Gebeden op de tweeëntwintigste zondag door het jaar

Inleiding:

Je hebt winnaars en verliezers. Dat heb je bij voetvalwedstrijden en bij de meeste andere sporten, dat heb je bij verkiezingen in de politiek, dat heb je op allerlei gebied. Iedereen wil natuurlijk bij de winnaars horen, niemand zoekt het om bij de verliezers te horen. In de evangelieverhalen horen we echter meermalen de opmerking; eersten zullen laatsten zijn en laatsten eersten. De wereld op zijn kop. In de visie van het evangelie zijn veel winnaars uiteindelijk toch verliezers, dan kan het wel zijn dat ze de beste plaatsen innemen, maar toch ergens achteraan komen als het gaat om medemenselijkheid, om dienstbaarheid jegens de zwakkeren, om rechtvaardigheid. In het evangelie worden verhoudingen die wij vaak gewoon vinden toch dikwijls omgedraaid. Dat moet ons aan het denken zetten, en dat willen we in deze viering ook doen.

Openingsgebed:

God, U bent de Onnoembare, de Eeuwige, we verbeelden ons vaak veel te zijn en veel te kunnen. toch zijn we maar kleine kwetsbare mensen in die grote wereld. Help ons in de stilte van ons hart wat meer aandacht te hebben voor de betrekkelijkheid van ons aardse bestaan en daar ook de consequenties uit te trekken voor ons dagelijks handelen. Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen

Gebed over de gaven:

God, onze Schepper en Vader, voor U zijn alle mensen gelijk, allen zijn U even lief. Zegen ons samenzijn hier rond de tafel van uw zoon opdat wij in zijn geest elkaar ook zien en behandelen als gelijken en onszelf nooit belangrijker achten dan wie dan ook. Mogen wij zo een hechte gemeenschap vormen rond Jezus van Nazareth, uw zoon en onze Heer, Amen

Slotgebed:

God die ons ruimte schept, help ons ruimte te geven aan anderen; een plaats te geven aan mensen met verdriet aan mensen met zorgen, aan mensen die anders zijn. God die ons ruimte geeft help ons ruimte te gunnen aan anderen; een plek te gunnen aan vreemdelingen en buitenbeentjes. Dat vragen wij U in vertrouwen dat U een plaats voor ons bereid hebt, hier en in uw koninkrijk, nu en in uw eeuwigheid. Amen.

Voorbede:
    Wij bidden voor allen die een vooraanstaande positie hebben,
    die met macht en gezag bekleed zijn,
    die in aanzien staan en in welstand leven,
    dat zij zich niet boven anderen verheven voelen,
    en misbruik maken van hun positie voor enkel eigen belangen.

    Wij bidden voor hen die onder aan de maatschappelijke ladder staan,
    en niet meetellen in de samenleving,
    die meestal maar moeten slikken wat anderen over hen beslissen,
    dat zij toch kansen krijgen om te bouwen aan een goede toekomst,
    om in vrijheid zichzelf kunnen zijn.

    Wij bidden voor hen die in de goot terecht gekomen zijn,
    de daklozen en zwervers, verslaafden en kleine criminelen,
    de mensen die door bijna iedereen gemeden worden,
    dat zij toch de nodige hulp krijgen om op te staan
    en te werken aan een menswaardig bestaan.

    Wij bidden voor hen die een hoge dunk van zichzelf hebben
    en ervan overtuigd zijn dat alles wat zij doen goed en rechtvaardig is,
    die in hun hoogmoed en trots zich minachtend uitlaten over anderen,
    dat zij leren verdraagzaam door het leven te gaan
    en niemand veroordelen om zijn anders zijn.

    Grote God, zie genadig neer op ons kleine mensen
    die zich vaak verbeelden zoveel te zijn, zoveel te kunnen.
    Leer ons geen onderscheid des persoons te maken
    en de betrekkelijkheid te zien van ons leven in deze wereld. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij de tweeëntwintigste zondag door het jaar
Een stap terug
    't Is dringen op de voorste rij
    waar niemand zich beheerst:
    'Hé jij! Ga weg! Laat mij erbij
    want ik stond hier het eerst'.

    Een stap terug, een stap opzij
    maakt ruimte voor een ander vrij,
    een ander die een mens is zoals jij.
    't Is vechten op de voorste rij,
    waar iedereen wil staan:
    'Hé jij! Ga weg! Laat mij erbij
    want ik hoor hier vooraan'.
    Een stap terug, een stap opzij
    maakt ruimte voor een ander vrij,
    een ander die een mens is zoals jij.

      M. Zagers
Gebed
    God die ons ruimte schept
    help ons ruimte te geven
    een plaats te geven
    aan mensen met verdriet
    mensen met zorgen
    mensen die anders zijn

    God die ons ruimte geeft
    help ons ruimte te gunnen
    een plek te gunnen aan vreemdelingen
    asielzoekers, vluchtelingen ...

    In vertrouwen dat U
    een plaats voor ons bereid hebt,
    hier en in uw koninkrijk,
    nu en in uw eeuwigheid. Amen.
Gewoon mezelf
    Waarom wil ik meer zijn dan ik ben,
    hoger klimmen dan ik kan,
    sterker zijn dan al mijn krachten?

    Waarom me spiegelen aan anderen,
    waarom wil ik me veranderen
    in een vreemde voor mezelf?

    Waarom benijd ik andere mensen,
    grijp ik altijd naar hun wensen
    die voor mij niet te vullen zijn?

    Waarom kan ik niet gewoon
    blij zijn met wat ik heb
    zoals ik ben
    met wat me is geschonken?
Gewoon maar zijn
    Gewoon maar zijn wie je bent
    met je pijn, je verdriet,
    je lach en je lied alleen maar;
    alleen omdat een ander jou
    recht in de ogen ziet.

    Gewoon maar doen wat je kunt,
    met je hoofd en je hand,
    je hart, je verstand alleen maar;
    alleen omdat een ander jou
    met heel zijn hart verstond.

    Gewoon maar gaan waar je wilt,
    met je ogen ontbloot,
    wijd open en groot alleen maar;
    alleen omdat een ander jou
    je hart en mond ontsloot.

    Gewoon maar zingen voluit,
    want het leven is goed
    voor wie het ontmoet alleen maar;
    alleen omdat wij mensen zijn
    van 't zelfde vlees en bloed.

      Henk Jongerius
Het viooltje
    Er was eens een mooi en geurig viooltje dat gelukkig leefde tussen haar vrienden, en in een verlaten tuin tevreden heen en weer wiegde temidden van de andere bloemen.
    Op een morgen toen haar kroon versierd was met dauwdruppels, hief ze haar hoofdje op en keek om zich heen; ze zag een lange en mooie roos, trots rechtopstaand en hoogreikend in de ruimte, als een brandende toorts op een voet van smaragd.
    Het viooltje opende haar blauwe lippen en zei, 'Wat ben ik vergeleken bij deze bloemen en hoe nederig is mijn positie die ik in hun nabijheid inneem! De natuur heeft mij klein en arm gemaakt... ik leef heel dicht bij de aarde en ik kan mijn hoofd niet opheffen naar de blauwe hemel en mijn gezicht niet naar de zon wenden, zoals de rozen.'
    De roos hoorde de woorden van haar buurvrouw; ze lachte en antwoordde, 'Wat zeg je toch vreemde dingen! Je hebt geluk gehad. De natuur heeft je gezegend met een welriekendheid en schoonheid, die ze geen ander heeft geschonken... Zet die gedachten van je af en wees tevreden, en bedenk dat hij die zich vernedert, zal worden verhoogd en wie zich verhoogt, zal worden vernederd'

      Kahlil Gibran
Omdraaien
    Een indianensprookje vertelt: Op een dag kregen wij een nieuwe lerares, een blanke Amerikaanse. Ze was zeer vriendelijk, maar ze had geen goede manieren. Ze schreef tien rekenopgaven op het bord. Daarna riep ze tien kinderen naar voren om elk een opgave uit te rekenen. 'Wie het eerst klaar is, draait zich om', zei ze. Maar wij wachtten op elkaar tot allen hun opgave hadden opgelost, en draaiden ons tegelijk om.
    De lerares werd boos. 'Ik heb toch gezegd: wie klaar is, moet zich omdraaien! Hebben jullie dat niet begrepen?'
    Toen hebben wij gezegd dat wat zij van ons verlangde, niet goed was. Het is toch niet goed dat één uitblinkt en de anderen zich moeten schamen.
Wie zorgt morgen voor het eten?
    Bij mijn grootmoeder at men vroeger allemaal hetzelfde gerecht uit dezelfde pot.
    Bij mijn moeder aten wij hetzelfde gerecht, maar ieder at uit zijn eigen bord. We moesten nog wel 'eten en zwijgen'.
    Nu bestaat ons gezin maar uit vier leden en het gebeurt dat wij alle vier iets verschillends eten. Wij hebben nochtans niet het gevoel dat wij minder gezin zijn. Wij spreken met elkaar, wij vertellen, wij zeggen hoe het eten smaakt.
    Als ik denk aan de kerk van morgen vraag ik mij af: wie zal voor het eten zorgen?
Gedeelde rijkdom
    Op een keer ging ik met een vriend naar een afgelegen dorpje op het Guatemalteekse platteland om met de dorpelingen te spreken over hun hoop en geloof. In de geest van Franciscus waren we op weg gegaan, zonder iets mee te nemen voor onderweg. Het was drie uur 's middags en we hadden nog niets gegeten. In een van de armoedigste hutjes gekomen, vroeg een oude vrouw ons: 'Hebben jullie al gegeten?' We zagen snel om ons heen. Op een paar vierkante meter stonden alleen een bed, een paar stoelen, wat brandhout en kookgerei. Ze nam twee oude tortillas (= maïspannenkoek) en warmde die voor ons op. Wij wisten dat het hier niet gebruikelijk was om gasten oude, opgewarmde tortillas voor te schotelen. Zodoende wisten we dat ze geen deeg voor later had. De oude vrouw leerde ons veel. Wij, die onderweg waren met het Woord in ons hoofd, ontdekten in haar de kracht om armoede met ons te delen. Of was het haar rijkdom die ze deelde?
terug naar de overweging