier niet meer gezien worden.
Je ogen zullen ons niet meer aankijken.
Mag je nu gezien worden door de Eeuwige,
die ook ziet wat wij niet zagen.
Je oren zullen ons niet meer horen.
Mag je nu gehoord worden door de Eeuwige,
die beter hoort dan wij onszelf kunnen horen.
Je mond zal niet meer spreken.
Mag het verhaal van je hart,
wat je het meest bezielde,
door ons worden doorverteld.
Je handen zullen ons niet meer aanraken.
Mogen ze vrede vinden.
Mag je gedragen worden op de handen van de Eeuwige,
die je verwacht.
Je voeten hebben sporen nagelaten.
Je hebt jouw eigen indruk op ons gemaakt.
Mogen wij de weg verder kunnen gaan die onze weg is.
Het huis van je lichaam zal hier niet meer gezien worden.
Je kracht, je bezieling, sluiten we in ons hart.
Je naam sluiten we niet uit,
maar krijgt een plaats in ons herinneren.
Zonder jou
De wereld is wonderlijk leeg zonder jou.
Er staat maar zo weinig meer in.
De hemel is aldoor zo hinderlijk blauw.
Waarom? Wat heeft het voor zin?
De merel zit zachtjes te zingen in 't groen,
voor mij hoeft ie heus zo z'n best niet te doen.
De wereld kon vol geluk zijn,
maar nou:
leeg, zonder jou.
Dat zonder jou nog een lente bestaat
met ooievaars en met bloemen,
dat er een meidoorn in bruidstooi staat,
is zonder meer tactloos te noemen.
En wat is het nut van een lindelaan,
als wij er samen niet langs kunnen gaan?
Langs alle heggetjes bloeit wilde roos,
nutteloos, zinneloos.
IK ZAL ALTIJD AAN JE DENKEN
Altijd zal ik aan je denken,
Zoals je was in de herfst van je leven.
Als ik in dit jaargetijde naar de bomen kijk
Geven de verschillende kleuren aan hoe jij was.
Het rode van de bladeren staat voor de warmte
En de liefde, die je ons steeds gegeven hebt.
Het gele weerspiegelt de zon van je goedheid
En het licht van jouw blijheid en vrolijkheid.
En het bruine doet me denken aan jouw oude dag.
Hoe je getaand en gerimpeld was door de jaren,
maar nog altijd taai en sterk. Nog altijd vol leven.
Met je sterke stam stond je stevig geworteld.
Voor ons een teken van vastigheid en venwicht.
Maar we zien ook het groen. Kleur van het leven.
Kleur van de hoop. Van een nieuwe lente.
In die hoop blijven we aan jou denken:
Dat jouw kleuren nu nog mooier zijn geworden
In het licht van Gods hemelse glorie.
Blijvend in mijn hart
Soms ontmoet je iemand in je leven
die je het gevoel geeft:
hier ben ik veilig, hier mag ik mezelf zijn.
Een blik, een knipoog, een hand zeggen genoeg.
Zo iemand hoort bij je leven.
Je denkt dat dat altijd zo zal blijven,
dan komt de dood in je leven.
Toen je stierf is de wereld doorgegaan met draaien.
Het werd nacht en ook weer morgen.
Er was lawaai en stilte.
Wat deed het pijn te zien en te horen
dat alles gewoon doorging, toen jij gestorven was.
Wreed en onverschillig was het
en elke indruk stak dieper, deed meer pijn.
We zeggen veel te gauw: "Het is voorbij".
Hij heeft alleen je lichaam weggenomen,
niet wie je was en ook niet wat je zei.
Nu je mijn handen niet meer aan kunt raken,
raak je mijn hart nog duidelijker aan.
Mens toch
Er is geen tweede zoals jij,
uniek, enig in je soort,
gans oorspronkelijk en onherhaalbaar.
Je gelooft het niet,
maar er is geen tweede zoals jij,
in de eeuwen der eeuwen.
Wanneer je van iemand houdt,
dan is die iemand
geen gewoon mens meer,
dan pas merk je hoe uniek hij is,
hoe boeiend en vol verrassingen!
Je wordt er zelf anders door!
Dan kun je zeggen:
Voor mij hoef je niet volmaakt
te zijn en zonder gebreken,
want ik hou van je.
Ons vooruit gevlogen.
Onze ogen hielden je vast,
zolang het kon,
Zolang we je konden volgen,
waren we bij je met hart en ziel.
Nu ben je ons voorbij
en kunnen we niet langer met je mee,
niet door lief en niet door leed,
zoals dat in het leven ging.
Je lichaam is er nog,
het ligt daar stil en koud,
niet meer bezield
en tot niets meer in staat.
Je bent niet langer wie je was,
je levensgeest is geweken,
uitgeweken naar daar
waar wij niet kunnen komen,
Ons vooruit gevlogen,
God weet alleen waarheen.
Met ogen toe en oren doof
kun jij ook niet meer met ons leven.
Dus het is goed zo.
We laten je gaan, al is het in tranen
en met pijn in ons hart.
We zullen je niet meer zien
en niet meer horen.
Jouw warme stem klinkt elders.
Misschien kun jij een goed woordje doen
. . . , wat ons rest zijn de verhalen,
waarin jij voor ons tot leven komt.
IN MEMORIAM VOOR EEN VRIEND (van Nel Benschop)
Rust nu maar uit, je hebt je strijd gestreden;
je hebt het als een moedig mens gedaan.
Wie kan begrijpen, wat je hebt geleden?
en wie kan voelen, wat je hebt doorstaan?
Rust nu maar uit, je taak is afgekomen;
vandaag heeft God de kroon op 't werk gezet
dat je eenmaal in zijn kracht hebt ondernomen.
De zin is af, God heeft een punt gezet.
Maar het valt ons moelijk om te zin te vatten
van het zwijgen van je laatste harteklop.
Misschien alleen maar dit: de afgematte
en moede mens is nu gaan rusten op zijn hemeltop.
Je zult er altijd zijn
Nu ik jouw voetstap niet meer horen zal,
op straat of binnenshuis,
nu ik jouw handdruk niet meer voelen kan
in goede en in kwade dagen,
nu ik jouw stem niet meer versta
opbeurend of vermanend,
nu ik jou niet meer strelen kan,
weet ik toch dat jij er nog bent,
omdat ik jouw geschiedenis in mij verder draag.
Nu jij niet meer bij ons bent,
blijft toch de herinnering aan jouw nabijheid,
nu jij hier zelf niet meer kunt zijn
blijft ons toch nog het vinden van jouw werk en woorden,
nu jij niet meer in ons midden bent,
blijft jouw gestalte ons toch nabij,
nu jij er niet meer bent om mee te praten
blijven wij praten over wie jij was
en wat je betekende voor ieder van ons.
Nu wij vandaag bij jouw graf zullen staan,
harten geschokt, niet wetend hoe verder,
troost zoekend en gevend aan elkaar,
zullen wij met vreemd-lege handen staan
om de draad op te nemen die jij ons spon,
om samen verder te gaan op het pad
waarop jij met ons opgetrokken bent.
Nu wij zonder jou verder moeten
weten we toch dat jij er nooit niet zult zijn.
Als een vogel in de wind
Als een vogel in de wind
ben je je eigen weg gegaan
Als een vogel op het nest
heb je je gezin beschermd
Als een vogel die zaad morst
zo liet je iedereen meedelen
Als een jonge vogel
zo breekbaar was je
Je was geen vogel in een kooi
zo hield je van het leven
Als een vogel in de wind
ben je van ons weggevlogen
Waar zal je zijn?Kris Gelaude
Waar zal je zijn?
In het geheim van de sterren waar we samen naar kijken
of misschien in het lied van de wind?
En als het lente wordt
in die kwetsbare tint van een kortstondige bloesem?
Waar zal je zijn,
als we zwijgzaam van verdriet,
opnieuw je voetstappen horen
en hoe je zachtjes de deur sluit zoals gewoonlijk?
En toch, wij vinden je niet.
We zullen je, net als voorheen, bij je naam blijven noemen.
Alleen wat zachter; hoewel stilte zelden zo hard valt.
De dingen staan roerloos
en jouw plaats aan tafel bleef nimmer zo leeg.
Maar geef een teken.
Knipoog of leg een hand op een schouder;
wanneer je een ogenblik met ons meeloopt.
Zo ver kan je nooit van ons weggaan
dat er geen glimp van jou meer zou zijn.
Want dood is niet het laatste.
De liefde is sterker:
Maar weet je, ze geeft soms ook zoveel verdriet.
Buitengewoon Jan-Frans Lindemans
Zal het ooit wennen,
jouw stem niet meer te horen?
Zoveel hadden wij elkaar nog te vertellen.
Zoveel wou ik je nog vragen.
Het antwoord heet nu stilte.
Zal het ooit wennen,
jouw gezelschap te missen?
Zo leeg die plaats aan tafel.
Zozeer mis ik die gulle lach.
De wijn smaakt nu niet meer.
Zal het ooit wennen,
jouw warmte niet meer te voelen?
Zo geruststellend, jouw levensadem.
Zoveel wou ik nog van je houden.
Nu is er alleen nog die kilte.
Zal het ooit wennen,
jouw naam niet meer te noemen?
Zo vertrouwd, zo innig eigen.
Zo wou ik je nog roepen.
Jouw naam klinkt nu als een echo.
Het zal wel wennen, zeggen mensen;
de tijd heelt, zeggen zij goedbedoeld.
Maar ik wil niet vergeten,
ik wil het niet gewoon worden.
Jij was onvergetelijk, buitengewoon.
Als ik de tijd kon keren..
Als ik de tijd kon keren,
Zou ik dat doen..
Dan zou ik je helpen.. en met je praten..
Ik zou je knuffelen en liefde geven..
Alle liefde die je nodig hebt..
En dan.. ooit.. op een dag..
Wil je niet nog eens bij ons weg..
Als ik de tijd kon keren
Zou ik dat doen
Ik zou met je lachen en met je huilen
Leuke dingen moet je doen..
En dan.. ooit.. op een dag..
Wil je niet nog eens bij ons weg...
Als ik de tijd kon keren..
Zou ik dat doen....
Dan kon je me van alles leren...
En me beschermen....
En dan.. ooit.. op een dag..
Wil je niet nog eens bij ons weg..
Als ik de tijd kon keren..
Zou ik dat doen..
Ik zou van alles aan je vragen..
En antwoord krijgen op al die vragen ..
En dan.. ooit.. op een dag..
Wil je niet nog eens bij ons weg!
Alles verdwijnt in herinneringen
Je ogen
ze fonkelen niet meer
huilen niet meer
ze zijn voorgoed gesloten.
Je laatste traan is opgedroogd.
Je mond
vertelt niet meer
lacht niet meer.
Je laatste woord klinkt nog na in ons geheugen.
Je handen
ze strelen niet meer
smeken niet meer.
Je strijd is gestreden.
Je hart
het klopt niet meer
geeft geen liefde meer
Hartverscheurend is de leegte die je achterlaat.
Alles verdwijnt in herinneringen
Dat is het enige wat ons van jou nog rest.
Het enige,
maar het eeuwige.
Het eeuwige,
geborgen in de grenzeloze liefde van onze Schepper.
Als we elkaar weer ontmoeten
zullen we je zo herkennen,
aan onze herinneringen
Wat is het leeg zonder jou . . .
Wat is het leeg om me heen
nu jij er niet meer bent.
Wat is het stil
nu ik je niet meer hoor.
Wat is het donker
nu ik je niet meer zie.
O, we zullen heus wel weer verder leven
we zullen weer slapen en opstaan.
We zullen heus wel weer bezig zijn en werken
en doen wat we moeten doen:
maar o, wat is het leeg zonder jou.
O, we zullen heus wel weer uitgaan en feesten
elkaar laten lachen en genieten.
We zullen heus wel weer sporten
en samen een pilsje drinken:
maar o, wat is het leeg zonder jou.
O, we zullen heus wel weer beminnen
en liefhebben en kinderen krijgen.
We zullen heus wel weer trots op ze zijn
en ze vertellen over toen:
maar o, wat is het leeg zonder jou.
0, we zullen heus wel weer ruzie maken
en van mening verschillen met elkaar.
We zullen heus wel weer eens
kwaad worden op elkaar en schelden:
maar o, wat is het leeg zonder jou.
O, we zullen heus wel weer tv-kijken
en vakantie houden en over de wereld reizen.
We zullen heus wel weer eens lezen
en genieten van de natuur:
maar o, wat is het leeg zonder jou.
Want met jou was het anders
met jou was het zo vertrouwd
zo gewoon, zo vanzelfsprekend.
Met jou leken we wel meer te leven.
Nu zonder jou is alles zo anders:
ik mis je zo!
Je ogen zijn gesloten.
Je ogen straalden vriendelijk
je gezicht vertoonde vaak een lach
vertelden hoe je in het leven stond
maar in je ogen lag ook verdriet pijn en strijd
omdat het leven zijn ogen daar niet voor sluit.
Nu jij je ogen hebt gesloten
draag je dat verborgen voor onze ogen,
bij je opgesloten in jou
neem je dat mee in de dood
Nu je ogen zijn gesloten
openen wij onze ogen voor jou
herkennen je in onze gedachten
we zien je ogen, je gezicht
en herinneren ons de goede dagen,
je liefde, je geluk.
We sluiten onze ogen en zien je
herinneren ons het goede van jou
want daar willen wij onze leven lang
oog voor blijven houden
nu jij je ogen hebt gesloten.
"Zo uniek ..."
Jij met je talenten, je kwaliteiten, je vele mogelijkheden:
jij was zo uniek, zo bijzonder.
Je had zoveel levenslust, zoveel toekomst,
je was zo enthousiast, zo sprankelend:
het kon niet stuk.
Je vlinderde door het leven, ontpopte je, kreeg kleur,
liet je sporen na en mensen keken jou na:
met bewondering, met respect,
want je was zo uniek, zo bijzonder.
Je vlinderde door het leven,
sloeg, onbegrensd door tijd en ruimte, je vleugels uit,
groeide, bloeide, gaf kleur,
aan je leven, aan ons leven, aan onze wereld
want je was zo uniek, zo bijzonder.
Zo iets, zo iemand, kon toch niet stuk, mocht toch niet stuk?
Maar toen:
de vlinder verlamde,
je vleugels vielen stil, het spoor stopte,
tijd en ruimte werden begrensd
je vrijheid beknot, je talenten begraven in dood,
gevangen in einde,
jij, die zo uniek was, zo bijzonder.
En wij?
Wij blijven verlamd achter, kruipen terug in ons zelf,
spinnen ons in in een cocon van leegte,
omdat jij uit ons leven verdween.
Wij willen je niet vergeten, wij willen je blijven zien
als onze vlinder, onze unieke, bijzondere.. .
Daarom:
verbreek onze cocon van verdriet kleur onze herinneringen,
plant je sporen in ons opdat we de toekomst tegemoet durven gaan
verlamd en kwetsbaar, maar wel in herinnering aan jou
want je blijft zo uniek, zo bijzonder.
Niet meer bij ons (Marinus van den Berg)
Je bent niet meer bij ons: niet meer in ons huis.
Niet meer aan onze tafel. Niet meer op je kamer.
Het is vaak zo vreemd-stil. Ieder van ons met zichzelf.
Met eigen gedachten. Met eigen gevoelens.
Je bent niet meer bij ons. Je bent nog meer bij ons.
Je afwezigheid doet je meer aanwezig zijn.
Pijnlijk af en aanwezig tegelijk.
Je stem horen we nog. Je hartelijke lach.
Je vol-zijn van de toekomst. Je enthousiaste plannen.
Je bent weg, maar ook niet.
Je leven kan toch niet voor niets zijn geweest.
Vervluchtigd als waterdamp.
Wie jij was, hoe jij in het leven stond, is onvergetelijk.
Jouw warmte en jouw liefde voor het leven,
raken ons hart, dat zo'n zeer doet.
Jouw warmte zal op een dag onze wonden genezen,
als we door de doolhof van ons verdriet zijn heengegaan.
Jouw liefde zal vruchtbaar worden in ons leven,
al weten we nog niet hoe.
Jouw naam blijft klinken in ons hart,
in onze verhalen, in onze stilte.
"Je leefde met ons mee…"
Jij was iemand
die met ons meeleefde,
Je luisterde,
kende ons,
Je was er gewoon.
Je kende ons verdriet,
huilde met ons mee,
Je was verdrietig
als wij verdrietig waren.
Je kende onze vreugde,
lachte met ons,
Jij was blij
als wij blij waren.
Jij leefde met ons mee, Bij jou konden we terecht:
Als wij je nodig hadden,
was je er,
Luisterde je,
hielp je ons uit de zorgen.
En als we dachten
het wordt voor jou te veel,
Zei je toch:
ik ben er,
ik zal er zijn. Maar nu,
Nu ben jij er niet meer,
We zullen je zo missen.
Maar jouw kracht zullen we
Voor altijd in ons meedragen
Bedankt dat je er voor ons was
Het is nog niet te begrijpen (Marinus van den Berg)
het is nog niet te begrijpen
je stem niet meer te zullen horen
jou niet meer naast me te vinden
bij 't wakker worden
je gezicht niet meer te zullen zien
het is nog niet te begrijpen
en als anderen alweer doorleven
als bijna niemand nog je naam noemt
zal ik jouw stem nog horen in mij
zal ik naar je verlangen
bij 't wakker worden van mijn verdriet
het is nog niet te begrijpen
afscheid van jou te moeten nemen
het klinkt zo koud en onherroepelijk
je zult altijd bij me blijven
niet mijn verdriet koesterend
zal ik jou een warme plek geven diep in mij
jij was mijn geborgenheid, mijn tegenwicht
de intens levende, de storm soms, maar ook de luwte
geleefd heb jij tot het einde toe
en je leeft nog...
Zeven miljard mensen en jij
Zeven miljard mensen op deze aarde, zeven miljard schakels
onzichtbaar met elkaar verbonden, een onmeetbare ketting
zeven miljard overal op deze aarde.
Steeds weer vallen er schakels weg
steeds weer breekt de ketting, maar ik merk het niet.
Het gaat langs me heen, zoveel onbekende schakels.
Maar toen jij wegviel, toen de schakel tussen jou en mij brak
toen brak de ketting ook voor mij.
Want met jou was ik verbonden, door jou kwam ik tot leven
naast jou stond ik in het leven, met jou wilde ik leven.
Zeven miljard mensen, zeven miljard onbekenden
maar jou kende ik!
Wat hadden wij het goed samen
wat hebben we veel beleefd samen.
Jij, zo'n hechte schakel in mijn leven
jij, zo uniek als je was, jij, zoveel liefs als je gaf:
wat was ik blij met jou,
wat was ik gelukkig dat jij bij mij hoorde!
Jij en ik, zo met elkaar verbonden.
We lachten samen, we huilden samen,
we deelden samen, we streden samen
we feestten samen.
Tussen zeven miljard mensen gaven we elkaar een thuis.
Maar nu nu ben jij degene die ik mis
tussen zeven miljard mensen.
Jij, zo ver weg, ik, zo alleen.
De tranen in mijn ogen, de pijn in mijn hart
de leegte in mijn huis: jij begrijpt het vast en zeker.
Jij was de schakel die mij met het leven verbond.
Zeven miljard mensen en jij bent er niet meer.
Maar ik geloof dat schakels hecht verbonden hier
niet verbroken worden door de dood.
Jij blijft toch met mij verbonden en ik met jou.
Dat wil ik, dat voel ik, dat geloof ik.
Lieve
Wij raakten jouw handen aan:
ze hebben hard gewerkt in dit leven.
Ze hebben voor ons gezorgd, zich liefdevol over ons ontfermd
als een vrouw/moeder/oma waarop wij konden terugvallen
wanneer het leven zowel goed als zwaar was.
Jouw handen mogen nu gaan rusten,
jouw taak is voltooid.
Wij danken jou hiervoor.
Wij raakten jouw ogen aan:
ze hebben gezien wat goed was en écht.
Ze hebben ons geleerd niet alleen onze eigen behoeftes te zien,
maar ook die van een ander.
Ze hebben ons geleerd hoe wij zelf tegen dit leven aan konden kijken.
Wij danken jou hiervoor.
Wij raakten jouw oren aan:
ze hebben de stem van het leven gehoor gegeven.
Ze hebben ons geleerd hoe te luisteren
en hoe wij het waardevolle kunnen verstaan
in het omgaan met onze medemens.
Wij danken jou hiervoor.
Wij raakten jouw mond aan:
het heeft liefdevol en wijs tot ons gesproken.
Jouw woorden houden wij bij ons in ons hart,
als gedachtenis aan de waarheid die je gesproken hebt.
Wij danken jou hiervoor.
Wij raakten jouw voeten aan:
ze hebben rechtop in het leven gestaan,
al was dit niet altijd gemakkelijk.
Ze hebben je gedragen op jouw levensweg tot het einde toe.
Ze zijn met ons meegelopen op onze wegen, als steun en troost.
Wij danken jou hiervoor.
Wij danken jou voor alles wat je aan ons gegeven hebt.
Dit blijft in onze herinnering.
Dank je voor die jaren
"Kijk", zei jij.
"Geen enkel grassprietje is als de andere.
Waardeer alles, want het keert nooit weer."
En ik heb het onthouden.
De jaren die jij ons hebt geschonken
vormen een deel van mij.
Als ik nieuwe dingen dacht, maakte of deed,
lagen die geworteld in wat jij mij hebt geleerd.
Dank je voor die jaren.
Dank je dat je mij hebt verteld
wat ik in mijn hart al wist,
maar kalm, helder en positief.
Zodat ik van daaruit verder kon gaan.
Veilig in jouw armen vond ik
de maan en de sterren,
het zonlicht en de regen,
het vogelengezang en het zuchten der bladeren.
Jouw handen hielden de mijne vast
tot ik alleen kon lopen.
Jij leerde mij vrijheid
en toen de tijd was aangebroken liet je mij gaan.
Dank je voor alles wat je hebt gegeven.
De geschenken van het leven,
de liefde en het gelach
Dank je voor al die jaren die jij er voor mij was.
Voor elke keer.
Voor elk moment waarop je mij hebt blij gemaakt,
voor elk verdriet waarvan je mij hebt vrijgemaakt,
voor elke keer dat jij bij mij vertrouwen zocht,
voor elke schakel die ons nauwer binden mocht,
voor al je goedheid die ik ondervinden mocht,
zeg ik je dank, zeg ik je dank!
Voor elk lief woord dat zacht over je lippen kwam,
voor al het kwaad dat jij mij uit het hart ontnam,
voor elke gunst waarvoor je stil gebeden hebt,
voor elke pijn die jij voor mij vermeden hebt,
zeg ik je dank, zeg ik je dank!
Ik heb je lief voor al wat je vergeven hebt,
voor elke dag die jij aan mij gegeven hebt,
voor elke blijk van trouw en van genegenheid,
voor elk geheim, geheiligd door verzwegenheid
zeg ik je dank, zeg ik je dank!