Gebeden op Sacramentsdag
Gebed:
God in de hemel en bij ons op aarde:
wij bidden U iedere dag om brood en we krijgen het, in overvloed.
Vaak gooien we het weg, als het niet zo vers meer is.
We kunnen ons niet voorstellen dat het er op een dag niet zou zijn.
Daarom willen wij U danken, voor al die overvloed.
Maar als we horen en zien van mensen die niets te eten hebben
voelen wij ons schuldig: wij wel en zij niet!
Daarom vragen wij U om wijsheid en moed,
zodat we kunnen werken aan een rechtvaardige verdeling van uw gave:
dagelijks brood voor ieder mens. Amen.
Gebed over de gaven
God van de open handen, zie genadig neer op ons hier samen
nu wij gaan vieren dit heilig sacrament van breken en delen,
van in liefde en trouw je wegcijferen voor de ander.
Jezus heeft ons dit sacrament gegeven
om zo verbondenheid te vieren met U en met elkaar.
Moge onze verbondenheid rond brood en wijn
vruchtbaar worden in een groeiende saamhorigheid met elkaar,
vandaag en alle dagen. Amen
Slotgebed:
God van de open handen,
zichtbaar geworden in Jezus die zijn armen uitstrekte naar de mensen
die hij tegenkwam, groot en klein, ziek en gezond,
kom ook aan het licht waar wij anderen tegemoet treden met open handen,
met handen die liefde geven, die ondersteunen en dragen.
Nu wij dit sacrament van zijn dienende liefde gevierd hebben,
vragen wij uw Geest van kracht ons te onder steunen
om wat we symbolisch vierden waar te maken in concrete daden.
Dat vragen wij U omwille van hem die hier in ons midden aanwezig is die
leeft in uw glorie tot in alle eeuwigheid. Amen
Voorbede:
Wij bidden vandaag voor hen die regelmatig in onze kerken samenkomen
om het heilig sacrament van de eucharistie te vieren,
dat die verbondenheid rond brood en wijn ook moge uitmonden
in een grote verbondenheid in hun dagelijks bestaan,
dat zij steeds met open handen op de ander gericht mogen staan.
Wij bidden voor hen die weinig of geen boodschap hebben
aan kerkelijke vieringen en daar meestal niet aan deelnemen,
dat zij toch in hun dagelijks bestaan doen
wat Jezus ons heeft voorgedaan,
dat zij bereid zijn het brood te delen met hen die honger hebben
en anderen bij te staan als die een lijdenskelk moeten drinken.
Wij bidden voor hen die krampachtig willen vasthouden aan het oude,
voor degenen die de letter van de wet belangrijker vinden
dan de geest van verbondenheid tussen gelovigen,
dat zij zich open durven stellen voor de Geest van Jezus
en wegen zoeken en vinden naar een groeiende eenheid.
Wij bidden voor hen die alleen maar voor zichzelf leven,
bij wie alles draait om eigen belang, eigen gemak of eigen plezier,
dat zij toch gaan beseffen dat echt menselijk geluk alleen gevonden kan
worden
als dat leven in liefde en genegenheid gedeeld wordt met anderen.
God, onze Vader in de hemel, mogen wij waarlijk uw kinderen zijn,
in alles op U gelijkend, door de dingen te doen
die Jezus, uw gezondene, ons heeft voorgehouden en voorgeleefd.
Dat vragen wij U omwille van hem,
die nu leeft in uw glorie tot in alle eeuwigheid. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij Sacramentsdag
Brood
Brood, een krentenmik, een tarwebolletje
of een sneetje roggebrood,
zo gewoon, vertrouwd en vanzelfsprekend,
het zou pas opvallen
als het er ineens niet meer was.
Het graan in de aarde,
gemalen en gekneed,
gerezen en gebakken
en vervolgens aan zo vele keukentafels
door zorgzame handen uitgedeeld.
Brood, daar zit levenskracht in
of het nu door heilige handen wordt gebroken
of aan de keukentafel wordt gedeeld,
pas daar waar mensen
hun leven werkelijk delen met elkaar
gaat het brood smaken naar meer.
Schuif maar aan
Ik was moe en afgepeigerd.
Ik was uitgeteld en leeg.
Ik was verslagen en mijn hart was verstrooid.
Waar ik mijn honger zocht te stillen,
kreeg ik spreuken en betoog.
En waar ik mijn dorst wou lessen,
was het kaal en droog.
Tot ik iemand hoorde zeggen:
Kom aan tafel, kom. Schuif maar aan,
er is een plaats voor je vrij.
Al ben je uitgedroogd, ontworteld,
zoals je bent mag je erbij.
Al kom je midden in de nacht,
jouw duister is licht genoeg voor mij.
Ik was alleen en onverbonden.
En de vragen die ik schreeuwde,
kaatsten naar mij terug met holle klank.
Wie ik vroeg mijn pijn te stelpen,
keek mij aan met lege ogen.
Wie ik hulp vroeg,
treurde zelf in eigen monologen.
Tot ik iemand hoorde zeggen:
Kom aan tafel, kom ik heb te eten
voor wie hongert zoals jij.
Te drinken voor wie dorst naar recht en liefde.
Sluit je aan de lange rij, als je leeg bent van binnen.
Kom maar aan mijn tafel. Kom bij mij.
Gastvrijheid
Gastvrijheid is
je huis uitnodigend openstellen voor de ander.
Gastvrijheid is
je brood delen met hen die honger hebben.
Gastvrijheid is
eenzamen opnemen in je eigen kring.
Gastvrijheid is
vreemdelingen en minderheden zonder vooroordelen tegemoet gaan.
Gastvrijheid is
de deur van je hart openzetten voor je medemens,
naar het voorbeeld van Jezus:
"Het mijne is het jouwe
neem maar wat je nodig hebt."
Gebed:
God in de hemel
en bij ons op aarde:
wij bidden U iedere dag om brood
en we krijgen het, in overvloed.
Vaak gooien we het weg,
als het niet zo vers meer is.
We kunnen ons niet voorstellen
dat het er op een dag niet zou zijn.
Daarom willen wij U danken,
voor al die overvloed.
Maar als we horen en zien van mensen
die niets te eten hebben
voelen wij ons schuldig:
wij wel en zij niet!
Daarom vragen wij U
om wijsheid en moed,
zodat we kunnen werken
aan een rechtvaardige verdeling van uw gave:
dagelijks brood.
Amen.
Alleen de rijst
Alleen de rijst die we samen eten,
stilt onze honger.
Alleen het water dat we samen drinken,
lest onze dorst.
Alleen de strijd die we samen voeren,
brengt bevrijding.
Alleen de kleren die we samen delen,
maken mooi.
Alleen de woorden die we samen vinden,
zijn verstaanbaar.
Alleen de weg die we samen gaan,
heeft een doel.
Alleen het doel dat we samen stellen,
is bereikbaar.
Alleen de vrede die wij samen maken,
wordt wereldwijd.
Brood in de handen van God
Van bloem moet gij twaalf broden bakken, elk van twee issaron. Die moet
gij in twee rijen van zes voor de Eeuwige op de tafel van zuiver goud
leggen. Lev. 24,543
Op een dag lag een rijke bakker te slapen in de synagoge. Op dat moment
werd Leviticus 24, 5-6 gelezen, waarin de kinderen van Israël gevraagd
wordt om twaalf broden op het altaar te leggen. De bakker dacht dat God
persoonlijk tot hem had gesproken. Hij haalde twaalf broden die hij
achter het gordijn bij de Bijbelrollen verstopte. Hij was nog maar net
weg of de schoonmaker van de synagoge kwam het heiligdom binnen. Hij
bad: '0 Heer, ik ben zo arm. Mijn gezin lijdt honger. We zullen sterven
tenzij U een wonder verricht.' Na zijn gebed ging hij aan het werk en
vond de broden. 'Een wonder!', riep hij uit.
Het tafereel herhaalde zich een paar jaar lang. Totdat de rabbi op een
dag toevallig zag wat zich afspeelde. Toen de waarheid boven tafel
kwam, waren de bakker en de schoonmaker teleurgesteld dat God geen deel
uitmaakte van hun leven. Maar de rabbi zei: 'Kijk naar jullie handen.
Het zijn de handen van God, die brood ontvangt en het uitdeelt.'
Book of Miracles
Het brood delen
Wij hadden de hele middag door de stad geslenterd, mijn broer en ik.
Volslagen doelloos, eigenlijk alleen maar om er even uit te zijn, omdat
we het binnen niet konden uithouden met al onze herinneringen. Alles
ging gewoon door In Jeruzalem, net alsof er niets gebeurd was.
In de tempel werd geofferd en gezongen: "Grote God, wij loven U", en in
de voorhof deden de wisselaars en duivenverkopers goede zaken.
"Prachtig weer", zeiden de mensen, "heel anders dan gisteren. Wat een
onweer tegen het derde uur!"
Sommigen herkenden ons als zijn leerlingen en natuurlijk lazen ze op
onze gezichten de gestorven illusies. Maar ze gingen zwijgend ons
voorbij, om ons te sparen.
Plotseling werden we aangesproken door een vreemdeling. Hij zocht wat
eten en een onderdak. En ofschoon we niet in de stemming waren voor een
warm onthaal, boden we hem toch onze gastvrijheid aan.
Zo gingen we met z'n drieën naar onze woning in de randstad. Onderweg
merkte de vreemdeling dat we erg gedeprimeerd waren, en voorzichtig
informeerde hij naar de reden.
Toen vertelden we hem over Jezus van Nazaret. Hoe we gehoopt hadden,
dat hij de man zou zijn die alles nieuw zou maken en Israël bevrijden.
Maar dat hij gisteren was gedood, voorgoed uit onze ogen en alle dromen
voorbij.
De vreemdeling keek ons aan en zei: "Waarom zou een mens en al wat hij
is voorbijgaan door de dood?"
Tegen de avond kwamen we bij onze woning.
Zwijgend maakten we het eten klaar en gingen aan tafel.
En plotseling, toen we samen het brood braken en de beker deelden,
herkenden we hem.
En onze ogen begroetten hem in onze aanwezigheid voor elkaar. Zo kregen
we moed om terug te gaan naar de stad, en we sloten ons aan bij allen
die zeiden:
"Hij is verrezen en gaat ons voor!"
Delen
Op de Grote Sabbat kwam de rabbi eens moe
en met lome pas van het bedehuis naar huis.
"Waardoor ben je zo uitgeput," vroeg zijn vrouw hem.
"De preek heeft me ontzettend veel gekost," zei hij.
"Ik moest over de armen preken en hun schrijnende nood,
want alles is peperduur geworden."
"En wat heeft je preek voor uitwerking gehad,"
vroeg zijn vrouw.
"Voor de helft van wat nodig is, is gezorgd," antwoordde hij,
"want de armen zijn namelijk bereid te ontvangen.
Hoe het met de andere helft ervoor staat,
of namelijk de rijken bereid zijn te geven,
dat weet ik nog niet!"
terug naar de overweging