In de
eerste lezing hoorden we een stukje geschiedenis, van de eerste jaren
van het
christendom, en het is best interessant om daar wat nader naar te
kijken. Paulus
en Barnabas zijn op reis, een missionaire tocht in Klein-Azië, om de
boodschap
van Jezus uit te dragen. Dan zie je dat ze op de sabbat, de joodse
zondag, naar
de synagoge gaan, de joodse kerk. Wij denken er meestal niet aan dat in
de
eerste eeuw de Jezus-beweging begonnen is als een groepering binnen de
joodse
gemeenschap en traditie. Jezus' eerste leerlingen en volgelingen waren
100 %
joods. Dus Paulus en Barnabas richtten zich vanzelfsprekend op de
eerste plaats
naar hun joodse geloofsgenoten, en in Antiochië vinden ze bij hen een
enthousiast gehoor. Maar dan gebeurt het dat ook heidenen, niet–joden
dus, zich
aangesproken voelen door hun boodschap, niet zomaar een paar, maar
bijna de
hele stad, en dan komen de problemen. Dat kan niet, dat mag niet,
riepen de
joden afgunstig, zij horen er niet bij en je kreeg hele scheldpartijen.
Paulus
en Barnabas pleiten voor een bredere kring, een open gemeenschap, een
open kerk
waarin iedereen welkom is, een kerk die niemand buitensluit op grond
van zijn
achtergronden en dat wordt hen niet in dank afgenomen door de
toonaangevende
mensen in de joodse gemeenschap van Antiochië. Die vinden dat dat
beslist niet
kan. En Paulus maakt het allemaal nog erger als hij zegt: als jullie,
joden,
niet willen luisteren, dan gaan we naar de heidenen die wel willen
luisteren. De
heidenen blij, de joden kwaad en uiteindelijk worden Paulus en Barnabas
de stad
uitgepest. We zijn nu meer dan 19 eeuwen verder en je kunt de vraag
stellen:
wat is er terecht gekomen van die open kerk die Paulus en Barnabas
wilden? Is
onze kerk echt gastvrij, staat zij open voor iedereen? En jammer genoeg
kunnen
we die vraag niet zonder meer positief beantwoorden. Ook nu staan
kerkelijke
kringen bloot aan de bekoring om uit te maken wie er wel of niet bij
horen, Juist
als toen de joodse leiders in Antiochië vinden velen nu dat die anderen
er pas
bij horen als ze alle regels onderhouden. En wie zich niet aan de
regels houdt,
hoort er niet bij.
Natuurlijk, in elke vereniging en ook een geloofsgemeenschap
moeten er regels en wetten zijn. We kunnen niet zonder. Maar die regels
mogen
nooit belangrijker worden dan de mens, en helaas dat gebeurde en
gebeurt nog
wel.
Jezus noemde zich de goede herder, hij stond open voor iedereen. Voor
hem
was elke mens belangrijk, ook degenen die in en door de gemeenschap
buitengesloten
worden: tollenaars, zondaars, vrouwen van lichte zeden, noem maar op.
Hij
preekt over onkruid tussen de tarwe, onkruid dat toch niet uitgerukt
mag
worden. Hij preekt over een bruiloftsfeest waarbij iedereen welkom is.
Maar
wordt die boodschap ook nu echt in de kerk beleefd? Of in de
verschillende
christelijke kerken, die hun gemeenschappen afgesloten houden voor
anderen. Helaas
waren en zijn kerkleiders en kerkleden soms nog erg bezitterig, wordt
er gauw
gezegd: jullie horen er niet bij, jullie mogen niet meedoen, want
jullie volgen
onze regels niet. Vroeger was dat denk ik nog veel erger, maar iets
ervan is
ook nog in onze tijd te bespeuren.
Als we echter Jezus en zijn boodschap tot
zijn recht willen laten komen, als we Hem levend willen houden in ons
gemeenschap,
dan moeten we een open gemeenschap zijn, die niemand buitensluit. Of
zoals een
abt van de Norbertijnen het zei: Ik geloof in een kerk die haar deuren
wijd
openzet, waar ieder welkom is en niemand buitengesloten wordt, maar
waar allen
van hoog tot laag werkelijk broeders en zusters zijn van elkaar, een
kerk die
niet heerst maar dient en blijft getuigen van de hoop die in haar
leeft.
De schapen luisteren naar mijn stem, dat zei Jezus in de
evangelietekst van vandaag en daar wil ik met u wat over nadenken. Hij
noemde zich ook wel de goede herder, de herder die zijn schapen kent en
die door zijn schapen gekend wordt. Uit de verte horen zij zijn stem en
reageren onmiddellijk daar op. Tegen deze alledaagse achtergrond in het
toenmalige Israël moeten we de tekst van vandaag in deze paastijd
verstaan. Jezus is wel dood maar zijn stem klinkt nog steeds, en die
stem wordt herkend door zijn vrienden, zijn volgelingen. En Hij leeft
voort overal waar naar zijn stem geluisterd wordt. Zijn leerlingen
kwamen langzaamaan tot het besef dat zijn dood wel het einde was van
zijn lichamelijke leven, maar niet het einde van zijn boodschap, niet
het einde van zijn idealen, niet het einde van zijn woorden en daden
waar zij getuige van geweest waren. En ze gingen de straat op om
anderen te laten delen in hun herinneringen aan Jezus' boodschap, eerst
alleen aan de joden, Jezus was immers zelf ook een jood, en zijn
apostelen waren allemaal joden, maar later, zo vertelt de eerste
lezing, ook aan de heidenen.
Hun preken bestonden uit persoonlijke herinneringen: ik weet nog dat
hij zei: Ik ben de goede herder, ik herinner me nog dat hij zei: ik ben
het levende water, ik hoor hem nog zeggen: ik ben het licht in de
wereld. Ik was erbij toen hij tegen een lamme zei: sta op en wandel, je
vertrouwen in mij is je redding. Ik zie het nog voor me hoe hij tegen
een zondige vrouw zei: ga in vrede, je zonden zijn je vergeven. Ik weet
nog heel goed dat hij aan tafel zat met een groep tollenaars en dat de
brave joden er schande van spraken. En de mensen die luisterden naar
hun preken, luisterden in feite naar Jezus' stem, en al degenen die
zijn boodschap aannamen, schaarden zich bij de kudde van de gelovigen.
Wij leven nu bijna 20 eeuwen verder en nog steeds klinkt Jezus' stem,
nog steeds luisteren mensen naar zijn boodschap. Maar zijn stem klinkt
niet meer zo duidelijk als toen in het begin en je moet scherp
luisteren om zijn stem, zijn boodschap, goed te verstaan, en het is een
feit dat velen daar niet de moeite voor nemen.
Je kunt het een beetje vergelijken met die prachtige oude schilderijen
uit de middeleeuwen. Door de eeuwen heen zijn ze vaak wat verkleurd,
donkerder geworden, door allerlei stoflagen zijn veel details vervaagd
of zelfs verdwenen. En als zo'n oud schilderij dan eens goed
schoongemaakt wordt, dan komt het weer helemaal tot leven in zijn
oorspronkelijk pracht. Iets dergelijks gaat ook op voor Jezus'
boodschap. Door de eeuwen heen zijn accenten in die boodschap verlegd,
zijn bepaalde aspecten soms wat ondergesneeuwd door de tijdgeest, door
het stof van de gewenning, door volksdevoties.
Om maar een voorbeeld te noemen: er is in de evangelies nogal eens
sprake van 'het eeuwig leven', ook vandaag hoorden we: ik geef hun
eeuwig leven. In het verleden werd dat eeuwig leven vaak exclusief
gekoppeld aan leven na de dood en werd zodoende sterk gesuggereerd dat
heel Jezus' boodschap betrekking had op het leven na de dood, op de
hemel die je hier in je aardse leven verdienen moest. Zozeer zelfs dat
men durfde te zeggen: wie niet gedoopt was in zijn naam kwam niet in de
hemel, zelfs voor baby's die dood geboren werden en dus niet gedoopt
waren was er in die manier van denken geen plaats in de hemel. Gelukkig
is dat stof nu afgepoetst van Jezus' boodschap en is die manier van
zien, van luisteren, helemaal verleden tijd.
Het probleem van onze tijd is dat velen niet de moeite nemen om die
stoflaag die Jezus' boodschap bedekt, te verwijderen, waardoor zij zijn
oorspronkelijke stem niet meer kunnen horen. Als je met mensen van de
bijbelgroep een evangelietekst bespreekt dan zie je steeds weer hoe ze
de oorspronkelijke kracht ervan gaan zien en ook tot een nieuw
luisteren naar Jezus' boodschap komen. Als we met Pasen steeds weer
zeggen dat Jezus voortleeft, dat zijn stem blijft klinken ook in onze
tijd, dan is dat alleen dan werkelijkheid als wij willen luisteren, als
wij ons echt inzetten om zijn boodschap te verstaan. Daartoe ligt een
grote verantwoordelijkheid bij de predikanten van deze tijd, want mede
door hen blijft Jezus' stem klinken. Maar minstens evenzeer bij allen
die zich nu christenen noemen, volgelingen van Jezus Christus, dat zij
ook alles doen om zijn stem goed te verstaan.
Jantje heeft met zijn vriendjes een stel ruiten van de school
ingegooid.
De politie komt aan huis om er met zijn ouders over te praten.
Zijn vader vraagt: Hoe kun je dat nu doen? Je weet toch dat dat niet
mag.
Jantje haalt eerst zijn schouders op en zegt dan: de anderen deden het
ook.
Pietje is naar de kapper geweest en komt thuis met een kaal geschoren
hoofd.
Zijn moeder schrikt ervan en zegt: Wat heb je nou toch gedaan?.
Afschuwelijk.
En Pietje antwoordt: Al mijn vriendjes hebben het.
Bij Margot wordt er thuis over het vormsel gepraat. Haar ouders zouden
heel graag hebben dat ze meedeed met de voorbereiding en zich liet
vormen.
Maar Margot wil niet. Maar waarom wil je dan niet, vraagt haar moeder.
En het antwoord is: Van mijn vriendinnen is er geen een die zich laat
vormen.
Op een doopvoorbereidingsavond wordt aan ouders gevraagd waarom zij hun
kindje laten dopen.
En het antwoord van de vader is: We wonen nu eenmaal in een katholiek
dorp
Het is niet leuk voor het kind als het later niet mee mag doen met de
eerste communie.
Als ik in Amsterdam zou wonen, zou ik het niet laten dopen.
Dingen doen niet uit overtuiging maar omdat anderen het doen, of dingen
niet doen omdat anderen het niet doen,
dat komt heel veel voor, bij de jeugd maar evenzeer bij volwassenen.
Elkaar nalopen, zich laten leiden door de macht van de meerderheid, van
de reclame, van de heersende mode, van wat men gewoon vindt.
Kuddegeest is dat en dat kan heel nadelig zijn voor individu en
gemeenschap.
Als het alleen over mode en zo gaat, dan is het niet zo erg,
maar als het gaat om meer fundamentele zaken, kan het heel schadelijk
zijn.
Dan gaat het niet meer om de waarheid, niet meer om overtuigingen, maar
om degenen die het hardst kan roepen en daardoor de meeste mensen
achter zich aan krijgt.
De komende week vieren we vijf mei, bevrijdingsdag, einde van de tweede
wereldoorlog, einde van het macht van Hitler.
Daags tevoren op 4 mei gedenken we de vele doden van die oorlog,
schrikwekkende aantallen soldaten en onschuldige burgers.
En altijd weer komt de vraag naar boven:
hoe was het mogelijk dat een heel volk zich liet leiden, liet binden,
door het Nationaal-socialisme en zijn schreeuwende leiders?
Hoe was het mogelijk dat miljoenen mensen, joden, zigeuners en anderen
een gewelddadige dood vonden in concentratiekampen en
vernietigingskampen?
Er zijn in het Duitsland van toen wel proteststemmen opgegaan
maar die werden snel genoeg monddood gemaakt, letterlijk.
Maar de grote meerderheid liep mee, sommigen heel fanatiek,
anderen zonder nadenken, weer anderen uit angst voor repressie.
Maar het blijft een vraag hoe een land zo kon ontsporen,
hoe enkele leiders een kuddegeest wisten de scheppen
waarin iedereen blindelings achter de leiders aanliep.
In het evangelie van vandaag gaat het ook een beetje over kuddegeest,
maar wel over een totaal andere kuddegeest dan zojuist getekend.
Hier gaat het niet om een blinde kuddegeest maar om een
vertrouwensrelatie,
niet om domweg achter elkaar aan lopen
maar om een gelovige levenshouding die je samenbindt en samenhoudt.
Het beeld van de herder en zijn schapen roept verbondenheid op
op de eerste plaats verbondenheid tussen de schapen en de herder
en daarom ook verbondenheid met elkaar binnen de kudde.
Jezus noemt zich meermalen de goede herder,
de schapen luisteren naar mijn stem en ik ken ze en ze volgen mij.
Deze verbondenheid kan alleen ontstaan en groeien
als je gelooft in zijn boodschap, als je je laat leiden door zijn
idealen.
En je kunt alleen maar echt in hem geloven als je echt voor hem kiest,
omdat je inziet dat zijn weg de beste weg is naar een betere wereld.
En hier precies mankeert het nogal eens aan.
De meesten van ons zijn christenen in de katholieke traditie niet
zozeer vanwege een persoonlijke keuze,
maar omdat we nu eenmaal in een katholiek nest geboren zijn
en altijd maar blijven doen wat we gewend zijn om te doen.
Maar velen weten niet of nauwelijks waar het eigenlijk om gaat,
wat de boodschap van Jezus van Nazaret precies inhoudt.
Velen nemen echt de moeite niet om zich daarin te verdiepen.
Maar als je Jezus niet echt kent, kun je hem ook niet echt volgen.
Je kunt wel met de anderen meelopen in een soort kuddegeest,
maar niet in die gelovige verbondenheid die Jezus bedoelt
als hij zegt: mijn schapen luisteren naar mijn stem en ik ken en ze
volgen mij.
Een herder en zijn schapen: een beeld dat in het oude Israël heel
gewoon was,
een tafereel dat ook op verschillende plekken in ons land te vinden is.
Dit beeld drukt een heel bijzondere verbondenheid uit tussen herder en
schapen, tussen de zorg van de herder en het vertrouwen van de schapen.
Daarom luisteren de schapen naar de stem van de herder,
want ze kennen elkaar, zoals het evangelie van vandaag dat formuleert.
In de Bijbelse verhalen wordt dit beeld vaak gebruikt
om de liefdevolle zorg van God voor zijn volk weer te geven
en ook Jezus noemt zich de goede herder, een herder die hart heeft voor
zijn schapen,
die in alles het goede met hen voorheeft, die hen ook nooit in de steek
laat.
Een herder en zijn schapen. Dit beeld wordt ook vaak gebruikt voor de
kerk van Jezus,
de kudde van gelovige mensen rond Jezus, de goede Herder.
Ook hier gaat het om een bijzondere verbondenheid
gebaseerd op een groot vertrouwen in de herder dat die ons voorgaat op
de juiste weg.
En in die kerk zijn op allerlei niveaus weer herders aangesteld
die namens de Goede Herder moeten zorgen voor de schapen.
Een herder en zijn schapen, een heel mooi beeld,
maar ik vind het ook een heel dubbelzinnig beeld, dat de werkelijkheid
kan vertekenen en tekort kan doen.
Het doet me namelijk denken aan herders die de baas zijn over hun
kudden,
herders die alles weten, of in elk geval menen te weten,
en aan domme schapen die zelf niet kunnen nadenken die zelf geen
beslissingen kunnen nemen en dus in alles hun herder achterna lopen.
En als de herder zegt: we gaan naar rechts, dan gaat heel de kudde naar
rechts,
en als de herder zegt: we gaan naar links, dan gaat de kudde naar
links,
want de schapen luisteren naar de herder, ze gehoorzamen hem
blindelings
en als ze soms andere ideeën hebben, komt de herdershond achter hen aan.
Zo zouden sommige hedendaagse herders het graag zien.
Zo is het voor hen ook het gemakkelijkst om herder te zijn,
maar gelovige mensen van deze tijd zijn geen domme schapen, geen
kuddedieren, die hun herders blindelings volgen.
Een herder en zijn schapen: het drukt verbondenheid uit en dat is goed,
maar het doet me ook denken aan klakkeloos volgen en gehoorzamen
en dat is niet goed, dat is niet terecht.
Geloven in Jezus en zijn boodschap vraagt dat iedereen ook nadenkt over
de zin van zijn gelovig zijn,
over het wezen van Jezus' boodschap, wat het moet betekenen voor ons,
kinderen van deze tijd.
Elke gelovige moet zijn eigen verantwoordelijkheid dragen.
En ook al hoor je bij de gemeenschap van gelovigen in de Kerk,
ook al maak je deel uit van de kudde rond Jezus,
dan wil niet zeggen dat je geen eigen accenten zou mogen leggen.
Gelovig zijn is geen eenheidsworst waarin iedereen precies hetzelfde
gelooft
en leeft volgens dezelfde regels en wetten.
Dat wordt jammer genoeg soms vergeten door degenen
die nu namens Jezus herders zijn in zijn kerk.
Die willen het liefst precies uitmaken wat de schapen moeten geloven,
hoe zij dat kunnen en moeten vieren, wat de regels zijn in de Kerk.
Vroeger toen de mensen weinig of niet ontwikkeld waren,
werd er meestal braaf geluisterd naar de herders.
Maar de mensen van nu zijn mondiger geworden, maken meer eigen keuzes,
en slikken niet zomaar alles wat hun gezegd wordt.
Nu roepen veel herders allerlei dingen en wordt er vaak slecht
geluisterd.
en de herders leggen dan de schuld bij de gelovigen,
maar misschien zouden ze maar meer naar zichzelf moeten kijken.
Sommige herders doen alsof zij de baas zijn van de kudde
en dus precies kunnen uitmaken wat goed is voor de geloofsgemeenschap.
Maar herders die echt hart hebben voor hun schapen, die bevelen niet,
maar die willen inspireren, bemoedigen, zin geven,
die willen samen zoeken naar de beste plekken om te grazen, om zich te
voeden met voedsel dat hun leven zin en inhoud geeft.
De herder en zijn schapen, een mooi beeld maar ook een beeld
dat heel verkeerd geïnterpreteerd kan worden.
De kerk van Jezus heeft welbewuste gelovigen nodig,
en die zijn misschien wel eens lastig voor de leiding,
maar van hen moet dezelfde inspiratie uitgaan als die de goede herder
Jezus bezielde.
Dan alleen zijn we echt zijn kudde, zijn Kerk.