Ik wil vandaag een klein geschiedenislesje houden.
Ik wil beginnen met zo ongeveer het jaar vijftig na Christus. De
uitbreiding en groei van de Kerk waren in volle gang. Het lijkt wel of
het christendom als een laaiend vuur zich verspreidde over de landen
rond de Middellandse zee. Het lijkt wel of het enthousiasme en de
bezieling van de eerste christenen geen grenzen kende. Toch was ook
toen niet alles koek en ei. Er waren grote meningsverschillen tussen
christenen uit het Jodendom en christenen uit het heidendom. Petrus en
Paulus, de twee grootste apostelen hadden een knallende ruzie.
We maken een grote sprong in de geschiedenis naar de tijd van Karel de
Grote, zo rond 800 na Christus. Dat vlas de tijd van de bekering van
Europa.
Nou, dat ging er niet al tijd even zachtzinnig aan toe. Er werden nogal
eens mensen voor de keus gesteld: doop of dood, katholiek worden of je
kop eraf. En sinds de meesten liever in leven bleven, werden ze maar
katholiek.
Het christendom was nauw verbonden met de politieke machten met alle
corruptie vandien.
Weer een heel grote sprong: naar de zestiende eeuw. Luther vond het een
zootje in de katholieke Kerk: hij protesteerde, terecht, maar dat
betekende wel het begin van het protestantisme. De Nederlanden waren in
oorlog met Spanje, om de vrijheid. Spanje was katholiek, en mede
daardoor werden vele katholieke Noord-Nederlanders maar protestant.
Weer een sprong: zeg maar 1900 tot 1950. De katholieke Kerk in
Nederland bloeit. Er was bijna geen katholieker land in de wereld dan
Nederland, zo mogelijk nog roomser dan de paus. Op allerlei gebied was
de kerk actief: katholieke verenigingen, katholieke scholen,
weeshuizen, noem maar op. Priesters waren er in overvloed. Overal in de
wereld vond je Nederlandse missionarissen.
En dan zitten we nu in de eenentwintigste eeuw. Weg bloei: half lege
kerken, tekort aan priesters, kerken nog geen 50 jaar oud soms worden
afgebroken of verbouwd voor andere doeleinden. Eindeloos geharrewar
tussen rechts en links, tussen conservatief en progressief. Naar Paus
en bisschoppen wordt amper meer geluisterd, vele trouwe katholieken
hebben afgehaakt. Jongeren weten niets meer van de inhoud van ons
katholieke geloof.
Nu vraagt u zich misschien af, waarom dit geschiedenislesje, en waarom
juist die vele minder rooskleurige dingen van het verleden? Ik denk dat
we er veel van leren kunnen. De Kerk is mensenwerk, en waar
mensenwerken worden fouten gemaakt, hele grote fouten soms, ook in en
door de kerk.
Maar als die Kerk alleen maar mensenwerk was, als die Kerk tegelijk ook
niet Gods werk was, dan was zij allang over de kop gegaan. Als wij ons
vandaag' aan de dag soms zorgen maken over de toekomst van het
christendom, dan denk ik: als God zijn Kerk overeind gehouden heeft in
al die vooraf gaande eeuwen, ondanks alle mistoestanden die er geweest
zijn, dan zal hij dat ook in de toekomst wel doen.
De opdracht van het evangelie geldt voor ons allemaal: U en ik, wij
moeten allemaal ons geloof uitdragen.
Dat is geen exclusieve taak voor mensen als Wiilibrord, voor
bisschoppen en priesters. Ieder van ons moet zich daarmee bezig houden.
Alleen: wat is dat: ons geloof? Als je iets wilt uitdragen, moet je wel
heel goed weten wat het is.
Wat is ons geloof?
Het is niet een leer of theorie die we aanhangen. Natuurlijk zit er wel
veel theorie omheen. Geloof wordt verwoord en woorden kun je
opschrijven en bestuderen. Je kunt er ook onenigheid over krijgen,
erover redetwisten, en dat gebeurt ook volop, vroeger en nu.
Ons geloof is echter op de eerste plaats een levenshouding waarin je je
als mens openstelt voor God, voor zijn woord, voor zijn bedoelingen.
Ons geloof is een op God gericht staan, en die houding moet zijn
consequenties hebben voor heel je leven in al zijn facetten.
Ons geloof is iets heel persoonlijks. Het is een strikt persoonlijke
relatie met God,
tegelijk is het ook iets dat we delen met anderen, met name met
medegelovigen. Samen geloven schept een onderlinge verbondenheid en het
kan ook niet bestaan zonder die onderlinge verbondenheid. Juist in
vieringen als deze geven we die verbondenheid ook gestalte, maar zeker
niet alleen hier, ook buiten het kerkgebouw, overal waar we elkaar
tegenkomen.
Ons geloof uitdragen is niet hetzelfde als erover praten. Ik denk dat
we er veel te weinig over praten. Probleem is dat de meesten van ons
nooit geleerd hebben over dit soort zaken te praten,
tenzij op een heel oppervlakkige manier of over bijkomstigheden.
Ons geloof uitdragen met woorden dat zal velen van ons niet lukken,
maar hetzelfde doen in onze manier van leven, in onze daden, daar
moeten we ons wel mee bezig houden, als we tenminste ons gelovig-zijn
echt serieus nemen.
In de eerste lezing van vandaag werd gesproken over de vreugdebode, die
vrede meldt, die een boodschap van heil laat horen. Dat is precies wat
wij als gelovige mensen moeten zijn: vreugdebodes, brengers van vrede,
mensen van wie heil en goedheid uitgaat.
Dit aspect van ons geloof blijft vaak wat onderbelicht. Maar geloven in
God, in Gods goedheid en heil voor ieder van ons, geloven in Jezus
Christus en in zijn boodschap van de dienende liefde, dat moet voor
onszelf een bron van vreugde zijn, het moet ons ook inspireren om een
bron van vreugde te zijn voor mensen om ons heen.
Ons geloof is geen drukkende last, maar iets dat je van binnen blij
maakt, dat je een innerlijke vrede geeft, dat steeds weer het goede in
je naar boven roept, maar dat moet ook zijn uitstraling hebben naar je
omgeving. Het moet zichtbaar worden in de manier waarop je omgaat met
de schepping en met je medemensen. En zo ons geloof uitdragen, dat
kunnen we allemaal.