Wat doen we met deze evangelietekst? Ik denk dat de meesten van ons
zich niet persoonlijk aangesproken voelen door deze boodschap. Die
tekst is niet op ons van toepassing, denken we: wij zijn immers niet
echt arm en we voelen ons ook niet echt rijk.
Ik zeg met opzet: we voelen ons niet echt rijk, maar we zijn het
eigenlijk wel. Of we willen of niet: wij behoren tot de rijke
minderheid in deze wereld. Als we ons vergelijken met de pracht en
praal en luxe van de super-rijken, dan zijn we maar armoedzaaiers, maar
vergeleken met miljarden medemensen in de wereld van nu zijn we rijk,
heel rijk zelfs.
Nu is het helemaal geen schande om bij de rijken te behoren: we hebben
het met zijn allen met hard werken eerlijk verdiend. En Jezus heeft het
ook niet tegen de rijken als zodanig, maar wel tegen de rijke vrekken,
de rijken die alleen maar aan zichzelf denken en onverschillig staan
tegenover de armen.
En dat soort rijken zijn we niet. We hebben best wat voor de armen
over. Nederland slaat een heel goed figuur als het gaat om hulp aan de
arme landen, ontwikkelingshulp zoals dat heet. Nederland heeft ook een
hele goede naam als het gaat om de miljoenen die jaarlijks via
collectes en acties worden bijeengebracht voor de missie, de derde
wereld.
En toch: laten we eerlijk zijn: al die hulp, het is niet meer dan wat
kruimels die van onze welgevulde tafels vallen. Laten we eerlijk zijn:
alles wat we geven: het is maar een schijntje van onze overvloed. We
hoeven er zelf niets minder om te doen. Zo vrijgevig zijn we nu ook
weer niet. Als we eerlijk delen letterlijk zouden nemen, dan zouden we
heel wat meer moeten geven.
Ik denk dat het evangelie van vandaag ons twee hele belangrijke vragen
voorhoudt, n.l.: hoe staan we tegenover onze eigen welvaart én hoe
staan we tegenover de armen in onze wereld?
Ook al voelen we ons niet echt rijk, zijn we ons voldoende bewust dat
we het goed hebben? Kunnen we tevreden zijn met onze welvaart? Zijn we
er blij mee en dankbaar ervoor? Als we echt weten te waarderen wat we
nu hebben, zullen we ook wat meer geneigd zijn te delen met de velen
die echt armoe lijden.
Of horen we misschien bij de mensen die zeggen: ach, je moet niet zo
dramatisch doen over die armoede. In onze ogen lijken ze wel arm, maar
voor hun eigen gevoel zijn ze dat helemaal niet. Ze hebben gewoon
minder nodig dan wij. Soms is dat misschien wel eens het geval, maar
zeker niet altijd.
Of horen we wellicht bij degenen die zeggen: Het is hun eigen schuld,
die armoede.
Als ze maar wat harder wilden werken. We hebben onze welvaart ook met
hard werken verdiend, en zij willen het zomaar voor niets. Soms is daar
misschien wel eens ietsje van waar, maar zeker niet in zijn
algemeenheid.
Of zeggen we, anderen napratend: het is wel erg die armoede, maar daar
kunnen wij toch niets aan doen.
Geld geven is gewoon geld weggooien, in een bodemloze put. Het meeste
blijft toch aan de strijkstok hangen. En soms gebeurt dat wel, maar
zeker niet altijd. En ook al is veel hulp maar een druppel op de
gloeiende plaat, het is van grote betekenis.
De vraag is denk ik niet eens zozeer: wat geven we aan de armen, maar
veeleer: wat geven we om de armen? Gaan ze ons echt ter harte, of kan
het ons eigenlijk niets schelen hoe het hun vergaat?
Nemen we zonder meer genoegen met de brede en diepe kloof tussen rijk
en arm, zolang we zelf maar aan de goede kant zitten,
of kunnen we toch iets meer missen dan een paar kruimeltjes die van
onze tafels vallen?
Het evangelie vertelt weer een van die prachtige verhalen
die mensen van alle tijden wat te zeggen hebben.
We moeten wel bedenken dat het een verhaal met een boodschap is
geen beschrijving van een stuk werkelijkheid.
Met een paar woorden wordt eerst een realistische scène geschilderd:
Je ziet een rijke man die een feestmaal houdt,
met een overvloed aan eten en drinken,
en op de voorgrond, buiten de poort, zie je een bedelaar,
broodmager, hongerig, schurftig, een hoop ellende.
Dat tafereel wordt ons voorgehouden en de rest van het verhaal
is a.h.w. een groot bord bij deze scène met de woorden:
dit is niet goed, deze kloof tussen rijken en armen is onaanvaardbaar.
De rest van het verhaal heeft wat elementen waar we het misschien wat
benauwd van krijgen.
Want als je die tekst een beetje letterlijk neemt
zitten wij met een groot probleem.
Want of we willen of niet: wij horen bij de rijken.
Dat voelen we waarschijnlijk zelf niet zo,
maar vergeleken bij miljoenen in de wereld leven we in overvloed.
Maar zo, suggereert het evangelieverhaal, de rijken verdienen de hel,
en de armen krijgen de hemel. Geen plezierig vooruitzicht voor ons dus.
Anderzijds zal het iedereen ook wel duidelijk zijn
dat je nooit kunt zeggen: alle rijken zijn slecht en alle armen zijn
goed,
want dat wordt ook een beetje gesuggereerd in de gebruikte beelden.
Dat is ook zeker niet Jezus bedoeling.
Dus we kunnen weer met een gerust hart gaan slapen,
of misschien toch niet.
Het tafereel dat het begin van deze evangelietekst oproept,
is niet iets van toen alleen, het is ook nu realiteit.
Als we naar de huidige situatie in de wereld kijken,
dan zien we precies hetzelfde tafereel als in het evangelie.
We zien het rijke westen en noorden,
waar de meeste mensen leven in grote welvaart, in weelde, zozeer zelfs
dat ze soms van gekkigheid niet weten
hoe ze hun geld moeten uitgeven,
en daarnaast zien we het arme zuiden en oosten
waar bittere armoede de mensen klein en kwetsbaar houdt.
En het evangelie zet ook daar een groot bord bij:
Dit is niet goed, die kloof tussen rijke en arm is onaanvaardbaar.
En de vraag: wat kunnen wij eraan doen, moet ons wel wakker houden,
als we tenminste de boodschap van het evangelie serieus nemen.
Die rijke uit het evangelie zit niet fout omdat hij rijk is,
maar wel omdat hij alles voor zichzelf wil houden en hij zich niets
aantrekt van die arme bedelaar voor zijn poort.
Die zou al gelukkig zijn met een paar kruimels die van zijn tafel
vallen,
maar hij krijgt ze niet. Die rijke ziet hem niet eens staan.
Dat betreft die rijke, maar dit geldt evengoed voor de arme:
als een arme zich niet om zijn medemensen bekommert,
dan schiet hij eveneens tekort in Jezus' ogen.
Die boodschap komt steeds weer terug in het evangelie dat we het leven
en alles wat het leven zin en inhoud geeft,
moeten delen met elkaar.
Maar echt delen betekent in feite: niet alles voor jezelf willen houden
maar bereid zijn zelf met iets minder tevreden te zijn
om iets meer aan een ander te kunnen geven die tekort komt.
Maar verkoop dat eens aan onze welvaartsmaatschappij.
Natuurlijk: in Nederland wordt er heel veel gegeven voor allerlei goede
doelen,
ook voor hulp aan de armen in de derde wereldlanden.
Dat is een feit, tegelijk moet je zeggen:
het zijn maar kruimeltjes die van onze rijk gevulde tafels vallen,
we worden er zelf geen cent armer van.
En als we naar de algemene economische situatie kijken,
dan worden de arme landen nog steeds uitgebuit door de rijke,
en ergens werken we daar allemaal aan mee,
want we willen toch de laagste prijzen. Neem bijvoorbeeld de koffie.
Wie van u gebruikt altijd Max Havelaarkoffie?
Die is wat duurder dan de andere koffiemerken
maar daarmee krijgen de koffieboertjes in Afrika en Latijns Amerika
wel een vaste prijs voor hun koffiebonen,
waardoor ze verzekerd zijn van een redelijk inkomen,
en daar profiteren weer hele dorpen van.
Elders is de situatie dat de tussenhandelaren zelf er flink aan willen
verdienen
en dat de consumenten zo min mogelijk willen betalen,
maar wel over de ruggen van de arme koffieboertjes.
De bestaande kloof tussen rijk en arm is onaanvaardbaar,
ook heel gevaarlijk voor de wereldvrede.
En wij kunnen de problemen van de armoede echt niet eventjes oplossen
maar we kunnen wel een kleine bijdrage leveren
bijvoorbeeld door Max Havelaar koffie en andere fair trade producten te
kopen.
Dat is een heel zinnige manier om te laten zien
dat je je bekommert om het lot van de armen in de wereld,
dat is wezenlijk de boodschap van het evangelie.
In het evangelie zet Jezus rijk en arm heel scherp tegenover elkaar,
het is de diepe kloof tussen de hemel en de hel op aarde.
Die scherpe tegenstelling zie je soms meer in de wereld.
De vroegere aartsbisschop van Cebu in het zuiden van de Filippijnen
woonde in zijn bisschoppelijk paleis, het was ook echt een paleis,
een groot en rijk aangekleed huis met een mooie tuin eromheen.
Rond huis en tuin stond een hoge muur om inbrekers buiten te houden.
Tegen die muur waren tientallen miserabele krotjes gebouwd
waarin doodarme mensen woonden, voorzover je het wonen kon noemen.
Ook daar zag je diezelfde kloof tussen hemel en hel op aarde. Die
tegenstelling zit echter niet als zodanig tussen rijk en arm.
Als je op het Filippijnse platteland kwam, dan woonden mensen ook in
miserabele huisjes, van bamboe en een dak van bananenbladeren,
geen elektriciteit, geen stromend water, vaak geen meubilair in huis.
In onze ogen waren het verschrikkelijk arme mensen,
maar zo voelden zij zich helemaal niet.
Ze hadden niet veel behoeften en waren tevreden met hun eenvoudig
bestaan.
Als je daarentegen in Manilla kwam, daar had je miljonairsbuurten,
kanjers van villa's, van alle gemakken voorzien, zeer luxueus,
met een grote muur erom heen en een gewapende wachtpost aan de poort.
Maar met al hun hebben en houwen waren ze daar vaak echt niet gelukkig.
Wat is rijk, wat is arm? Wie heeft de hemel op aarde, wie de hel?
Ik heb eens een film gezien waarin twee kinderen geportretteerd werden.
De ene jongen kwam uit een arbeidersgezin, met een vader die werkeloos
was,
waar ze grote moeite hadden om de eindjes aan elkaar te knopen.
Maar er was thuis een hechte band tussen ouders en kinderen,
en de jongen over wie het ging had veel vriendjes met wie hij veel
plezier had.
De andere jongen was de zoon van een steenrijke zakenman,
thuis had hij het allerduurste speelgoed en de nieuwste computers,
maar hij was vaak alleen thuis omdat zijn ouders beide werkten.
Hij was verschrikkelijk eenzaam, omdat hij, verwend als hij was,
ook niet geleerd had vriendjes te maken.
Wie is rijk en wie is arm? Voor wie is het leven een hel en voor wie
een hemel?
Het gaat in het evangelie eigenlijk niet zozeer om te tegenstelling
rijk en arm,
maar over een vrek die niet wil delen, die alles voor zichzelf wil
houden,
en aan de andere kant het slachtoffer van zijn egoïsme.
Het evangelie is een aanklacht tegen mensen die niet willen delen.
Rijkdom en armoede zijn betrekkelijke begrippen.
Wij voelen ons denk ik helemaal niet rijk,
maar in de ogen van miljoenen mensen zijn we het wel.
En armoede in Nederland heeft een heel andere dimensie dan armoede in
bijvoorbeeld Bangladesh.
En mensen die in rijkdom en luxe leven zijn soms doodarm als het gaat
om warmte en genegenheid in hun kring.
Kinderen worden soms overladen met speelgoed, met zoethoudertjes,
maar komen thuis veel aandacht en geborgenheid te kort. Arme kinderen.
Rijk en arm zijn betrekkelijke begrippen.
Waar het om gaat is dat we weten te delen
en dat we niet egoïstisch alles voor onszelf willen houden,
waar medemensen dan het slachtoffer van kunnen zijn.
Die boodschap van het evangelie betreft de rijke landen in de wereld,
die alles doen om eigen industrie en handel te bevoordelen,
waar arme landen de dupe van zijn.
Die boodschap betreft alle mensen die in welvaart leven
en geen oog hebben voor arme medemensen die het moeten doen
met de kruimels die van onze tafels vallen.
Maar die boodschap van het evangelie betreft evenzeer onze samenleving,
waarin mensen vaak alleen voor eigen belangen leven
en zo weinig tijd en aandacht hebben voor medemensen die om welke reden
dan ook het moeilijk hebben.
Die boodschap betreft ook onze gezinnen,
waarin ouders en kinderen soms te weinig tijd voor elkaar hebben.
Waar mensen niet kunnen delen, wordt het leven een hel.
De hemel is daar waar mensen hart hebben voor elkaar,
in zorg omzien naar elkaar, waar nodig elkaar ondersteunen.
De ware rijkdom zit niet in veel bezitten, in hebben en houden,
maar in veel kunnen delen, soms misschien ook van je materiele
bezittingen, maar bijna altijd van je geestelijke rijkdom, de warmte
van je hart,
de weldaad van oprechte aandacht en belangstelling voor een ander,
een arm die omarmt, een hand die ondersteunt.
Als je dat kunt, ben je rijk.
Ik wil beginnen met een verhaaltje.
Een indiaan bezocht zijn blanke vriend in de stad.
Zij wandelden over straat en de indiaan was heel verbaasd over al het
lawaai.
Plotseling zei hij tegen zijn vriend: "Hoor jij wat ik hoor?"
De blanke hoorde alleen maar het verkeerslawaai.
"Ik hoor hier vlakbij een krekel tsjirpen."
"Je moet je vergissen, er zijn hier geen krekels."
Maar de indiaan schoof bij een grauwe muur wat bladeren uiteen en, ja
hoor, daar zat een krekel.
"Indianen kunnen nu eenmaal beter horen dan blanken," zei de blanke.
Terwijl ze verder liepen zei de indiaan:: "Je vergist je",
en tegelijk liet hij een muntstuk vallen.
Direct draaiden zich een aantal mensen om.
"Zie je wel," zei de indiaan,
"dat muntje maakte niet meer lawaai dan die krekel."
Je hoort wat je graag wil horen, is het gezegde.
Je luistert veel scherper naar dingen die je interesseren
dan naar dingen die je niet belangrijk vindt.
En het is een feit dat bijna iedereen geïnteresseerd is in geld.
Als het gaat om geld verdienen, het liefst op de gemakkelijkste manier,
dan spitst iedereen zijn oren.
Als het gaat om goede raad om sober te leven,
dan wordt dat door velen niet gehoord.
Onlangs was er een programma over zakgeld voor de jeugd
en prinses Maxina zei dat ze meer zakgeld moesten vragen.
Dat kwam uitgebreid in het nieuws.
Maar hoe kinderen verstandig met hun zakgeld moeten omgaan,
daar was niets over te lezen in de krant.
We kunnen in onze tijd niet zonder geld, dat is gewoon een feit,
maar de vraag is wel: zijn wij de baas over het geld, of is het geld de
baas over ons,?
Een voorbeeld. Twee mannen met een gezin kunnen promotie maken.
Ze krijgen de kans om wel vier keer meer te verdienen dan nu,
Voorwaarde is wel dat ze in China moeten gaat werken
en dat ze hun gezin niet mee kunnen nemen.
De een bedenkt zich geen moment: Natuurlijk gaat hij naar China.
Zo'n kans laat hij zich niet ontglippen. De ander denkt goed na en
besluit deze promotie aan zich voorbij te laten gaan.
Iedereen verklaart hem voor gek dan hij zo'n kans laat lopen.
Maar hij zegt: Ik wil bij mijn gezin blijven,
dat vind ik belangrijker dan een groter salaris.
De eerste man die naar China ging, wordt weliswaar rijker en rijker,
maar voelt zich ook steeds ongelukkiger omdat hij zijn gezin mist.
Je ziet iets soortgelijks ook in het groot.
Onlangs hoorde ik een programma over de maffia
over maffiabazen die via allerlei illegale praktijken zichzelf
verrijkten,
die vooral ook actief waren in de drugshandel,
en die niet terugschrokken voor terreur en moord.
Ze zijn dan misschien wel stinkend rijk,
maar zouden ze ook zoveel gelukkiger zijn in het leven?
Hoogstwaarschijnlijk niet, al was het alleen al dat ze zich allerlei
vijanden maken
en ook de politie achter zich aankrijgen.
Als we dromen van vrede in de wereld, dan blijft die droom bedrog
zolang winstbejag mensen corrupt en gewelddadig maakt,
zolang de rijkere westerse landen niet bereid zijn
de rijkdommen der aarde te delen met de armere landen. Het evangelie
van vandaag is een aanklacht tegen de rijke stinkerds die op hun geld
zitten en geen oog hebben voor de arme bedelaars.
Ze denken gelukkig te zijn met hun rijkdom
maar uiteindelijk lopen ze het risico zichzelf doodongelukkig te maken.
De vraag aan ons allen is: horen wij de krekels tsjirpen en de vogels
zingen
of horen we alleen het geld rinkelen?
Hebben we oog en oor voor het mooie en goede dat we met elkaar kunnen
beleven of wordt alles beheerst door geld verdienen
en lopen we het risico dat we onszelf en anderen ongelukkig maken?
Misschien moeten we daar toch wat meer over nadenken,
voordat het te laat is.