Gebeden op het feest van Christus Koning
Inleiding:
Het is vandaag de laatste zondag van
het kerkelijk jaar
en daar staat al vele jaren het feest van Christus Koning.
Eigenlijk een heel vreemd en merkwaardig feest,
waar we tegenwoordig eigenlijk niet goed raad mee weten.
Maar het heeft te maken met een toekomstvisioen:
een visioen dat Jezus zijn werk op aarde komt voltooien,
dat alle mensen dan geloven in zijn blijde boodschap
en eensgezind zijn weg ten leven gaan.
Als we een beetje realistisch zijn. zullen we beseffen
dat wij die voltooiing echt niet mee zullen maken.
Dat zal iets zijn van een heel lange adem.
Maar dat visioen moet ons wel inspireren om ons in te zetten
om Jezus idealen beetje bij beetje waar te maken in ons eigen leven.
Daar willen we in deze viering ook even over nadenken.
Openingsgebed
God, wij geloven in U, maar U bent zo ongrijpbaar ver weg,
en toch wilt U dat wij U ontdekken midden in onze mensenwereld,
niet in het grote en machtige, maar in het kleine en zwakke,
niet waar mensen elkaar harteloos voorbijlopen,
maar waar zij in liefdevolle zorg omzien naar elkaar.
God, wees herkenbaar aanwezig in ons midden
zoals U tegenwoordig was in Jezus, uw gezondene,
in zijn grandioze dienstbaarheid. Mogen wij op Hem gelijken, vandaag en
alle dagen. Amen.
Gebed over de gaven:
God, die ons nabij wil zijn in brood en
wijn,
de tekenen van Jezus' liefde en trouw.
Mogen deze gaven voor ons een bron van kracht zijn
om ook zijn weg van dienstbaarheid te gaan
elke dag van ons leven,
dat wij juist als hij de kant kiezen van zwakke en gekwetste
medemensen. Dat vragen wij U voor vandaag en alle dagen. Amen
Slotgebed
God, klein en zwak in mensen, in ons hier samen.
Help ons te bouwen aan uw rijk op aarde,
uw rijk van waarheid, van licht, van liefde,
uw rijk waarin plaats is voor kleine en onaanzienlijke mensen,
voor arme, hongerige en dorstige mensen,
voor zieke, verdrietige en lijdende mensen.
Geef dat wij hen allen welkom heten in ons bestaan,
en met hun welzijn begaan zijn, naar het voorbeeld van Jezus Christus,
die dienaar van mensen bij uitstek,
voor vandaag en alle dagen. Amen
Voorbede:
Wij bidden voor de groten der aarde,
voor allen die met gezag en macht zijn bekleed,
voor koningen en presidenten, voor generaals en politici:
dat zij hun machtspositie niet misbruiken voor eigen voordeel
maar in alle eerlijkheid dienstbaar zijn aan hun onderdanen
en steeds bedacht zijn op hun welzijn.
Wij bidden voor de voorgangers en leiders in de kerken,
voor heel de geloofsgemeenschap, dichtbij en veraf,
dat ze niet éigen waardigheid zoeken maar die van elkaar,
dat zij niet zichzelf proberen te redden maar de wereld,
dat zij saamhorigheid en dienstbetoon beoefenen over alle grenzen heen.
Wij bidden voor de kleine man, zonder macht en gezag,
voor hen die een speelbal zijn in het grote machtsspel,
voor degenen die onderdrukt en uitgebuit worden door de machtigen,
voor de velen die geen kans hebben op een beter bestaan.
Dat ze toch groot mogen zijn in onderlinge dienstbaarheid
en zich samen inzetten voor een betere toekomst.
Wij bidden om een groot leger des heils,
om mensen die in het voetspoor van Jezus van Nazaret durven gaan,
gewone kleine mensen die de kant durven kiezen van de kleinen en
zwakken,
die groot zijn in hun meeleven en hulpvaardigheid,
om mensen die de moed niet verliezen bij het zien van alle kwaad
maar die doorgaan tot het bittere eind.
God, uw rijke komen, uw koninkrijk van vrede en liefde.
Moge het zichtbaar en tastbaar worden in ieder van ons,
in de zorg en aandacht die we geven aan medemensen,
dichtbij of veraf, voor vandaag en alle dagen,
tot in uw eeuwigheid. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij het feest van Christus Koning
Een vreemde koning
Een vreemde koning die wordt geboren in een stal en geen koninkrijk
wil, niet te geloven.
Een vreemde koning die niets geeft om eten en kleren en niet woont in
grote paleizen, niet te geloven.
Een vreemde koning die omgaat met zondaars en zwervers en zijn vijanden
lief heeft, niet te geloven.
Een vreemde koning die op een ezel de stad binnengaat en zich gevangen
laat nemen, niet te geloven.
Een vreemde koning die zich laat martelen en kronen met doornen,
niet te geloven.
Een vreemde koning die ons uitdaagt hem daarin te volgen,
niet te geloven.
Vreemde mensen die zo gek zijn dat te willen doen,
niet te geloven.
Zo is Christus koning (bij Lc. 23,35-43)
Bij leven al had hij zich laten dopen
door een gedroste priesterzoon
die met zijn gepreek in de woestijn
de wereld trachtte te verbeteren
Bij leven al ging hij vriendschappelijk om
met een corrupte ambtenaar
die geen centje pijn hoefde te lijden
ook al gaf hij de helft
van zijn vermogen aan de armen
en restitueerde hij vierdubbel
wat hij de mensen had afgeperst
Bij leven al had hij een publieke vrouw
laten begaan
toen ze hem de voeten zalfde
met een parfum
dat ze had gekregen van haar cliënten
Nu hij stervend aan het kruis hangt
belooft hij ook nog het paradijs
aan een moordenaar
Zo is Christus koning.
Koning... of koning?
Een koning is meestal een rijke meneer
met een kasteel of paleis als zijn huis.
Hij heeft veel knechten, wel honderd of meer,
een koning is ook vaak niet thuis.
Een koning is machtig, men doet wat hij zegt.
Beveelt hij: dan zwijgt iedereen.
Hij geeft zijn bevelen aan meester en knecht
en men doet wat hij vraagt ook meteen.
Een koning is rijk, hij heeft heel veel geld,
zijn eten en kleren zijn duur.
Zij worden door anderen voor hem besteld
en hij zit 's avonds fijn bij het vuur.
Maar Jezus, die wilde zo geen koning zijn, Hij wilde geen paleis of
groot huis.
Hij leed voor ons allen, voor groot en klein,
Hij stierf voor ons saam aan het kruis.
Dat onmogelijke rijk
Dat onmogelijke rijk
is niet van hier, niet van de groten,
niet van de goudgerande machtigen,
niet van hen die zetelen op geld.
In dat onmogelijke rijk
ligt de macht in handen van de armen,
wordt de gemartelde gekroond,
wordt geluisterd naar hen die vrede brengen,
wordt niet getwijfeld aan de goede trouw van hen
die vergeving schenken.
In dat onmogelijke rijk heerst alleen
DE LIEFDE
Drie levensvragen
De tsaar aller Russen bezat alles wat een mens zich maar wensen kon,
maar hij wist niet waarvoor hij leefde. Drie vragen kwelden hem: Wat
moet ik doen? Met welke mensen moet ik doen wat God van mij verlangt?
Wanneer moet ik dat doen?
Na alle wijzen, alle geleerden te hebben geraadpleegd, hoorde hij over
een boer, ergens ver weg, die hem misschien een bevredigend antwoord
zou kunnen geven. De tsaar ging meteen op reis en na vele weken kwam
hij op het land van de boer aan.
Deze keek nauwelijks op toen de tsaar zich tot hem richtte met zijn
vragen. De boer gaf geen antwoord maar ging door met ploegen. De tsaar
werd kwaad en zei: "Weet je wel tegen wie je spreekt? Ik ben de tsaar
aller Russen." Maar ook dit maakte geen indruk op de boer, die doorging
met zijn werk.
Plotseling kwam een zwaargewonde man het veld op gewankeld. Voor de
ploeg viel hij neer. De boer zei tegen de tsaar: "Help mij deze gewonde
naar mijn hut te dragen." "Ik zal je helpen," antwoordde de tsaar.
"Maar geef je me dan antwoord op mijn vragen?"
"Straks," zei de boer, en samen brachten zij de man naar de hut en
verbonden zijn wonden.
"Zeg je het me nu?" vroeg de tsaar."Je kunt naar huis," zei de boer.
"Je hebt de antwoorden gehad op je vragen: Wat moet ik doen? Wat op
mijn weg komt. Met wie moet ik het doen? Met degenen die aanwezig zijn.
Wanneer moet ik het doen? Op het moment dat het zich voordoet."
De man op een ezel
Hij was maar de man op een ezel, eenvoudig en zonder aanzien.
Zonder grote parade, zonder rode loper onder de voeten, zonder
lijfwachten.
Geen speciale veiligheidsmaatregelen, geen agenten, geen afzettingen en
geen geblokkeerde wegen.
Hij was maar de man op een ezel,
de koning der armen, de Messias van dienst.
Zonder troon, zonder triomfantelijke en plechtige ontvangst van de
overheid, zonder diplomatieke aanwezigheid.
Hij was maar de man op een ezel,
vol aandacht voor de minstbedeelden, vol zorg voor de uitgestotenen
en toch in het verzet tegen uitbuiting en onrechtvaardigheid.
Hij was maar de man op een ezel, de zachtste van alle mensen.
Hij reed op een zacht dier, de hardste stad van alle steden binnen.
Moeten wij dan ook die Man op de ezel in ons leven niet binnenlaten
en ons grondig veranderen als wij Zijn Naam willen dragen?
De karavaan
In een land waarvan de oppervlakte wel voor de helft uit woestijn
bestond, regeerde een trotse vorst. Hij woonde in een prachtig paleis
dat omgeven was door een luisterrijke tuin.
Op een dag kwam er een karavaan aan, geleid door een man die de wetten
kende van de woestijn én de harten van de mensen. Hij leidde de
karavaan de tuin van het paleis binnen.
Vertoornd omdat iemand met zijn kamelen zomaar de paleistuin
binnenkwam, vroeg de vorst met boze stem aan de leider van de karavaan:
"Zie je niet dat dit het paleis van de vorst is en niet een rustplaats
voor karavanen?"
De man antwoordde: "Ach zó! Ik dacht dat dit een tijdelijke
verblijfplaats voor karavanen was."
"Nee!" sprak de vorst op strenge toon.
Hierop zei de man: "Toch ben ik ervan overtuigd dat dit een rustplaats
voor karavanen is. Omdat je vader, je grootvader en al je voorvaderen
die in dit paleis hebben gewoond en geregeerd, hier nu niet meer zijn,
heb ik het gevoel dat iedereen hier tijdelijk woont en dan verder trekt
naar een andere wereld. Ook u zult op zekere dag uw reis voortzetten.
Heeft u daartoe reeds uw voorbereidingen getroffen?"
De vorst begreep de woorden van de karavaanleider.
Het werd hem onmiddellijk duidelijk dat deze wereld in werkelijkheid
niet anders is dan een tijdelijke verblijfplaats voor karavanen die
door de woestijn trekken.
De vorst deed afstand van zijn heerschappij over mensen en werd een
vorst van mensenzielen
terug naar de overweging