Er zijn tegenwoordig best veel mensen die met God in hun maag
zitten.
Ik geloof wel dat er iets is, zeggen ze vaak,
maar of dat nu God is, dat weten ze niet meer.
Als ze nog iets weten van de oude catechismus
dan zegt hun dat niets meer.
Nu is God altijd de grote ongrijpbare geweest, de onnoembare, het grote
ondoorgrondelijke mysterie,
maar altijd hebben mensen toch naar woorden gezocht om wat houvast te
krijgen aan die ongrijpbare God.
Men heeft formules bedacht om iets van God te kunnen zeggen,
maar te vaak vergat men dat God niet in formules te vangen is.
Iemand die heel de catechismus van buiten kent, is daarmee nog geen
gelovige.
Iemand die de 12 artikelen van het geloof kent,
is daarmee nog geen gelovige.
Geloven begint daar waar je zegt: ik begrijp er niets van.
Geloven begint daar waar je in verwondering kijkt naar de dingen om je
heen,
naar de dingen die je concreet ziet maar ook het ongrijpbare dat
erachter zit.
Geloven begint daar waar je voelt dat er meer is dan je ziet
maar dat maar niet onder woorden kunt brengen.
Toch proberen we altijd weer dat ongrijpbare onder woorden te brengen.
We kunnen er alleen over praten in menselijke woorden,
maar daar zitten wel risico's aan vast: want geen enkel woord kan God
weergeven.
We zijn gewend te spreken over God onze Vader, maar God is geen vader,
Hij is geen man, ook geen moeder of vrouw.
Dat God meestal mannelijk wordt gezien,
komt voort uit de joodse traditie dat een mannenwereld was.
We spreken over God de Zoon, maar God heeft geen zoon
zoals mensen zonen en dochters hebben.
Het zijn pogingen om enige grip te krijgen op dat mysterie,
we kunnen niet anders maar we moeten wel blijven beseffen
dat het heel betrekkelijk is wat we zeggen.
Zeggen wat God niet is, is veel gemakkelijker dan zeggen wat Hij wel
is.
We kunnen alleen in symbolen over God praten,
symbolen die iets verduidelijken maar tegelijk veel verhullen.
Ik wil u vragen even naar de tekening op uw
boekje te kijken.
Daarin wordt heel mooi weergegeven hoe wij gelovig naar God kunnen
kijken.
Hier zie al meteen dat het ook niet zozeer gaat om een drie-eenheid,
hier wordt een zeven-voud uitgebeeld, een eenheid in veelheid.
God wordt hier niet verbeeld als een oude man zoals vroeger wel
gebeurde
maar als twee uitgestrekte handen, twee gevende handen, ze geven leven,
twee zegenende handen, beschermende en dragende handen,
twee handen uit het niets, het onbekende, het oneindige.
Ik vind dat een heel mooie symbolische aanduiding van God
die we toch zien als de oorsprong van alle leven, alle goedheid.
Het tweede symbool op de tekening is de duif:
het bijbelse symbool voor de Geest van God
die mensen in beweging zet, die een boodschap van vrede brengt.
Als derde zien we de figuur van Jezus Christus,
geen symbool, is ook niet nodig: Jezus was een levende mens,
een mens die je kon zien, kon horen, kon aanraken.
En tegelijk heeft deze mens iets goddelijks in zich.
Hij maakte Gods handen concreet zichtbaar en tastbaar
waar hij mensen de handen oplegde als teken van heil.
Hij verwoordde de boodschap van Gods Geest,
die oproep tot verbondenheid en dienstbaarheid aan elkaar.
In onze christelijke traditie heeft hij de eretitel gekregen van zoon
van God.
En meestal stoppen we hier als we over God spreken.
Maar op deze tekening staan nog vier personen afgebeeld,
een zwarte, een vrouw, een man, een kind,
zij staan symbool voor alle mensen ter wereld.
Ze staan onder Gods handen, onder de duif, omarmd door Jezus,
zijn hand beschermend op het hoofd van een van hen,
en ze houden ook elkaar vast.
En prachtig symbool van de verbondenheid van mensen
met God, het goddelijke, maar ook met elkaar.
Als we praten over de drie-ene God dan duiden we daarmee
een hechte verbondenheid aan, een eenheid,
maar die mogen we nooit losmaken van eenheid en verbondenheid tussen
mensen.
Je kunt dan ook niet terecht zeggen: ik geloof in God
als je ook niet gelooft in mensen, in verbondenheid met hen,
verbondenheid die gestalte krijgt vormen van saamhorigheid en
dienstbaarheid.
Dat beeld van God met de mensen en de mensen met God
wordt heel treffend in deze tekening weergegeven.
Als u nu zegt: nu begrijp ik het allemaal, dan hebt u er niets van
begrepen.
Toch hoop ik dat het wel iets diepte geeft aan uw geloof in God
en in uw gelovige verbondenheid met elkaar.
Op een goede dag stapte God een ziekenhuis binnen. Hij wandelde
onopvallend over een paar afdelingen, maar stond ten slotte voor een
hoofdzuster die zich een hoedje schrok en zenuwachtig zei: 'Zeg, weet U
wel dat het nu geen bezoekuur is? Maar zeg me eens eerst; hoe moet ik u
eigenlijk aanspreken?'
'Noem mij maar Vader', zei God, en dat klonk heel vriendelijk.
'Maar mijn vader is verschrikkelijk autoritair', zei een jonge
verpleger die net voorbij kwam, 'en hij begrijpt mij helemaal niet. Ik
kan beslist niet met hem praten'. 'Tja', zei God, 'dat is vervelend.
Weet je zeker dat je zelf helemaal vrijuit gaat?... Maar, hoe dan ook,
je mag ook gerust Moeder tegen me zeggen, want zelfs al zou een moeder
haar kind verloochenen, ik laat jou nooit in de steek'.
'Mijn moeder heeft mij wel in de steek gelaten', zei een jeugdige
patiënte die in haar ochtendjas over de gang wandelde; 'ze is er met
een ander vandoor gegaan en ze hebben mij in een tehuis gestopt'.
'Onbegrijpelijk dat zoiets onder mensen voorkomt', zei God; 'en je bent
nog wel zo'n lief kind... Noem mij dan maar liefste, want ik wil alles
voor je zijn'.
'Jawel', zei een vrouw op de kamer naast de zusterspost, want ze had
alles gehoord, 'jawel, ik meende het zo, toen ik mijn man liefste
noemde, twintig jaar geleden. Maar nu snauwt hij mij af. Ik ben niet
meer dan z'n dienstmeisje en kinderjuffrouw'.
'Dan weet ik het ook niet meer'. zuchtte God, 'dan is er blijkbaar geen
mensennaam voor mij te vinden, waarmee iedereen mij zou kunnen noemen.
Aan het einde van de gang was er gerammel en een stem riep: eten'. 'Ik
moet opstappen', zei God. 'Maar u vroeg hoe u Mij moest aanspreken,
zuster. Zeg maar Vader of Moeder of Liefste of net wat uw hart u
ingeeft. U mag ook gewoon God tegen me zeggen. Het doet er niet toe,
als jullie maar proberen zoveel mogelijk waar te maken wat ik ben:
eenheid in verscheidenheid'. En weg was Hij.
De God in dit verhaaltje had gelijk: er is geen mensennaam voor God te
vinden.
Elke naam roept bij mensen wel eens negatieve gevoelens op,
naar gelang ze zelf in hun leven hebben meegemaakt.
En het woordje God zegt ook al niets: je kunt er alle kanten mee op,
het roept bij mensen heel verschillende gedachten op.
In de naam van God zijn in de loop der eeuwen veel misdaden gepleegd.
Maar in de naam van diezelfde God is er ook heel veel goeds gebeurd.
Velen waren zeker vroeger bang van die God, bang gemaakt
omdat hij je straffen zou als je niet naar zijn pijpen danste.
Maar heel velen hebben in die God ook kracht gevonden in moeilijke
dagen.
Voor velen heeft God tegenwoordig afgedaan.
Al jaren geleden verscheen er een boek van een Anglicaanse bisschop
met de titel: God is dood. God lijkt inderdaad voor velen dood te zijn.
Vandaag zijn er velen die zeggen niet meer te geloven in God.
Dan ben ik altijd geneigd te vragen: in welke God geloof je niet?
In die met het gezicht van een oude man, of van een strenge rechter,
de grote tovenaar die alles kan geven wat je vraagt,
maar dat tot je verdriet bijna nooit doet,
die onzichtbare almachtige die boven alles staat, die alles kan,
en toch van alles in het honderd laat lopen in die schepping van hem.
Dan is het goed dat je in die God niet meer gelooft, die God bestaat
niet.
Het goed dat die God dood is.
Maar de levende God, waar kan ik die ontdekken.
De vraag is eigenlijk niet waar kan ik die ontdekken, Hij zit niet op
een plaats.
De vraag is: hoe kan ik Hem ontdekken? Of: Hoe kan ik iets van Hem
ontdekken?
We zullen alleen iets van God ontdekken als we van binnen stil kunnen
worden, in onze lawaaierige wereld kunnen we onszelf vaak niet eens
vinden, laat staan God.
We zullen alleen iets van God ontdekken als we in bewondering en
verwondering kunnen kijken naar al wat bestaat
in die wereld om ons heen, in die grote ruimte waarin we een klein
stipje zijn.
Ze zullen alleen iets van God ontdekken als we oog hebben voor die
stille kracht die mensen draagt in moeilijke dagen,
die hen inspireert om goed te zijn voor anderen.
Uiteindelijk dragen we allemaal iets van God in ons mee, iets van zijn
Geest, juist zoals Jezus iets van God uitstraalde in zijn leven.
God kun je niet vangen in allerlei geleerde formules, Hij is niet te
beredeneren.
Je kunt alleen iets van Hem voelen in je hart,
en vanuit dat gevoel Hem een beetje zichtbaar maken in je leven, in je
verbondenheid met elkaar.
Als we gaan bidden, dan maken we eerst het kruisteken,
ook elke viering in de kerk wordt geopend met het kruisteken.
Dat kruisteken heeft een dubbele betekenis.
Het gebaar (het kruis) verwijst naar Jezus, aan het kruis gestorven,
de drager van een blijde boodschap die ook nu nog belangrijk is.
De woorden verwijzen naar de achterliggende werkelijkheid:
De Vader, de Zoon en de H. Geest, de drie-ene God.
Je zou kunnen zeggen: de onzichtbare God in de hemel,
de God die zichtbaar werd in Jezus Christus, die God zijn vader noemde
en de God die mensen in beweging zet om zijn weg te gaan
zoals Jezus die ons gewezen heeft.
De werkelijkheid is denk ik wel dat we hier zelden of nooit aan denken
als we het kruisteken maken, bovendien doen we dat vaak heel slordig
zodat het meer op vliegen wegjagen lijkt dan op het teken van het kruis.
Ik denk dat je het kruisteken ook op een andere manier kunt verstaan.
In dat gebaar wijs je naar de drie belangrijkste onderdelen van je
mens-zijn:
je wijst naar je hoofd, de zetel van het verstand,
je wijst naar je hart, de zetel van je gevoel,
en je wijst naar je schouders, en daar beginnen je armen met de handen
waar je allerlei dingen mee kunt doen.
Die drie onderdelen maken je tot een volwaardige mens
en je kunt geen enkel onderdeel missen.
Met je verstand kun je over dingen nadenken en weloverwogen
beslissingen nemen.
Als je verstandelijk gehandicapt bent, kun je niet zelfstandig in het
leven staan.
Je gevoel geeft warmte, kleur en diepte aan je leven.
Ongelukkig de mens die absoluut gevoelloos is, die daardoor harteloos
is,
die dus ook geen liefde voor anderen kan voelen.
Maar met je armen en handen moet je aan het werk,
moet je de dingen doen die bij je mens-zijn horen
niet alleen eten en drinken en werken met je handen,
maar ook voor anderen een helpende hand zijn, een arm die ondersteunt.
Alleen als die drie onderdelen een echte eenheid vormen, in evenwicht
zijn,
dan kun je als volwaardig mens door het leven gaan.
We zijn geschapen naar Gods beeld en gelijkenis zegt het boek van de
bijbel.
Daarom is het niet zo vreemd dat we diezelfde drieheid in eenheid
in God terug kunnen vinden.
God de Vader zie ik als het hoofd, ook een beetje als de baas,
de baas boven zoals we vaak zeggen,
maar veel meer als het grote brein achter alles.
De Zoon zie ik als het hart, de vleesgeworden liefde van God.
In Jezus' woorden en daden, in zijn leven en dood heeft God ons laten
zien wat hij verstaat onder hart hebben voor anderen.
En de Heilige Geest staat voor beweging, beweging die mensen de dingen
laat doen die hoofd en hart ons voorhouden.
Die drieheid in eenheid moeten we ook kunnen terugvinden in ons gelovig
zijn.
Geloven doe je met hoofd, hart en handen.
Geloven is veel meer dan dingen weten.
Al ben je doctor in de theologie, al heb je heel de katechismus in je
hoofd zitten,
al ken je heel de bijbel van buiten, daarmee ben je nog geen gelovige
mens.
Het is ook nodig dat er liefde in je hart is, liefde voor Jezus en zijn
boodschap,
en liefde voor de medemens zoals hij ons dat voorgeleefd heeft.
Maar het doen, die liefde ook omzetten in daden is even wezenlijk.
Een geloof dat niet zichtbaar wordt in daden is geen echt geloof.
We hebben vandaag een groep mensen in ons midden die onlangs naar
Lourdes zijn geweest, pelgrims en helpers.
In Lourdes wordt gelovig zijn op een bijzondere manier zichtbaar,
daar wordt God op een bijzondere manier zichtbaar,
niet zozeer in de wonderen die er nu en dan schijnen te gebeuren,
maar wel in de enorme verbondenheid en eenheid die daar beleefd wordt.
Je kunt dat allemaal niet beredeneren, maar in Lourdes voel je iets
van een geweldige saamhorigheid die daar gestalte krijgt,
dat gezond en ziek, jong en oud echt bij elkaar horen,
daar zie je mensen die hart hebben voor elkaar
en een enorme groep helpers die de handen uit de mouwen steken,
om mensen die hulp nodig hebben, te ondersteunen.
Op die manier heeft Jezus Gods liefde voor de mens ook zichtbaar
gemaakt.
Op die manier heeft ook Maria, de dienstmaagd des Heren,
Gods liefde zichtbaar gemaakt, in haar eigen gezinnetje,
maar ook in het wereldwijde gezin van gelovige mensen.
Ook Maria was een gelovige in hoofd, hart en handen
en als zodanig is zij ook nu nog een voorbeeld voor ons allen.
Als de politie op zoek is naar mensen die in de fout zijn gegaan,
dan wordt er vaak een signalement van de dader verspreid,
dikwijls gepaard met een compositietekening,
gebaseerd op wat de slachtoffers of getuigen gezien hebben.
Soms is de gelijkenis heel treffend, soms wat minder,
dat is ook afhankelijk van het waarnemingsvermogen van de getuigen.
Gelovige mensen zijn op zoek naar God, de grote onzichtbare,
en ze doen dat eigenlijk ook aan de hand van compositietekeningen,
aangeleverd door mensen die iets van God hebben ervaren.
God heeft geen gezicht en toch hebben mensen van alle tijden
geprobeerd die onzichtbare God een gezicht te geven.
Als je over God spreekt, als je tot Hem bidt, over Hem nadenkt,
dan komt er toch iets van een voorstelling in je hoofd,
misschien heel vaag, misschien vrij concreet,
misschien een heel mooi beeld, misschien een heel verkeerd beeld.
Vanuit die Godservaringen zijn de geschiedenis door talrijke
compositietekeningen gemaakt
van die onzichtbare en ongrijpbare mysterieuze God.
Hij wordt wel eens afgebeeld als een oude man, maar God kent geen tijd,
is dus niet jong en niet oud.
Hij wordt wel eens gezien als een strenge rechter
die heel gauw klaar staat met een harde veroordeling en straf.
Vroeger werd dat beeld wel gebruikt als een soort stok achter de deur
om mensen op het goede pad te houden.
God wordt ook in Bijbelse teksten wel eens de goede Herder genoemd,
omdat Hij voor alle mensen het goede wil.
Maar er zijn ook mensen die dat beeld helemaal niet zien zitten,
juist ook omdat ze het gevoel hebben dat ze door God in de steek
gelaten zijn.
Het feest dat we vandaag vieren is in feite ook een compositietekening,
en dat in de vorm van een soort drieluik.
God wordt ervaren als een schepper en vader van alle mensen.
Jezus sprak steeds heel uitdrukkelijk over zijn Vader
Maar God is geen vader zoals aardse vaders.
je kunt evengoed zeggen: God, onze moeder in de hemel.
Maar dit beeld getuigt wel van de vaderlijke en moederlijke zorg van
God,
die ons ontelbare mogelijkheden geeft om zinvol te leven
om samen met elkaar te werken aan vrede en levensgeluk.
Die God is wel de onzichtbare en ongrijpbare
maar hij is een beetje zichtbaar geworden in Jezus,
die heel uitdrukkelijk de titel kreeg van zoon van God.
In hem liet God zich zien, in zijn woorden en handelingen maakte God
duidelijk
wat van eeuwigheid zijn voornaamste opdracht voor de mensen was:
namelijk dat zij oprechte zorg en aandacht voor elkaar moesten hebben.
Die Jezus was een heel speciale openbaring van God,
maar Hij wordt ook een beetje zichtbaar in alle mensen
die leven in de geest van Jezus, die de geest van God is.
Die geest is juist als God zelf ongrijpbaar maar je ziet wel mensen die
bewogen door die Geest
in de weer zijn voor een betere wereld in welke vorm ook.
Die Geest wordt vaak gesymboliseerd als wind en vuur
zoals we vorige week ook in het verhaal van het eerste pinksterfeest
hoorden.
De heilige Drie-eenheid is geen pasfoto van God maar een
compositietekening,
al gemaakt door de theologen uit de begintijd van de Kerk.
Zo probeerden zij die onzichtbare God toch een gezicht te geven,
een soort handvat om gemakkelijkheid over hem te kunnen praten.
De compositietekening was deels gebaseerd op de joodse traditie,
waarin men geen beeld van God in steen, hout of goud mocht maken,
omdat ze wisten dat geen enkele beeld God echt kon verbeelden.
Maar in hun manier van spreken kwam toch het beeld van één God
naar boven, een God van het verbond. een God die zich het lot van het
joodse volk aantrok.
He getuigenis van Jezus is ook een belangrijke bijdrage geleverd
aan het beeld van de drie-ene God.
En als u nu zegt: nou begrijp ik het helemaal, dan is het een
overduidelijk bewijs dat u er niets van begrijpt.
We zijn allemaal als gelovige mensen op zoek naar God,
om iets van zijn kracht, iets zijn geest te ervaren en bij die
zoektocht kan deze compositietekening ons de weg wijzen.
Sommige mensen proeven iets van God in hun leven,
en dat kan een heel goed gevoel geven,
anderen hebben het gevoel dat God heel ver weg is,
maar voor iedere gelovige is het wezenlijk dat hij op zoek is naar God,
niet zozeer in de hemels hoogte, maar in zijn schepping, in de natuur,
in zichzelf, in mensen om je heen
want overal zijn sporen van die onzichtbare God te vinden,
hopelijk ook in ieder van ons.