Ik wil beginnen met een verhaaltje. Het is eigenlijk voor kinderen,
maar u kent het bijbelse gezegde: als u niet wordt als kinderen . . .
Eens was Jezus moe gelopen. En hij wilde even rijden.
Nu stonden er wat dieren bij elkaar op de markt.
Een dromedaris bood zich aan: "Jezus, neem mij maar, want dan zit je
lekker hoog en kun je alles om je heen zien."
Maar de kameel zei: "Je kunt beter op mij zitten,
bij mij zit je ook hoog maar bovendien stevig tussen mijn twee bulten."
Er stond ook een grote grijze olifant. Die zei:
"Och, Jezus, je gaat toch zeker op mijn rug zitten.
Dan zijn alle mensen bang voor je en gaan ze eerbiedig opzij."
Daarop begon het paard te briesen: "Ik ben het snelste, met mij maak je
de meeste indruk."
Jezus keek peinzend rond en zag een klein ezeltje stil aan de kant
staan.
"Waarom zeg jij niets?" vroeg hij. "Och," zei het ezeltje, "Ik ben niet
snel of hoog en ik maak niemand bang,
ik kan alleen maar dragen."
"Jou moet ik net hebben," zei Jezus, "want jij bent niet vol van
jezelf,
jij kunt anderen dienen." En zo reed Jezus op een ezeltje.
Als je tegen iemand zegt: je bent een ezel, dan is dat beslist geen
compliment.
En toch: in Jezus' geest zouden we allemaal een ezeltje moeten zijn:
mensen die niet vol van zichzelf zijn maar bereid zijn te dragen,
anderen te dienen, anderen voor te laten gaan.
Vaak zijn mensen zo vol van zichzelf, dat ze geen plaats hebben voor
anderen.
Zo zelfvoldaan, zo zelfvergenoegd dat ze anderen niet zien staan,
en maar al te vaak uit de hoogte neerzien op anderen.
Overtuigd van eigen voornaamheid geven zij zichzelf de beste plaatsen
en het kan hun niets schelen waar anderen terecht komen.
Vaak wringen zij zich met ellebogenwerk naar voren
en duwen ze anderen terug, vaak onbewust en onbedoeld.
Jezus preekt een totaal andere mentaliteit.
Hij was vol van anderen, maakte zichzelf leeg voor anderen.
We kennen allemaal nog wel de tijd dat in een bus of trein
mannen en kinderen gingen staan om hun plaats aan een dame te geven.
Die gaf je voorrang. Maar vanwege de vrouwenemancipatie hoeft dat
tegenwoordig blijkbaar niet meer.
Maar het was een goede en ook evangelische mentaliteit: rekening houden
met anderen, anderen voor laten gaan.
Maar deze houding is meestal niet onze sterkste kant.
Het wegverkeer is een graadmeter voor heel het onderlinge verkeer
tussen mensen.
Je hebt automobilisten die steeds proberen in te halen en voor te
dringen,
en vaak zijn ze een gevaar op de weg.
Waar ingevoegd moet worden, geven velen anderen te kans niet
om in te voegen, ze houden het gat dicht, bang een meter terrein te
verliezen.
Zo gaat het in het gewone leven ook maar al te vaak.
Zorg eerst en vooral goed voor jezelf, is het algemene devies.
Maar Jezus stelt daartegenover: zorg eerst goed voor anderen,
geef die voorrang in je leven.
Hij zet onze denkwereld weer eens op zijn kop,
en dat maakt echt en consequent christen zijn juist zo moeilijk.
Anderzijds moeten we ook weer niet te somber zijn:
velen hebben meer of minder die mentaliteit, ze is niet totaal
wereldvreemd.
Kijk maar eens hoe ouders zorgen voor hun kinderen,
hoe zij zichzelf dingen ontzeggen voor de kinderen.
Kijk maar eens hoe er gezorgd wordt voor een zieke,
door de partner, door de ouders, door de kinderen.
Kijk maar eens hoe veel tijd en energie vrijwilligers geven
voor het welzijn van ouderen, eenzamen en anderen,
hoe ze daar heel veel voor over hebben.
Anderzijds moet je ook constateren dat het meer en meer gebeurt
dat mensen voor gek versleten worden als ze gratis en voor niets
allerlei vormen van vrijwilligerswerk verrichten.
Het is ook een feit dat het devies van onze tijd steeds meer wordt:
ieder voor zich en God voor ons allen,
je moet opkomen voor je zelf, knokken voor de betere plaatsen,
met bescheidenheid en nederigheid bereik je niets in het leven.
Soms hebben ze daar natuurlijk volop gelijk in,
maar je moet bescheidenheid niet verwarren met halfslachtigheid
en nederigheid niet met onzekerheid.
Jezus was in zijn uitspraken echt niet bescheiden,
hij nam geen blad voor de mond en sprak zijn kritiek vierkant uit,
wie zijn toehoorders ook waren.
dat horen we wel in de evangelietekst van vandaag.
Bescheidenheid kan en moet samengaan met vastberadenheid,
met overtuigingen hebben en daaraan vasthouden.
Ezels en ezeltjes wordt vaak een zekere koppigheid toegeschreven.
Koppig vasthouden aan Jezus' idealen, wat anderen er ook van vinden.
Tegenwoordig is de kerkbijdrage de grootste bron van inkomsten voor
een parochie.
Vroeger was dat de bankenpacht. De ouderen onder u kennen dat
waarschijnlijk nog wel.
Vroeger werden de plaatsen in de kerk verpacht, aan de hoogste bieder.
En dat verpachten was vaak een weinig verheffende vertoning. Er werd
soms flink geruzied en gevochten om de beste plaatsen.
De notabelen en de meer de kapitaalkrachtigen, meenden dat zij recht
hadden op de betere plaatsen in de kerk, en dat was in feite ergens
heel vooraan in de eerste banken. En de armen die geen geld hadden om
een eigen plek te pachten moesten maar ergens achteraan tegen de muur
gaan staan,
of afwachten of er ergens een plaatsje vrij bleef.
Toen was dat allemaal heel gewoon, nu terugkijkend moet je zeggen: wat
was dat toch een beschamende vertoning.
Ik heb begrepen dat tijdens het verpachten Ons Heer altijd uit de kerk
gehaald werd, maar als Jezus er bij geweest zou zijn, had hij vast en
zeker gezegd: jullie daar op de beste plaatsen, gaan jullie maar ergens
achter in de kerk staan, en jullie daar achterin, in de bank of tegen
de pilaar: ga wat hoger op.
In de kerk van Jezus is iedereen gelijk, tenminste zo zou het moeten
zijn.
In onze wereld wordt de positie van mensen maar al te vaak bepaald door
zijn macht en aanzien, door zijn bezit, zijn geld. Maar met die norm
hoef je bij Jezus niet aan te komen: bij hem is iemands goedheid de
enige echte norm en een arme kan een heel wat betere mens zijn dan een
rijke.
We hebben het vorige week nog gehoord in het evangelie:
in het rijk van God zijn veel eersten laatsten en veel laatsen eersten.
Natuurlijk, elke organisatie, of het de staat is, of een leger
of een bedrijf of ook de kerk, heeft een bepaalde rangorde:
elke organisatie heeft zijn leidende figuren en de lagere rangen, de
bazen en de ondergeschikten.
Niet iedereen kan directeur zijn, niet iedereen bisschop.
Zo'n hiërarchie, waarin ieder zijn eigen plaats heeft is gewoon nodig
voor het goed functioneren van die organisatie. Maar die rangorde zegt
niets maar dan ook niets over iemands plaats in het rijk Gods dat Jezus
preekte. De jongste bediende, de laagst ingeschaalde arbeider kan een
beter mens zijn dan zijn hoogste baas. Voor God telt niet iemands
positie, iemands macht of invloed, maar alleen zijn goedheid.
Maar ook het goede dat je mensen ziet doen, of niet ziet doen, is nog
niet per se bepalend voor iemands plaats in het Rijk Gods.
Je hebt mensen die een zee van vrije tijd hebben en het plezierig
vinden
om die tijd te vullen met iets doen voor andere mensen. En dat is prima
en gelukkig zijn er velen van deze mensen. Ze doen het natuurlijk ook
een beetje voor zichzelf maar dat mag gerust.
Je hebt ook mensen die een heel druk bezet leven hebben
en dus weinig tijd over hebben voor vrijwilligerswerk.
Ze lijken in de ogen van de gemiddelde burger weinig te doen,
maar kunnen in Jezus' ogen nog best ergens vooraan staan.
Je hebt natuurlijk ook mensen die al te gemakkelijk met het excuus
komen,
ik zou wel willen maar ik heb geen tijd, die staan dan wellicht ergens
achteraan.
Je komt mensen tegen die bij allerlei liefdadigheidsactiviteiten
betrokken zijn en die dat aan iedereen laten merken ook, zo van: zie
toch eens hoe goed ik ben. Ze geven zichzelf graag een ereplaats, maar
bij Jezus zitten ze misschien toch ergens achteraan.
Je hebt ook mensen die zichzelf heel goed vinden, ver verheven boven
zovele anderen die er in hun ogen niets van maken,
toch komen ze in het rijk van God misschien wel ergens achteraan.
Wij kunnen alleen maar de buitenkant zien,
we oordelen graag in goed, beter, best, of slecht, slechter, slechtst,
Maar die rangorde geldt meestal niet in het rijk van God.
God kijkt niet zozeer naar de resultaten, maar veeleer naar de
mogelijkheden en wat iemand met zijn mogelijkheden doet. En zo kan
iemands plaats bij God wel eens heel anders uitvallen dan wij kunnen
bekijken.
Als je dat alles bedenkt, dan kun je alleen maar heel nederig zijn,
hoeveel goed je ook doet. Het is ook heel opvallend dat echte goede
mensen praktisch altijd uitblinken in bescheidenheid.
Joris had een droom. Hij werd uitgenodigd om ergens mee te eten.
En hij mocht kiezen tussen twee plaatsen.
Eerst zag hij in zijn droom een prachtige zaal met een grote deftige
tafel,
en daaraan zaten twee superdeftige mensen te dineren.
Kom bij ons zitten zeiden ze, er is nog een stoel vrij.
Toen zag hij in zijn droom een eenvoudig huisje op het Afrikaanse
platteland.
Een groep mensen zat op de grond, rond een grote schaal met eten
ze aten met hun vingers, maar het smaakte hun heerlijk.
Schuif maar bij, zeiden ze, waar acht mensen eten kunnen er ook negen
eten.
Joris vond het maar een moeilijke keuze.
Bij de Afrikanen leek het een gezellige boel maar het was wel wat
primitief
en hij vroeg zich af of zijn maag hun eten wel verdragen kon.
Straks heb ik nog diarree, dacht hij en dan zit ik ermee.
Daarom koos hij voor de deftige tafel voor een uitgebreid diner.
Hij kreeg wel geen diarree maar had na afloop wel flinke buikpijn,
enerzijds omdat hij teveel gegeten had,
anderzijds omdat het zo vreselijk saai was geweest aan tafel.
Een ander voorbeeld.
Judocus was een vlotte vent met een goede baan en een plezierig leven.
Maar hij had nog best tijd over om nog wat andere dingen te gaan doen.
Terwijl hij zich liep af te vragen wat hij zou gaan doen,
kwamen vrienden bij hem om hem over te halen mee te doen aan Idols.
Dat was precies wat voor hem, vonden ze. Dat werd hij beroemd
en gingen alle deuren voor hem open.
Tegelijk kwamen kennissen hem vragen of hij geen vrijwilligerswerk
wilde gaan doen in het verpleeghuis,
bij demente bejaarden. Dat is wel niet altijd gemakkelijk, zeiden ze,
maar uiteindelijk was het toch heel fijn om te doen.
Judocus voelde er wel wat voor om mee te doen aan Idols.
Een beetje beroemd worden leek hem wel leuk.
Maar hoe meer erover nadacht, hoe meer schrok het hem af:
hij was bang dat hij niet meer zichzelf zou kunnen zijn als hij beroemd
werd.
Daarom koos hij toch voor vrijwilligerswerk bij demente bejaarden
en hij heeft nooit spijt gehad van zijn keuze.
Jarenlang was hij met veel plezier vrijwilliger in het verpleeghuis,
waar hij door medewerkers en bewoners op handen gedragen werd.
Nog een voorbeeld uit de krant van de afgelopen week, dus echt gebeurd:
Een Duitse lottowinnaar heeft zijn complete prijs van ruim 9 miljoen
euro aan goede doelen gegeven.
Hij verklaarde bang te zijn voor de plotselinge rijkdom.
Drie verhaaltjes naar aanleiding van de lezingen van vandaag.
Het lijkt zo aantrekkelijk om rijk te zijn, te kunnen doen wat je wilt,
in een groot huis te wonen, in dure auto's rond te rijden,
door iedereen als een VIP behandeld te worden.
Het lijkt zo aantrekkelijk om bekend en beroemd te zijn,
om fans te hebben die je toejuichen, om je boven anderen verheven te
voelen.
Als je de kans krijgt om dat waar te maken in je leven,
zou je wel oerstom zijn om die kans niet te pakken.
Het lijkt zo onaantrekkelijk om zomaar gewoon te zijn, niet op te
vallen,
om op de kleintjes te moeten letten, geen grote huizen of dure auto's,
om onbekend te zijn in de wereld van de groten.
Als je de kans krijgt om hogerop te komen, dan pak je die toch. Maar
als het gaat om zinvol leven, om levensgeluk,
dan lijkt dat hogerop maar heel moeilijk te vinden te zijn.
Hogerop kom je gemakkelijk in de wereld van de schone schijn,
maar die is dikwijls heel bedrieglijk, laat vaak een bittere smaak na.
Het vult je leven niet, je houdt er alleen maar een hol en leeg gevoel
aan over.
Je boven anderen verheven voelen, lijkt een prettig gevoel,
maar dikwijls houdt men er alleen maar een maagzweer aan over.
Bewust kiezen voor gewoon zijn, voor bescheidenheid, voor
dienstbaarheid aan anderen, dat vult een leven wel met een goed gevoel,
daarin is wel levenszin en levensgeluk te vinden.
Dat probeert Jezus ons duidelijk te maken met zijn verhaaltje.
Wie het hogerop zoekt en zelf denkt recht te hebben op een ereplaats,
komt in zijn ogen ergens achteraan.
En degenen die zich bescheiden opstellen in hun leven,
verdienen volgens Hem ereplaatsen in het koninkrijk van God.
Of zoals Jezus Sirach het zegt in de eerste lezing:
Hoe hoger je staat, des te kleiner moet je je maken
en je zult genade vinden bij de Heer.
De voetbalcompetitie is weer begonnen.
Of het nu in de eredivisie is of in derde klasse C
heel wat harten gaan sneller kloppen als hun favoriete club moet
spelen.
Als het over voetbal gaat kunnen sommigen heel fanatiek worden.
Grote groepen supporters trekken met hun club mee.
Als hun club kampioen is geworden,dan is het groot feest.
En elke club wil graag kampioen worden, in welke klasse ze ook spelen.
De wedstrijden winnen, bovenaan staan in de competitie, daar gaat het
om.
Het kan daarbij wel eens hard tegen hard gaan,
en je ziet nogal eens dat er spelverruwing voorkomt,
zeker in het betaalde voetbal waar geld zo'n grote rol speelt.
Dat maakt de sport als sport er niet mooier op.
En ook de supportersrellen waar je soms van hoort, ontsieren deze
sport.
Competitie hoort bij de sport: iedereen speelt om te winnen
ook al weten we dat er ook altijd verliezers zijn.
Ook ons gewone leven zit vol competitie en rivaliteit.
Iedereen probeert, bewust of onbewust, zo hoog mogelijk te scoren,
ergens bovenaan te staan, en flink ellebogenwerk is hier niet vreemd.
Ook in het gewone leven kun je soms spreken van spelverruwing
en het komt voor dat mensen onder de voet gelopen worden
door de prestatiedrift en geldingsdrang van enkelen.
Dat ontsiert een goede en sportieve samenleving.
Vorige week ging het over de nauwe deur naar het koninkrijk van God
en ik heb toen gezegd dat ieder die voorrang geeft aan anderen
heel gemakkelijk voor die deur kan gaan.
Voorrang geven, anderen voor laten gaan, daar moet je natuurlijk niet
mee aankomen in de sport,
maar als je hart hebt voor de mensen met wie je samen op weg bent,
is het een heel belangrijke en wezenlijke levenshouding.
Anderen voorrang geven in je leven, kun je op verschillende manieren.
Iemand die nog wat tijd over heeft kan zich afvragen:
Wat doe ik ermee. Gebruik ik die voor mijn eigen plezier
of gebruik ik die tijd ten bate van anderen,
bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk te gaan doen.
Of iemand die een goed inkomen heeft en best wat geld overhoudt,
staat voor de vraag: Gebruik ik dat alleen voor mezelf
om iets onnodigs maar wel plezierigs te kopen, of ben ik bereid wat
geld te geven aan een goed doel.
Het gaat uiteindelijk steeds om de vraag: ben ik bereid me dienstbaar
te maken aan anderen,
als bepaalde leefomstandigheden dit van me vragen.
In de loop der jaren heb ik heel wat echtparen ontmoet waarvan de ene
partner ziek en gehandicapt raakte
en waar de ander zich helemaal wegcijferde voor die zieke partner
en alles deed om zo goed mogelijk voor hem of haar te zorgen.
Vaak is dat een heel indrukkende vorm van de ander voorrang geven.
Om dat te kunnen moet je wel nederig en bescheiden zijn.
Nu zijn nederigheid en bescheidenheid tegenwoordig begrippen
die helemaal uit de tijd lijken te zijn.
Je moet voor jezelf opkomen, is de kreet van onze tijd,
Natuurlijk: niemand moet over zich heen laten lopen
of zich voor het karretje van een andere laten spannen,
Echte bescheidenheid heeft niets te maken met onderdanigheid of
ondergeschiktheid,
zoals vroeger misschien wel eens gesuggereerd werd.
Het heeft wel te maken met een levenshouding
waarin je eerlijk bent tegenover jezelf en anderen,
waarin je je niet verheven voelt boven anderen,
en boven anderen uit wilt steken
een houding waarin je jezelf niet te belangrijk vindt om je dienstbaar
te maken aan anderen.
De echte kampioenen in het leven zijn meestal niet de mensen
die belangrijke posities bekleden en waar iedereen tegenop kijkt ,
maar doodgewone mensen die ergens achteraan staan en niet opvallen,
maar die geweldig veel voor anderen doen, onopvallend en heel
bescheiden.
De ereplaatsen in het koninkrijk van God worden niet ingenomen door al
die hoogwaardigheidsbekleders en andere belangrijke personen,
maar door al die gewone mensen die in het leven hun hart laten spreken
en anderen voorrang geven in hun prioriteiten, in hun zorg en aandacht.
De echte grote mensen vinden zich meestal niet zo voornaam of
bijzonder.
Meestal zeggen ze: ik heb toch alleen maar mijn plicht gedaan.
Maar zij staan wel heel hoog aangeschreven in het Rijk van God.
Ik heb pas een boek gelezen over Barcelona in de veertiende eeuw
en de toestanden die daarin beschreven staan zijn ronduit schokkend.
Aan de ene kant het autoritaire en brute optreden van de magistraten,
ook van de kerkelijke. In die wereld draaide alles om de beste baantje
en waren de intriges niet van de lucht, ook in kerkelijke kringen.
Aan de andere kant de gewone man die altijd weer een speelbal was
in de handen van de rijken en de machthebbers.
Die middeleeuwse toestanden hebben we gelukkig niet meer,
maar ook nu wordt er nog vaak gevochten om de beste plaatsen.
Ook nu moet de gewone man vaak het onderspit delven
in de rivaliteit tussen de mensen die alsmaar meer willen.
De lezingen van vandaag roepen ons op tot bescheidenheid.
Bescheidenheid siert de mens, is het bekende gezegde,
maar die bescheidenheid is vaak ver te zoeken, ook in onze tijd.
Bescheidenheid en nederigheid zijn woorden die meestal niet voorkomen
in het woordenboek van de moderne mens.
Bij bescheidenheid wordt wel eens gedacht aan simpele zielen,
te dom om in onze samenleving een belangrijke plaats te bekleden.
Op heel veel punten moeten ze anderen voor laten gaan,
maar echte bescheidenheid heeft hier niets mee te maken.
Bij bescheidenheid wordt ook vaak gedacht aan onderdanigheid:
de mindere moet zijn plaats weten tegenover zijn meerdere,
een soort slaafsheid die van bovenaf wordt opgelegd.
Vroeger kwam je dat nogal eens tegen op de werkvloer van een fabriek,
bij de gewone burgers tegenover de notabelen van stad of dorp,
en ook bij de gewone gelovigen tegenover de kerkelijke autoriteiten.
De minderen moesten het hoofd buigen voor de meerderen en hen voor
laten gaan, letterlijk en figuurlijk.
Maar echte bescheidenheid heeft niets te maken met dat soort
onderdanigheid.
Echte bescheidenheid wordt gedragen door twee elementen.
Het eerste is het besef dat alle mensen in wezen gelijk zijn.
Niemand heeft het recht zich verheven te voelen boven anderen,
of je nu president bent of bouwvakker. directeur of jongste bediende,
professor of straatveger, generaal of gewoon soldaat.
Natuurlijk zijn er aan de buitenkant wel verschillen in iemands
positie.
Je hebt werkgevers en werknemers, rijke en arme mensen, bekende en
onbekende mensen.
Je hebt mensen die in een dure auto rijden maar ook mensen die alleen
maar een fiets hebben, sommige wonen in een dure villa, anderen in een
eenvoudig flatje.
Die verschillen zijn er natuurlijk maar het blijft een feit
dat alle mensen van binnen gelijk zijn
en dat niemand de mindere is van een ander.
Het tweede element dat wezenlijk is aan bescheidenheid,
is de bereidheid om anderen voorrang te geven in je leven,
niet omdat je daartoe gedwongen wordt door de sociale verhoudingen,
zoals vroeger al te vaak het geval was.
maar van binnen uit, omdat je het goede wil voor anderen.
Kijk bijvoorbeeld maar eens naar het gezin.
De ouders zijn natuurlijk de baas in huis, moeders wil is wet en vaders
wil soms ook,
maar op veel punten laten zij de belangen van hun kinderen voorgaan,
houden ze rekening met hun behoeften en verlangens.
Bij ouders is dat bijna iets vanzelfsprekends.
Ouders die alleen maar aan het eigen belangen denken,
maken hun kinderen en zichzelf maar al te vaak diep ongelukkig.
Maar het vraagt een zekere bescheidenheid om het welzijn van de
kinderen voorrang te geven.
Maar dat geldt voor heel onze samenleving.
Iemand die alleen geïnteresseerd is in zijn eigen belangen
en alles doet om de beste plaats voor zichzelf in te nemen,
die komt toch vaak bedrogen uit en maakt zichzelf ongelukkig.
En om samen gelukkig te zijn in het leven gaat het toch.
In het evangelie is sprake van een feestmaal,
d.w.z. een samenzijn van mensen waar ze vreugde aan beleven.
Maar, zo maakt Jezus duidelijk: die vreugde zit niet in de voornaamste
plaatsen aan tafel,
maar wel in de bereidheid anderen voor te laten gaan,
anderen ruimte te geven aan jouw tafel, anderen toe te laten in je
gezelschap,
niet alleen je goede vrienden maar juist ook degenen die veel tekort
komen
mensen die vaak niet meetellen in een gemeenschap.
Hen toelaten in je leven, hen wat vreugde bezorgen,
dat getuigt van de ware bescheidenheid en nederigheid
waar het evangelie over spreekt. Dan wordt het leven een feest.