Vorige
week stond er in de krant een bericht dat enkele Nederlandse
europarlementariërs voorgesteld hadden om de Nederlandse ambassade in
het
Vaticaan op te heffen. Ze drongen er bij het kabinet op aan om het
Vaticaan niet langer als
onafhankelijke staat te beschouwen maar de Rooms Katholieke Kerk alleen
te zien als een van de wereldgodsdiensten. Ik
ben het helemaal eens met het standpunt van die europarlementariërs.
Het is
misschien een beetje vloeken in de kerk,' maar dat het hoofd van de
katholieke
kerk, de paus, ook staatshoofd is, ook al is het Vaticaan dan maar een
miniatuurstaatje, dat heeft niets te maken met de boodschap van het
evangelie. Dat
de organisatie van de kerk functioneert als een politieke macht, met
ambassadeurs
over en weer, is in mijn ogen nooit de
bedoeling geweest van de stichter van de kerk, Jezus van Nazaret.
Deze
politieke status van de kerk is een overblijfsel van de middeleeuwen,
een
situatie die al vroeg ontstaan is door de omstandigheid dat het Europa
van toen
politiek en maatschappelijk een chaos was en de kerkleiders, paus en
bisschoppen ongeveer de enigen waren die
nog gezag hadden. Nou, aan dat gezag hebben zij zich vastgeklampt en
het nooit
meer losgelaten.
En de middeleeuwse toestanden horen bij de zwarte bladzijden in
de geschiedenis van de kerk van Jezus Christus. Daarmee vergeleken is
er veel
ten goede veranderd. En niemand kan ontkennen dat de kerk met haar
diplomatieke
activiteiten best heeft bijgedragen aan vrede en gerechtigheid in de
wereld. Tegelijk
heeft die politieke invloed de kerk veel schade toegebracht en haar
geloofswaardigheid in diskrediet gebracht.
Het evangelie van vandaag
onderstreept heel treffend dat Jezus' boodschap over het koninkrijk van
God niets
maar dan ook helemaal niets te maken heeft met aardse koninkrijken, met
politieke macht. Jezus staat tegenover Pilatus: de machteloze tegenover
de
machtighebber. En dat beeld zou wat meer terug te vinden moeten zijn in
de kerk
van vandaag die nu drager is van Jezus'
boodschap. Ik denk dat je mag zeggen: wil de rooms katholieke kerk
toekomst
hebben, wil ze echt getuigenis afleggen van Jezus' idealen, dan moet
zij veel meer aan de kant van de
machtelozen gaan staan en niet heulen met de machthebbers, met de
politieke
machten. Dan moet die kerk ondubbelzinnig partij kiezen voor de armen
en de
onderdrukten in de wereld en niet zelf op de stoel van de machtigen
gaan
zitten. Kerkleiders zitten zich te vaak druk te maken over allerlei
regels en leerstellingen waar
ieder zich aan te houden heeft, maar die kerk weet niet te inspireren,
naar die
kerk wordt steeds minder geluisterd. Of condooms uitdelen in Afrika om
de
ziekte Aids te bestrijden wel of niet mag, of priesters wel of niet
mogen
trouwen, of vrouwen wel of niet priester kunnen worden, het zijn
discussiepunten in de kerk van vandaag, maar de meeste mensen hebben
daar geen
boodschap meer aan. Het zijn historisch gegroeide standpunten in de
kerk, maar
als zodanig hebben ze weinig of niets te maken met Jezus' boodschap. De
tekening
op de voorkant van het boekje, die komt uit Latijns Amerika, die geeft
heel
duidelijk aan wat voor soort koning Jezus was. Hij staat voor Pilatus,
de
machthebber, met zijn dubbelhartigheid
staat hij symbool voor alle macht in de wereld. Jezus is gebonden,
symbool voor
alle gevangenen van politieke,
economische of maatschappelijke machten en systemen. De banken op de
achtergrond onderstrepen de macht van het geld die juist in de wereld
van
vandaag zoveel slachtoffers maakt.
In zijn actieve leven heeft Jezus steeds
gekozen voor de underdog, voor de machteloze, de zieke, gehandicapte,
de
verschoppeling. Juist zoals zoveel machtelozen heeft hij het onderspit
moeten
delven tegenover de machthebbers die hem als een bedreiging zagen. Wil
de kerk
van nu echt recht doen aan Jezus' idealen, dan moet zij ervoor zorgen
dat zij
in de wereld van vandaag, niet aan de kant van de machthebbers staat,
dat zij
ook alle schijn vermijdt aan die kant te staan. Onze kerk is pas echt
de kerk
van Jezus als zij aan de kant van de machtelozen
staat en dat ook op alle gebied
duidelijk maakt. Maar laten we wel bedenken: dat geldt niet alleen voor
de
kerkorganisatie, voor de kerkleiders, maar evenzeer voor ieder van ons,
als we
onszelf tenminste willen zien als christenen, als volgelingen en
getuigen van
die Jezus van Nazaret.
We spreken van een koninklijk paleis, de koninklijke familie,
die hebben koninklijke waardigheid, we spreken ze aan met koninklijke
hoogheid.
En zo zijn er nog wel meer koninklijke dingen aan te geven.
En bij koninklijk denken we toch aan iets voornaams, verhevens,
iets dat met aanzien en macht te maken heeft.
Dat zijn termen en begrippen uit onze gewone belevingswereld.
Maar in die wereld past beslist geen Christus Koning.
Die titel is totaal misplaatst als we denken aan aardse koningen
met hun koninklijke macht en waardigheid.
Als we spreken over Christus Koning dan zitten we in een hele andere
denkwereld, totaal wereldvreemd, maar bij wat nadenken misschien toch
wel te vatten.
Kijken we even naar het evangelie van vandaag.
Het beschrijft de laatste uren van Jezus, aan het kruis,
een afschuwelijke lijdensweg, een pijnlijk verstikkingsproces,
nog verergerd doordat hij bespot wordt door de omstanders.
Maar bij deze scene de titel Christus Koning gebruiken
lijkt wel de grootste bespotting die denkbaar is.
En toch typeert deze tekst heel zuiver die Christus Koning,
niet volgens onze gewone ideeën, maar volgens het evangelie.
Niet als zodanig die man die daar hangt te lijden,
niet als de man die daar bespot wordt, zelfs door een lotgenoot
maar zoals hij zich uitsprak tot die andere lotgenoot,
die we meestal de goede moordenaar noemen,
je zou kunnen zeggen: een slecht mens met toch iets goeds in zich,
geldt dat trouwens niet voor alle mensen, alle misdadigers
die we het etiket slecht opplakken.
Als u koning bent, redt u zelf, wordt er treiterend geroepen.
Nee, hij redt niet zichzelf, maar wel die goede moordenaar
die man die het toch voor hem opneemt, die vraagt om genade.
Nog heden zult je met mij zijn in het paradijs.
Iemand die zoiets kan zeggen in die omstandigheden,
die is koninklijk, die heeft koninklijke waardigheid.
Het is de wereld op zijn kop, maar wel heel evangelisch.
We koren vaker geluiden als: de eersten zijn de laatsten
en de laatsten zullen de eersten zijn.
Of: wie de eerste wil zijn, moet dienaar van allen zijn.
Dat is precies wat Jezus ons heeft voorgeleefd.
Maar het past natuurlijk absoluut niet in ons gewone denken,
zeker niet als we het woord koninklijk in de mond nemen.
Maar in de evangelische wereld worden eenvoud, kleinheid,
zwakheid tot koninklijke waardigheden.
Ieder normaal denkend mens zal dat onzin noemen.
In een wereld van stand ophouden, op je strepen staan,
gerespecteerd en liever nog geëerd willen worden,
past die nederige eenvoud niet.
En toch worden we uitgedaagd om er bij stil te staan.
Een voorbeeld, echt gebeurd.
In de tijd dat pastoors nog in toog liepen met brede sjerpen
en een grote keu op de rug,
en de meeste dekens nog paars mochten dragen en dat ook volop deden
was er in Nijmegen een vergadering voor priester en dekens.
En de meeste eerwaarde heren waren in vol ornaat,
en toen kwam bisschop Bekkers binnen, in een gewoon zwart pak.
Dat was van evangelisch, van koninklijke eenvoud.
Tegelijk moeten we beseffen dat Jezus' koningschap
toch een dimensie dieper gaat dan uiterlijk opsmuk en franje.
Die zit van binnen, in het hart van de mens.
Niet zichzelf willen redden, niet de kreet: help eerst jezelf,
maar: redt de ander, help de ander, dat is koninklijk.
Op een hele letterlijke manier is dat gedaan door Maximiliaan Kolbe.
In een Duits concentratiekamp nam hij vrijwillig de plaats in
van een vader van een gezin die gefusilleerd ging worden.
Dat was koninklijk, in de zin dat Jezus koninklijk was.
Als je dat ze hoort, kan ik me voorstellen dat u denkt:
dat moet ik daarmee? Daar kan ik toch niets mee?
En toch als wij de weg van Jezus willen gaan,
dan zouden ook wij iets moeten hebben van: anderen voor laten gaan in
bepaalde situaties.
Bijvoorbeeld: een avond die je voor jezelf gereserveerd had
toch besteden om naar iemand te gaan die het moeilijk heeft.
Of: een vacantie niet door laten gaan om voor een zieke moeder te
zorgen.
Of: ondanks alle drukte toch even tijd vrijmaken om een zieke in het
ziekenhuis op te zoeken.
Dat evangelisch koninklijke zit in eenvoudige kleine dingen,
maar het heeft wezenlijk te maken met: anderen even voor laten gaan.
Maar dat is moeilijk genoeg.
De twee lezingen van vandaag vormen een soort tweeluik.
Aan de rechterkant zie je Jezus hoog verheven, tot op goddelijke
hoogte.
Aan de linkerkant zie je een verschoppeling voor de rechter.
Aan de rechterkant heerlijkheid en glorie,
aan de linkerkant vernedering en verguizing.
In de katholieke kerk hebben we altijd het liefst naar die rechterkant
gekeken.
Naar die linkerkant, het lijdenspaneel, werd wel in de Goede week
gekeken,
maar verder kreeg het eigenlijk niet zoveel aandacht.
Dat is niet zo vreemd: alles wat met lijden te maken heeft,
gaan mensen het liefst uit de weg.
De kerk bevond zich in haar uitspraken en haar liturgie
vaak op verheven hoogte, ergens hoog boven al het aardse gedoe.
In haar doen en laten had zij dikwijls iets triomfalistisch. De ouderen
kennen nog wel de Christus Koning processies en manifestaties,
met alle hoogdravende woorden en liederen gesproken en gezongen.
En als je nog wat verder terugkijkt dan zie je hoe pausen en
bisschoppen
zich vaak gedroegen als grote en kleine koninkjes,
omgeven door allerlei hoogwaardigheidsbekleders.
Maar het beeld van Christus Koning dat de eerste lezing oproept,
het triomfale paneel, het rechter deel van het tweeluik dus, betreft
niet de Jezus van toen, 2000 jaar geleden, ook niet de Jezus zoals hij
nu voortleeft in zijn Kerk,
maar de Jezus van het einde van de tijd, als alles is voltooid,
als zijn rijk van vrede en liefde heel de wereld zal omvatten.
Dat was de droom van de eerste christenen die Paulus hier verwoordt.
Maar de Jezus van toen en nu moeten we zoeken op het lijdenspaneel
in die vernederde man van wie Pilatus zei: Ecce homo, zie de mens.
Om die mens Jezus gaat het, die mens die de kant van de zwakken koos,
de kant van de verschoppelingen, de kant van de veroordeelden.
Het gaat om de mens die omgang had met zondaars en tollenaars,
iets waar de brave burgers schande van spraken,
De mens die zonden vergaf en mensen nieuwe toekomst schonk.
Niet de mens met macht en glorie, maar mens naast de mensen,
en met name naast de kleine en vernederde mensen.
Dat was zijn adel, zijn waardigheid, zijn glorie.
Naar die kant van het tweeluik wordt niet zo graag gekeken,
omdat we van binnen een beetje onrustig worden
en de vraag tegenkomen: wat moet ik hier mee in mijn leven?
Dromen over een hoogverheven koning is veel gemakkelijk
dan kijken naar die lijdende dienaar op het lijdenspaneel.
Maar dat glorievolle beeld van het triomfale paneel zal alleen dan ooit
in de verre toekomst werkelijkheid worden
als wij de Jezus van het lijdenspaneel navolgen in zijn levenshouding.
En wil die Jezus in ons tot leven komen, wil zijn Rijk gaan groeien in
ons en door ons,
dan moeten ook wij oog en aandacht hebben voor de zwakkeren en de
verschoppelingen van deze tijd.
En de Jezus die toen voor Pilatus stond, stelt ons de vraag:
aan welke kant sta jij, aan de kant van Pilatus of aan mijn kant?
Sta je aan de kant van de machtigen, verheven boven anderen
sta je aan de kant van hen die vlug, te vlug, een veroordeling
uitspreken of kies je voor mijn levenshouding van barmhartigheid jegens
iedereen?
Als er negatief gesproken wordt over misdadigers,
als er misprijzend gesproken wordt over alle luxe die ze in ons land in
de gevangenissen zouden kennen,
wie van ons gaat dan aan hun kant staan en zegt dat wij geen recht
hebben om hen te veroordelen
tenzij we heel hun voorgeschiedenis zouden kennen.
Wie van ons neemt het dan voor hen op en probeert begrip te hebben
voor hun straf van vrijheidsberoving?
En als er negatief gesproken wordt over asielzoekers,
wie van ons gaat dan aan hun kant staan en probeert begrip te hebben
voor hun motieven om hierheen te komen, ook als dat puur economische
redenen zouden zijn?
Wie van ons heeft oog en aandacht voor de vele jaren dat ze
in gedwongen niets-doen in asielzoekerscentra moeten verblijven?
Als er negatief gesproken wordt of die of die persoon,
omdat hij of zij op de een of andere manier in de fout is gegaan,
wie van ons gaat aan zijn of haar kant staan
en probeert rekening te houden met alles was die persoon meegemaakt
heeft?
Dat is de koninklijke weg die Jezus gegaan is,
dat is de enige weg die leidt naar zijn koninkrijk op aarde,
dat hopelijk eens in de verre toekomst werkelijkheid kan worden.
Het is goed dat we op deze laatste zondag van het kerkelijk jaar kijken
naar de toekomst, met die droom van Jezus' koninkrijk, in ons hart
maar met een sterk besef van onze opdracht hier en nu:
de kant kiezen van de zwakken en vernederden in deze tijd.
Jezus tegenover Pilatus, de zwakke tegenover de sterke, de
machteloze tegenover de machthebber, de man met overtuigingen die
echter geen schijn van kans heeft tegenover de willekeur van een
despotisch heerser.
En of de man onschuldig is, of hij de waarheid spreekt, of hij op een
bijzondere wijze Gods bedoelingen met de mens vertolkt, dat speelt dan
geen rol meer. De zwakkere verliest het altijd van de sterkere.
Jezus tegenover Pilatus. Het is niets nieuws onder de zon. Soortgelijke
situaties hebben zich heel de geschiedenis door voorgedaan en ze doen
zich nog steeds voor, ook in onze tijd. Het recht van de sterkste
bepaalt heel vaak het leven.,
Dan krijg je rechtspraak die in feite kromspraak is.
Dan krijg je politieke processen waarbij niet de waarheid maar de macht
beslist.
Dan krijg je landen waarin grote groepen onderdrukt worden
opdat een kleine minderheid zich kan verrijken.
Denk maar aan boeren en indianen in Zuid Amerika die in de hoek gedrukt
worden door de grootgrondbezitters.
Zo zijn er nog veel voorbeelden aan te geven. Ook in onze eigen
samenleving verliest de zwakkere het vaak van de sterkere. En velen
hebben het gevoel dat opboksen tegen de machtigen, dat protesteren
tegen machtsmisbruik en wantoestanden
toch allemaal niet uithaalt. Dat verlies je toch.
Jezus tegenover Pilatus. Een verloren zaak, lijkt het. En toch klinken
hier woorden die voor ons gevoel in zo'n situatie niet thuishoren,
woorden die ons aan het denken moeten zetten. Die zwakke verslagen mens
reageert op de spot van Pilatus met de woorden: ja, koning ben ik! Hij
voegt er wel meteen aan toe: maar wel heel anders dan jij denkt. Mijn
koninkrijk is niet van deze wereld. Een zwakke mens die zich toch
koning noemt. Een verliezer die toch de overwinnaar blijkt te zijn.
Onmacht die toch een macht is. Het lijkt een grote spraakverwarring.
Elders in het evangelie vinden we een tekst waarin Jezus duidelijk
aangeeft om welke macht het gaat. Hij zegt ergens tot zijn leerlingen:
jullie weten dat de heersers der volken hen met ijzeren vuist regeren
en dat de machtigen misbruik maken van het macht over hen. Dit mag bij
jullie niet het geval zijn. Als je groot wilt zijn, als je de eerste
wilt zijn, dan moet je dienaar van allen zijn.
Tegenover de wereldse macht met zijn tirannie, zijn willekeur, zijn
misbruik, stelt Jezus de macht van de onbaatzuchtige liefde. Tegenover
de macht van het egoïsme plaatst hij de macht van de dienstbaarheid.
Wij, gewone mensen, zonder macht, we denken misschien: dat klinkt
allemaal wel mooi, het zal misschien wel waar zijn, ik zie niets
veranderen, hoe graag ik ook zou willen.. Degenen die in onze wereld de
macht hebben die trekken zich er toch niets van aan. In onze wereld
blijft de zwakkere de verliezer in het spel der grootmachten. In onze
wereld blijft de zucht naar macht, met zijn dodelijke wapens, met zijn
gekonkel, met zijn leugenachtigheid toch de boventoon voeren.
Toch roept het feest van vandaag ons op om de moed niet te verliezen,
om ondanks alles toch optimisten te zijn.
Vandaag vereren we Jezus als koning, heer van het heelal,
en dat is een droom, een hoopvolle verwachting geprojecteerd naar een
verre toekomst, het einde van de wereld. Het is een uiting van ons
vertrouwen dat de macht van Jezus, de macht van de dienende liefde,
uiteindelijk toch zal zegevieren over de macht van het kwaad, van het
egoïsme.
En we moeten niet alleen kijken naar alles wat er misgaat in de wereld,
maar ook oog hebben voor alles wat er goed gaat tussen mensen,
voor alles wat mensen die de weg van Jezus willen gaan, zijn en doen
voor elkaar. Er gebeurt ook zoveel goeds in de wereld,
ook in onze eigen samenleving.
Er zijn er heel velen die die koninklijke weg van de dienstbaarheid
gaan,
in de wereld van de machtigen komen ze misschien ergens achteraan,
maar in het rijk van God staan ze voorop.
Ook wij worden uitgedaagd om optimisten te blijven
om vast te houden aan die droom van een betere wereld
en er zelf in de kleine dingen van het leven aan werken.
Ik heb jaren geleden een cartoon gezien van een baby op een troon,
met een kroontje een beetje scheef op het hoofdje.
Die troon stond midden in de huiskamer
en het onderschrift luidde: hier regeer ik.
Het eigene van cartoons is om enerzijds een stukje werkelijkheid aan te
duiden
om er anderzijds een beetje de draak mee te steken.
Je kunt natuurlijk niet zeggen dat de baby de baas in huis is,
maar wel dat het een heel belangrijke plaats inneemt.
En baby's hebben al heel gauw door hoe zij hun "macht" kunnen
uitoefenen.
Zet het maar flink op een huilen, en de pappa's en mamma's
schieten als trouwe lakeien overeind om zijne of hare majesteit te
bedienen.
Tegelijk heeft het iets absurds om een kleine hulpeloze baby
af te beelden als een koninklijke figuur.
Vandaag vieren we het feest van Christus Koning.
Dat is eigenlijk ook een soort cartoon, of meer nog een karikatuur.
Het duidt op een stukje werkelijkheid
en tegelijk wordt het een beetje belachelijk gemaakt.
Een mens met een kruis als troon en een doornenkrans als kroon,
koning noemen is op wrede manier de spot drijven met die mens.
Dat gebeurde daar op de Calvarieberg in feite ook.
Een mens die hulpeloos aan het kruis hangt is het symbool van onmacht
en koningen worden toch algemeen gezien als dragers van macht.
Het koningschap wijst op een hoogstaande positie,
in feite de hoogste positie in een mensengemeenschap.
Het feest van Christus koning stamt uit de tijd dat de pausen nog een
tiara droegen: de drievoudige kroon.
De onderste kroon symboliseerde de koninklijke macht,
de middelste kroon stond voor de keizerlijke macht, een trapje hoger
dus.
Maar de derde en bovenste kroon zei: maar als paus ben ik de top,
ik sta boven jullie allemaal. Eigenlijk is dat achteraf bezien ook een
wrange karikatuur.
Jezus' boodschap heeft niets te maken met macht,
"Ik ben niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen" heeft
hijzelf gezegd en dat was precies zijn positie,
niet aan de top maar gewoon tussen de mensen als dienende medemens.
En daar precies ligt Jezus' koninklijke waardigheid:
Je ziet in de evangelieverhalen op vele plaatsen zijn zorg en aandacht
met name voor hen die het moeilijk hadden: zieken en gehandicapten,
maar ook de buitenbeentjes en verschoppelingen.
Daarom is Christus Koning, hoe goed bedoeld ook,
eigenlijk een heel verkeerde naam.
Christus dienaar, zou een veel betere titel zijn geweest.
Zoals hij zelf zei: wie de eerste wil zijn in het koninkrijk van God,
moet de dienaar van allen zijn.
In de kerken bestaan gelukkig niet meer die middeleeuwse toestanden
van belangenverstrengeling tussen geestelijke en wereldlijke macht
en toch spelen machtsverhoudingen nog vaak een grote rol
en komt het dienende karakter van de kerken nog dikwijls in de
verdrukking.
Je dienstbaar maken aan anderen, zorg hebben voor anderen,
dat is in feite het wezen van het christendom.
Dat wordt heel duidelijk vertolkt in het evangelie
dat in andere jaren gelezen wordt op deze dag.
De bekende tekst van: toen ik honger had, heb je me te eten gegeven,
toen ik dorst had, heb je me te drinken gegeven.
Toen ik ziek was, heb je me opgezocht.
Wat je voor de minsten van de mijnen doet, doe je voor mij.
Een baby op een troon duidt niet op macht
maar wel op de belangrijkheid van goede zorg en aandacht,
en in wezen op de liefde van de ouders, die alles voor hun kinderen
over hebben.
Zo heeft ook het feest van Christus Koning niets met macht te maken,
maar wel met die belangrijke en fundamentele christelijke opdracht
om je dienstbaar te maken aan de mensen met wie je het leven deelt,
vooral aan hen die, juist als een baby, zich hulpeloos voelen
het leven nog niet of niet meer op eigen kracht aankunnen.
Dat kleine kinderen hulpeloos zijn, vinden we heel gewoon,
en meestal wordt de nodige hulp met veel liefde gegeven.
Maar ook volwassenen, jongeren en ouderen, hebben soms hulp nodig,
en dan is het te hopen dat velen die Koninklijke weg van de
dienstbaarheid
kunnen en durven gaan.
Vorige week zondag werd Sinterklaas hier ingehaald.
Op zich niets bijzonders, dat gebeurt elk jaar.
Maar het bijzondere van dit jaar was dat de goedheilig man te voet was,
niet hoog op zijn schimmel, niet in een luxe wagen maar gewoon met de
benenwagen.
Dan sta je wel veel dichter bij de mensen.
Ik zag ook dat de Sint naar mensen langs de weg toeging.
Een week eerder zag ik op de tv een foto van paus Johannes de 23ste die
in zijn draagstoel plechtig de Sint Pieter werd binnengedragen.
Zoiets straalt verhevenheid uit boven de rest van de aanwezigen,
letterlijk en figuurlijk, verhevenheid ook boven al die kerkelijke
hoogwaardigheidsbekleders zoals de kardinalen en bisschoppen.
Maar zo sta je als paus wel ver weg van de mensen.
Johannes de 23ste heeft die draagstoel afgeschaft,
hij vond dat geschommel in die stoel maar niets.
Hij was dan ook een heel menselijke paus
die veel dichter bij de mensen stond van velen van zijn collega's.
Het feest van Christus Koning komt ook uit een tijd
waarin een soort kerkelijk triomfalisme hoogtij vierde,
een tijd waarin koningen en pausen ambtshalve omringd werden door
pracht en praal.
En iedereen moest weten: Jezus Christus stond daar nog heel ver boven
en de kerk en vooral de paus deelde in die glorie.
Maar voor zover ik Jezus ken uit de evangelieverhalen,
was hij helemaal geen man van pracht en praal,
verre van iemand die zich verheven voelde boven het gewone volk.
Er wordt meermalen vermeld dat hij optrok met zondaars en tollenaars.
Deze Jezus lijkt op geen enkele manier op een koning.
De titel Christus Koning heeft meer weg een satirische spotprent.
Het evangelie van vandaag lijkt dat nog eens te onderstrepen.
Een koning aan het kruis, met een doornenkroon op zijn hoofd,
daar is niets koninklijks aan te ontdekken.
Nu heeft het feest van Christus Koning eigenlijk niets te maken
met onze ideeën over machtige koningen en keizers.
Je moet dit feest anders bekijken.
Het beeld van Christus Koning is eigenlijk de vertaling van een droom,
de droom namelijk dat het rijk van God dat hij kwam preken
eens werkelijkheid zal worden voor alle mensen.
En dat rijk had in tegenstelling met de aardse rijken niets te maken
met macht en afgebakende grenzen.
In het rijk van God dat Jezus preekte gaat het om dienstbaarheid,,
dienstbaarheid niet naar de koning of gezaghebber toe
maar dienstbaarheid aan elkaar, van mens tot mens.
Het gaat om de droom dat mensen zich niet verheven voelen boven
anderen,
maar juist bereid zijn voor anderen op de knieën te gaan,
niet letterlijk maar in figuurlijke zin.,
niet als teken van een slaafse gehoorzaamheid of zoiets
maar als teken van gelijkheid en wederzijdse hulpvaardigheid.
Het gaat om de droom van verbondenheid tussen alle mensen,
geen vijandigheid meer, geen wantrouwen, geen haat en nijd,
maar saamhorigheid die niemand buitensluit.
Op de laatste zondag van het kerkelijk jaar staan we even stil bij die
droom
ook om ons moed in te spreken als die droom onbereikbaar lijkt.
Die droom wordt ook wat speels verwoord
in een lied dat jaren geleden gezongen werd: