Lezingen: Handelingen van de Apostelen 15, 1-2. 22-29; Johannes 14, 23-29

Zesde zondag van Pasen 1998

Ook vandaag is het evangelie een stukje van Jezus' afscheidsrede, een soort geestelijk testament, uitgesproken op de laatste avond van zijn leven. Het gaat over dingen die hem heel erg ter harte gaan, en die dus ook ons ter harte moeten gaan. Twee woorden komen steeds weer terug op die laatste avond. Namelijk: vrede en liefde, liefde en vrede, en die twee kun je ook nooit losmaken van elkaar. Mijn vrede geef ik u, hoorden we zo net, maar hij voegde eraan toe: denk er wel aan: mijn vrede is anders dan de vrede die de wereld voorstaat. Wat is vrede? Natuurlijk: op de eerste plaats: geen oorlog, geen geweld.
Maar Jezus heeft iets meer bedoeld. Vrede, afgedwongen door geweldige wapenarsenalen, door alles verwoestende atoomwapens, elkaar daarmee afschrikken, denken we maar aan de zogenaamde koude oorlog. Is dat vrede? Zeker niet de vrede die Jezus bedoelde. Of meer nabij: niemand kwaad doen, niemand schade berokkenen, is dat vrede? Jezus bedoelde toch wel iets meer. Een rustig en vreedzaam leventje leiden, buiten alle gehakketak en geruzie blijven staan, een houding: laat de anderen hun gang maar gaan zolang ik er maar geen last van heb. Is dat vrede? Zeker niet in Jezus' visie.
Voor Jezus moest vrede altijd samengaan met liefde, d.w.z. met een positieve houding van welwillendheid jegens iedereen, een houding waarin je een positieve betrokkenheid voelt voor anderen, waarin je iedereen het goede gunt en waar mogelijk ook geeft. En hier ligt nu net het grote probleem. En wel met name in de onverschilligheid van mensen. Er zijn weinig mensen die echt haten, en vanuit die haat anderen kwaad berokkenen. Er zijn maar weinig mensen die echt oorlogszuchtig zijn en daarom niets ontziend geweld gebruiken. Maar er zijn wel massa's mensen die onverschillig langs de kant staan en die het allemaal maar laten gebeuren. De joodse theoloog Elie Wiesel heeft eens gezegd: het tegendeel van de liefde is niet de haat maar de onverschilligheid. En zo kun je ook zeggen: het tegendeel van de vrede is niet de oorlog maar de onverschilligheid. Deze week had de krant een berichtje over een verkrachting waarbij geen van de omstanders ingreep. Misschien hebben die omstanders gedacht aan Meindert Tjoelke de man die wel ingreep maar die het met zijn leven moest bekopen. Deze week berichten over een treinstaking in Noord-Nederland. Ik heb geen idee of het een verantwoorde actie was, maar ik zag wel mensen in beweging komen voor een doel, zij het dat dit doel beperkt was tot hun eigen portemonnee. Toen rond Meindert Tjoelke zag je destijds ook mensen in beweging komen, niet voor zichzelf maar voor een vreedzame gemeenschap, toen voelden velen zich aangesproken en legden zij hun onverschilligheid al. Hetzelfde hebben we bij onze zuiderburen gezien, naar aanleiding van Dutroux. Maar die momenten zijn jammer genoeg zo schaars en komen alleen voor bij echt aangrijpende dingen. Maar wat grijpt ons nog echt aan? We zijn immuun geworden voor het aangrijpende van andermans ellende, en als je immuun bent dan laat veel je onverschillig, dan zeg je al gauw: ze zoeken het maar uit, als ze maar niet bij mij in de straat komen. Een paar weken geleden hebben we hier gecollecteerd voor Soedan, het was meer dan ƒ 1000.- best een mooi bedrag. Maar als de nood daar ons echt aangegrepen zou hebben, dan had die collecte minstens het tienvoudige op moeten brengen. Maar ja, we zijn zo overvoerd met allerlei gruwelijke beelden uit alle hoeken van de wereld, we horen zoveel over geweld in onze eigen samenleving, dat we allemaal eelt op de ziel hebben gekregen. En enerzijds is dit een heel normaal verschijnsel, iets vanzelfsprekends, ergens ook nodig: want niemand kan zich gevoelsmatig laten aanspreken door alle ellende over ter wereld, dan heb je geen leven meer; anderzijds is het ook een grote verarming en wellicht nog erger: de voedingsbodem voor een groeiende onverschilligheid. En waar onverschilligheid heerst kan geen liefde groeien en waar geen liefde is, en dus geen gemeenschapszin, geen echte betrokkenheid tussen mensen, daar kan geen echte en duurzame vrede bestaan. Dat geldt voor vrede in onze eigen gemeenschap, dat geldt voor de vrede in de wereld in het groot.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zesde zondag van Pasen 2001

Als er onenigheid in een gemeenschap is, of in een gezin, in een buurt kan dat heel vervelend zijn. Anderzijds: als iedereen het altijd met iedereen eens zou zijn, dan klopte er ook iets niet met die gemeenschap. Ik zou durven stellen: in een gemeenschap horen tegenstellingen te zijn, moet er nu en dan onenigheid zijn over een aantal zaken. Uniformiteit lijkt misschien wel gemakkelijker te zijn, maar het smoort wel het leven in al zijn vormen. Ik heb bij een huwelijksmis wel eens tegen een bruidspaar gezegd: ik hoop dat jullie nu en dan wat ruzie zullen maken. Dan zie je iedereen even verbaasd kijken. Hoe kan die dat nu zeggen. Maar ook hier geldt: als er in een huwelijk nooit eens woorden vallen, als de twee in alles precies hetzelfde denken en doen, dan zijn het ofwel heiligen, en daar mag je aan twijfelen, ofwel de een overheerst de ander, legt zijn wil op aan de ander, en dan kan die ander niet echt zichzelf zijn.
In elke vorm van gemeenschap gaat het om mensen, en mensen zijn geen robots die precies hetzelfde geprogrammeerd zijn, ze zijn ook geen klonen van elkaar, het zijn allemaal individuen met een eigen karakter, met eigen geaardheid, eigen inzichten, eigen voorkeuren en daar moet ook ruimte voor zijn in elke gemeenschap. En het feit dat er verschillende inzichten zijn, verschillende voorkeuren, is iets goeds: het verdiept en verrijkt ons denken, dat houdt mensen en gemeenschappen in beweging, als we tenminste goed naar elkaar kunnen luisteren, als we bereid zijn in een eerlijk dialoog van elkaar te leren, als we met elkaar in gesprek blijven over de bestaande tegenstellingen. Anders worden tegenstellingen barrières, worden deuren dichtgesmeten, komen mensen vijandig tegenover elkaar te staan.
Leidende figuren en instanties in kerk en samenleving hebben vaak de neiging toch uniformiteit na te streven, gelijkheid en gelijkvormigheid in wetten en regels maakt in hun ogen de gemeenschap gemakkelijker hanteerbaar. En tot op zekere hoogte is dat ook zeker waar. Maar dit mag nooit ten koste gaan van ieders eigenheid.
De kerk heeft het altijd moeilijk gehad met die eigenheid van individuen, groepen en volken binnen de geloofsgemeenschap. De kerk stelt algemene leerstellingen die iedereen aanvaarden moet, algemene regels die voor alle gelovigen waar ook ter wereld gelden. Of zoals wel eens gezegd wordt: Rome maakt uit wat iedereen geloven moet en waar hij zich aan te houden heeft. Maar soms kun je grote vraagtekens stellen bij de zin ervan.
Een voorbeeld uit het verleden maakt dat heel duidelijk. Toen de Italiaanse Jezuiet Ricchi als missionaris in China ging werken, vond hij dat hij zich moest aanpassen aan de plaatselijke gewoonten. Nu was in China de rouwkleur wit en de feestkleur zwart. En dus gebruikte Ricci bij een uitvaart een wit kasuifel en bij een feest een zwart. Maar hij werd door Rome teruggefloten: hij handelde tegen de regels en dat was niet toegestaan.
Dit is een wat extreem voorbeeld, dat nu geen rol meer speelt, maar soortgelijke situaties doen zich eigenlijk nog steeds voor. De kerk heeft het altijd heel moeilijk gehad met andersdenkenden, en die zijn in het verleden vaak verketterd, en ook nu nog worden bisschoppen, priesters en theologen die zich niet aan het boekje van de kerk houden, vaak berispt en veroordeeld.
In de eerste lezing hoorden we van de enorme tegenstellingen binnen de kerk van de eerste eeuw. Maar we hoorden ook hoe men een bijeenkomst hield om zaken samen te bespreken, het eerste concilie, om luisterend naar elkaar te komen tot een oplossing van de problemen.
Als we in het evangelie Jezus horen spreken over de liefde en over vrede die zo wezenlijk zijn in zijn gemeenschap, dan begint die liefde met het respecteren van ieders eigenheid, het aanvaarden van het anders denken van medemensen, en het eerlijk luisteren naar hun inzichten en gedachten. Wie dat niet kan opbrengen gaat in tegen de liefde. En als we dat met zijn allen wel opbrengen, dan vinden we het geluk van de ware vrede, niet de schijnvrede van gelijkvormigheid, uniformiteit, blinde onderdanigheid, maar wel de vrede van verbondenheid in vrijheid en liefde.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zesde zondag van de paastijd 2004

Een paar jaar geleden zijn drie protestantse kerken in Nederland samen gegaan en heten nu de Protestantse Kerk Nederland. Op zich is dat natuurlijk een grote stap vooruit om een einde te maken aan de versnippering van christenen in vele kerkgemeenschappen volgens de protestantse traditie. Het tragische is tegelijk dat vele protestantse gemeenten niet meedoen omdat zij de nieuwe kerkorde niet streng genoeg vinden. Wat we hier zien gebeuren, gebeurt al 20 eeuwen op dezelfde manier.
Jezus begon een beweging, hij bracht mensen in beweging, en wel om samen op weg te gaan naar het rijk van God, dat rijk van vrede en liefde waarin iedereen zich thuis voelen kan. Maar zo gauw het aantal mensen groeide dat meedeed aan de Jezus-beweging, ontstond ook de noodzaak van organisatie: er moest structuur komen, er moesten regels opgesteld worden, anders werd het een chaos.
Een heel normale en noodzakelijke ontwikkeling. Er is wel een grote maar. Zo gauw je structuren en regels gaat opstellen, loop je het risico dat er conflicten en tegenstellingen ontstaan. En als het gaat om godsdienstige zaken, kunnen mensen heel fanatiek worden. Dan klinkt het al gauw: als jij niet alle regels volgt, hoor je er niet bij. Of: ik ben het niet met jullie eens, ik begin een eigen groep.
In de eerste lezing hoorden we van een eerste conflict in de Jezus-beweging. De eerste christenen waren allemaal joden. Toen ze zich aansloten bij de Jezus-beweging, namen ze hun vertrouwde joodse regels mee. Toen ook niet-joden zich aansloten, kregen die te horen dat zij ook die joodse regels moesten navolgen. Rond dit conflict is er heel wat geruzied in die eerste jaren van het christendom.
Dit eerste conflict in de kerk is in de loop van de geschiedenis gevolgd door talloze anderen, tot op de dag van vandaag. Het grote probleem was en is dat men verbondenheid en eenheid te zaak verstaat als uniformiteit: alles hetzelfde voor iedereen. Dan kan men elkaar geen ruimte meer geven, geen ruimte om eigen nuances aan te brengen in zijn gelovig zijn, om eigen accenten te leggen in het verstaan en beleven van Jezus' boodschap, om te aanvaarden dat een andersdenkende gelovig toch heel gelovig kan zijn.
Ook in onze katholieke traditie was die uniformiteit heel sterk: alles lag precies vast, we wisten precies waar we aan toe waren. En toen sinds Paus Johannes de drieëntwintigste van alles begon te veranderen in de kerkelijke gelederen, hebben velen dat als een schok ervaren. Het was niet allemaal zo zeker en duidelijk als ze gedacht hadden. Gelovige mensen gingen steeds minder luisteren naar het gezag in Rome: ze maakten zelf wel uit wat en hoe ze wilden geloven. En geleidelijk aan is er heel veel veranderd in de geloofsbeleving van mensen.
Sommige kerkleiders hebben het er heel moeilijk mee. In hun ogen gingen de vernieuwers veel te ver, en soms gingen ze ook te ver, dat is waar, maar ze brachten wel weer beweging in de Kerk van Jezus. Ze zetten mensen aan het denken rond de vraag wat precies de boodschap van het evangelie was.
Eigenlijk is het natuurlijk heel gewoon dat ook in de kerk steeds weer dingen veranderen. De kerk is geen blok beton maar een levend geheel van levende en dus steeds veranderende mensen.
Maar, wordt er soms gezegd, het gaat toch om de waarheid, om de boodschap van Jezus, die kan toch niet veranderen. Jezus' boodschap verandert natuurlijk nooit, maar ons verstaan ervan wel. We moeten niet vergeten dat Jezus een levenshouding aangeeft, een houding van geloof en vertrouwen in God, van oprechtheid en rechtvaardigheid en niet te vergeten de weg van de dienende liefde.
Maar er blijven natuurlijk nog een hele massa zaken waar hij nooit een uitspraak over gedaan heeft. Hij heeft geen regels gegeven hoe het precies moet worden ingevuld. Een voorbeeld: eeuwenlang is Latijn de taal van de kerk geweest, juist ook in de eredienst. Maar Jezus heeft nooit gezegd dat er Latijn gesproken moest worden, hij sprak gewoon de eigen landstaal.
Een ander voorbeeld: een twistpunt in de kerk van vandaag is of er wel of niet gehuwde priesters mogen zijn. Daar heeft Jezus nooit een uitspraak over gedaan. Uit de bijbel weten we dat er in het begin gehuwde priesters zijn geweest. Nu kun je natuurlijk zeggen: Jezus heeft er dan wel niets over gezegd maar wel de Kerk en die Kerk wordt geleid door de heilige Geest en is dus onfeilbaar. Sommige kerkleiders zien dat graag zo.
Als je echter zegt dat de kerk geleid wordt door de heilige Geest, dan sluit dat helemaal geen veranderingen uit, juist het tegendeel. De Geest moet de Kerk levend houden , de Geest moet de Kerk behoeden voor verstarring, de geest laat de kerk wegen zoeken om de boodschap van Jezus gestalte te geven in een steeds veranderende wereld. De Geest wil dat we elkaar ruimte geven, dat we met respect steeds luisteren naar elkaar. De Geest brengt weer beweging in de Kerk, en daar gaat het om.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zesde zondag van Pasen (moederdag) 2007

Ter ere van moederdag wil ik beginnen met het volgende gedichtje:
Lieve mama, Ik heb wel twintig autootjes, een album vol met fotootjes,
een laatje vol met sokken, een kist met honderd blokken.
Ik heb het mooist van al, een mama die mij helpen zal.

Dat is een heel mooi compliment aan een moeder. Als ik zo eens bij een gezin thuis kom, kijk ik mijn ogen wel eens uit bij al het speelgoed dat er in de huiskamer opgestapeld ligt. En dan kan het gebeuren dat een kind nog zit te zeuren om een speeltje want Jantje van de buren heeft dat wel en hij niet.
Maar gelukkig zijn in een gezin heeft niets te maken met een wedstrijd om wie het meeste speelgoed of de duurste speelgoed heeft. Dan denk ik wel eens: ouders, het is mooi dat je zo gul bent voor je kinderen, maar waarmee kunnen jullie hen nog blij maken als zij vijftien/zestien jaar worden en ze gewend zijn alleen maar meer en groter te krijgen.
Bij een huwelijkssluiting zeg ik wel eens tot het bruidspaar: ik hoop dat jullie heel gelukkig worden en dat je dat geluk zult vinden in elkaar en in de gewone kleine dingen van alledag. Als je elkaar alleen gelukkig kunt maken met grote cadeaus, dan ziet het er niet best uit in jullie huwelijk.
Datzelfde geldt ook voor een gezin met kinderen. Het geluk van de kinderen zit niet in alle speelgoed dat ze hebben, maar wel in dat gevoel van geborgenheid bij hun moeder en vader, dat ze weten dat ze een mama hebben die hen altijd helpen zal, en dat geldt natuurlijk evenzeer voor de papa's.
In het evangelie van vandaag gaat het weer over de liefde. Met name in het Johannesevangelie wordt daar veel over gesproken. Liefde, daar draait het om in heel Jezus' blijde boodschap. En iedereen zal het er, denk ik, wel over eens zijn dat gelukkig leven alleen mogelijk is als er liefde is tussen de mensen, tussen echtparen, tussen ouders en kinderen, tussen kinderen onderling.
Als er geen liefde in huis is, wordt het daar donker en koud en kunnen de huisgenoten zich niet echt gelukkig voelen, ook al wonen ze in een grote sjieke villa, ook al hebben ze de duurste spullen in huis, ook al hebben de kinderen bergen speelgoed.
Iedereen zal wel beamen dat je je alleen gelukkig kunt voelen als er liefde is, de vraag is echter wel: waaraan kun je zien dat mensen liefde hebben voor elkaar. Hoe uit liefde zich, hoe vertaal je liefde in daden? Ik hou zielsveel van mijn vrouw, zei een man, en hij overlaadde haar met diamanten en parels, maar hij ging helemaal op in zijn werk en was maar zelden thuis. Mijn kinderen betekenen alles voor me, zei een moeder, door de week heb ik praktisch geen tijd voor hen vanwege mijn werk, maar ik in het weekend vind ik het heerlijk om hen lekker te verwennen.
Een van de vormen waarin liefde zich uit, is tijd hebben voor elkaar, tijd om samen te zijn, tijd om naar elkaar te luisteren, tijd om elkaar te vertellen hoe je je voelt.
Op school werd een jongetje gevraagd om iets over zijn vader te vertellen. Hij dacht even na en zei toen: hij luistert altijd naar me. En dat is een heel mooi compliment.
Vandaag vieren we moederdag, om al die moeders te eren, die alles doen om hun kinderen gelukkig te maken, die met veel liefde en toewijding altijd klaar staan voor hen. En als er ziekte of andere narigheid is bij de kinderen, voelen de moeders dat even hard mee, of haar kind nu pas geboren is of al vijfentwintig jaar is of ouder en zijn eigen leven is gaan leiden. Dat geldt natuurlijk ook voor de vaders, maar die moeten nog een maandje wachten op vaderdag. Tot slot voor alle moeders het volgende gedichtje:
Moeder, bedankt,voor wat je voor ons doet,
jouw steun en hulp doen ontzettend goed.
Je staat altijd voor ons klaar
en rijdt ons van hier naar daar.
Dat alles is voor jou geen probleem
waar het ook mag zijn, je gaat er heen.
Jij bent voor ons heel apart
ja, een moeder met een gouden hart.
Dankjewel.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zesde zondag van Pasen, moederdag 2010

Moeders voeden hun kinderen op. Vaders natuurlijk ook, maar het is vandaag nu eenmaal Moederdag. Moeders spelen altijd een belangrijke rol in het groei- en leerproces van hun kinderen, als ze klein zijn, maar ook nog later. Maar andersom kun je ook zeggen: kinderen voeden hun moeder en vader op. Ze leren heel veel van hun ouders, maar die leren evenzeer van hun kinderen. Je merkt het heel vaak dat echtparen zonder kinderen toch anders in het leven staan dan ouders met kinderen.
Een heel belangrijke voorwaarde is hierbij wel dat er geluisterd wordt naar elkaar: dat de kinderen luisteren naar hun ouders en evenzeer dat de ouders luisteren naar hun kinderen. In dat proces van wederzijdse communicatie groeien kleine en grote mensen in levenswijsheid. Dat geldt niet alleen voor het gezin maar voor elke gemeenschap.
Mensen moeten altijd leren door te luisteren naar elkaar. Waar niet geluisterd wordt naar elkaar, raken verhoudingen verstoord. Dat geldt ook voor de kerkgemeenschap.
In de eerste lezing werd ons verteld over het eerste concilie. Er was een hoop onenigheid in de kerkgemeenschap van toen. Christenen uit het Jodendom vonden dat de joodse wetten moesten gelden voor iedereen. Maar christenen uit de Griekse wereld vonden dat vreselijk ouderwets en vonden die joodse wetten helemaal niet nodig. Bij dat eerste concilie werd er echter goed geluisterd naar elkaar en konden er goede afspraken gemaakt worden, en dat was heel belangrijk voor de jonge kerk van toen.
Echt luisteren naar elkaar lukt alleen als er een hechte verbondenheid bestaat tussen al de leden van de gemeenschap. Dat geldt ook voor het gezin, ook daar kunnen zich conflicten voordoen, zeker als de kinderen ouder worden en eigen wegen willen gaan. Voor de opgroeiende jeugd zijn ouders al gauw ouderwets en ouders hebben vaak moeite met de ideeën van de jongeren. Als er echter een hechte verbondenheid bestaat mogen er best eens woorden vallen, mag er best een boos gekeken worden en kan er zelfs wel eens met de deur gesmeten worden.
Als er een sterke band is tussen de gezinsleden, kan men ondanks onenigheid en soms juist door onenigheid toch naar elkaar toegroeien. en kunnen ouders en kinderen van elkaar leren. Maar voorwaarde is wel dat ze naar elkaar blijven luisteren. Als ouders zich heel autoritair opstellen en niet luisteren naar hun kinderen kan er verwijdering optreden en dat is heel slecht voor de onderlinge band.
Je ziet dat jammer genoeg ook heel sterk gebeuren in de kerkgemeenschap waar de leiding heel slecht kan luisteren naar de basis, en dat is heel schadelijk voor de onderlinge verbondenheid.
In het evangelie van vandaag wordt duidelijk gesteld dat de liefde de bindende factor moet zijn, in de kerk maar ook in het gezin. Je kunt heel veel over liefde zeggen, soms ook verwarrende dingen, maar liefde heeft altijd te maken met open staan naar elkaar toe, met luisteren naar elkaar en dus ook: al luisterend leren van elkaar. In de meeste gezinnen lukt dat prima. Soms lukt het echter niet en dan kunnen relaties verstoord raken en dat is pijnlijk voor alle partijen. En waar het gebeurt, is meestal beslist geen moedwil in het spel maar wel het onvermogen naar elkaar te luisteren.
In elk gezin speelt de moeder een heel belangrijke rol. Zij beseft meer dan wie ook dat kinderen helpen op groeien een zaak is van loslaten en vasthouden, van ruimte geven zichzelf te ontplooien, eigen wegen te gaan, en ze toch vast te houden met de band van de liefde. Moeders die alles willen regelen en uitstippelen voor hun kinderen, zijn lang niet altijd goede moeders ook al bedoelen ze het goed.
Onze moeder de kerk heeft daar ook een handje van. Maar ook daar geldt: teveel willen regelen werkt averechts en bewerkt verwijdering in plaats van verbondenheid, dan is er een hoop onvrede in plaats van de vrede waar het evangelie over spreekt. Moge de Geest van Jezus moeders en vaders en ons allemaal helpen om die geest van liefde met elkaar te bewaren.

Gebeden en teksten bij deze zondag