De steen was weggerold
en het graf was leeg. Achter die woorden gaat een hele symboliek
schuil. Het
graf is het symbool van de dood. Wij zeggen wel eens van iemand: hij is
dood en
begraven, d.w.z. hij is echt helemaal dood. Maar een leeg graf zegt
daarentegen: hij is toch niet echt dood. Hij leeft verder.
De steen was
weggerold. In die tijd gebruikte men als graf een rotsspelonk die men
afsloot
met een grote steen. Die steen hield a.h.w. de dode gevangen in het
graf, maar Jezus
was niet in de dood gevangen te houden. Hij was de man die steeds leven
gegeven
had: Hij gaf leven, menswaardig leven aan melaatsen en andere zieken.
Hij gaf
leven, een nieuw bestaan aan zondaars en tollenaars. En zelfs gaf hij
letterlijk het leven
terug aan enkele doden. Alles in zijn optreden was gericht op leven, en
daarom
kon de dood hem niet binden aan het graf.
Met Goede Vrijdag leek alles
afgelopen, voorbij, maar de grote paaservaring van zijn leerlingen was:
het is
niet afgelopen: wat hij begonnen is, gaat door. Dat was een geweldige
en
schokkende ervaring van zijn vrienden van het eerste uur De steen was
weggerold, ook de steen in hun hart. Ontmoedigd, teleurgesteld,
verdrietig
zaten ze a.h.w zelf in een graf, gevangen in het graf van de
moedeloosheid en
de machteloosheid, van het niet begrijpen dat het zomaar voorbij was.
van de
onzekerheid hoe het nu verder moest, van de angst voor wat hun nog
boven het
hoofd hing.
Maar toen zagen ze opeens licht, vol twijfels weliswaar maar toch: ze
beseften dat hun Jezus niet dood te krijgen was, dat Hij doorging, dat
zijn
boodschap, zijn levenswerk doorging. Zo kwamen ze aarzelend, voetje
voor
voetje, blij en angstig tot het paasgeloof: Jezus leeft. Ze gingen
beseffen dat
hun Jezus nog steeds te ontmoeten was, in mensen die handelden zoals
hij. Het
ging bij hen dagen dat zij moesten doorzetten wat hij begonnen was. Dat
is ook
het getuigenis van Petrus in de eerste lezing. Juist als Jezus moesten
ook zij
getuigen van het leven, van zinvol leven, goed en menselijk leven.
Juist als
Jezus moesten ook zij leven geven aan mensen die op de een of andere
manier
geen leven hadden. Die ingrijpende
paaservaring zette de leerlringen weer in beweging, ook zij moesten
verrijzen
uit het graf waarin ze op Goede Vrijdag terecht gekomen waren: het graf
van
bittere en vrlammende teleurstelling, van
hoge verwachtingen die de bodem werden ingeslagen, van hoop die
veranderde in
wanhoop, van dromen die bedrog bleken te zijn. Men zegt niet voor
niets: als
een dierbare komt te overlijden, sterven zijn familieleden en vrienden
een
beetje mee. Dat gold ook voor Jezus' leerlingen: ook zij stierven een
beetje
mee. Toen hun heer de dood vond, werd alles donker voor hen. Maar de
steen was
weggerold en het graf was leeg. Het werd weer licht. Jezus leefde
verder in hen
en door hen. En nu zijn we bijna 20 eeuwen verder en wat betekent Pasen
voor
ons? Zitten we misschien een beetje opgesloten in een graf van onmacht,
van wel
willen maar niet kunnen, zijn we misschien een beetje dood, als
gelovige
mensen. Moeten we wellicht eerst de
steen ervoor wegrollen, de steen die vele namen kan dragen: de steen
van sleur
en gewenning, de steen van gemakszucht, de steen van teleurstellingen,
teleurstellingen
ook in die kerk van Jezus, misschien om zijn verstardheid, misschien om
zijn
vernieuwingen. Alleen als we die steen kunnen wegrollen, alleen dan
wordt het echt Pasen, alleen dan
leeft die idealist Jezus verder in ons en door ons. Dan alleen kunnen
wij
vandaag leven vieren, hoop, toekomst, vreugde. In deze zin wens ik u
allen een
zalig Paasfeest toe.
Er is een oud joods verhaaltje waarin de geleerde rabbi Mosje een
man hoorde bidden en het was een vreemd gebed. De man zei: Laat me in
Uw
licht leven O Heer, en dan beloof ik U dat ik Uw lichaam zal reinigen
als het
vuil is en ik zal U ontluizen als U last van luizen hebt. En ik ben een
goede
schoenmaker en zal een paar volmaakte schoenen voor U maken Er is
niemand die zich om
U bekommert, O Heer, ik zal voor U zorgen! Als U ziek wordt zal ik voor
U zorgen en U medicijnen brengen. En ik kan ook goed koken!
Toen kon de
geleerde rabbi het niet langer aanhoren en hij riep: Genoeg van die
onzin! Wat zeg je daar allemaal? Heeft de Heer luizen? En zijn zijn
kleren vuil
en ga jij die wassen? En wil je ook nog voor Hem koken? Wie heeft jou
die onzin
geleerd? De man antwoordde: Niemand. Ik ben maar een arme man en ik
weet niet hoe ik bidden moet. Ik heb het zelf bedacht en het gaat over
alles
wat ik weet. Ik heb last van luizen en dus denk ik dat de Heer daar ook
last
van zou kunnen
hebben. Soms is het eten dat ik eet bedorven en krijg ik er buikpijn
van. De Heer moet van tijd tot tijd ook buikpijn hebben! Dit is
eenvoudigweg
mijn leven en het is tot mijn gebed geworden.
Tot zover dit verhaaltje,
maar wat heeft dat met Pasen te maken? Die arme man getuigde van een
groot
geloof, van een levend geloof, niet een theologisch gefundeerde
beschouwing, niet
een geloofsbelijdenis met mooie woorden en verheven begrippen, maar een
geloof
dat heel dicht bij zijn dagelijkse werkelijkheid stond, een geloof ook
dat zich
wilde uiten in heel concrete daden. Het was niet een gebed om er zelf
beter van
te worden maar om de Heer in anderen te zien en beter te maken. Het is
een
prachtige vertaling van Jezus' boodschap: wat je aan de minste van je
broeders
gedaan hebt, heb je voor mij gedaan, toen ik honger had heb je me te
eten
gegeven. toen ik dorst had heb je me te drinken gegeven. Die arme man
had die
boodschap heel goed begrepen. Bij gelovig zijn wordt te vaak alleen
gedacht aan
een God in de hoge hemel, onbegrijpelijk en ongrijpbaar, een God die je
nooit
tegenkomt, tenzij na je dood. Maar bij het gelovig zijn, dat Jezus ons
voorhield, gaat het ook om een God die je ontmoet in je medemensen,
heel
concreet, heel tastbaar, eigenlijk heel schokkend ook, juist ook in
mensen die
het moeilijk hebben op de een of andere manier. En die arme man uit het
verhaaltje had dat goed door. Maar wat heeft dit nu met Pasen te maken?
We
zeggen en zingen vandaag: Jezus leeft.
Wij spreken en zingen vandaag over licht
en nieuw leven. Maar als we niet gaan denken zoals die arme man uit dat
verhaaltje, dan blijft het donker, dan
blijft Jezus dood en begraven. Hij leeft daar wij mensen ons brood
delen met
mensen die honger hebben, hij leeft waar wij zorg dragen voor de minste
van de
broeders en zusters, waar wij medemensen weer nieuwe levenskansen
geven. Hij
leeft waar wij God niet in de hemel laten zitten maar naar de aarde
halen. En
waar hij leeft, wordt het licht.
Al roepen we duizend keer: ik geloof in God, als
we hem niet herkennen in de medemens die om hulp vraagt, dan is ons
geloof
dood, dan schijnt het licht niet. Al zeggen we elke dag: ik ben
christen, ik
geloof in Jezus' boodschap, als we niet concreet doen wat hij ons heeft
voorgedaan, dan is dat geloof niets waard en laten we Jezus in zijn
graf
zitten. Pasen zou het feest van de opstanding moeten zijn, Jezus die
telkens
weer opstaat uit het graaf en tot leven komt in zijn volgelingen; wij
die
opstaan uit de slaap van gewenning en sleur, en die Jezus een kans
geven in ons
en door ons verder te leven. Dan kan het licht worden voor iedereen. In
deze
zin wens ik u een zalig Pasen toe.
Lang geleden heb ik eens een film gezien over prehistorische tijden,
over het leven van groepen primitieve mensen die een soort nomaden
bestaan leidden .
Voor die mensen was vuur een uiterst kostbaar bezit, het was een
geschenk uit de hemel.
Een stam die vuur had, was ver vooruit op de andere stammen.
Dat vuur veranderde namelijk hun leven en manier van leven;
het was belangrijk voor licht en warmte in winterse tijden,
en voor het bereiden van voedsel.
Lucifers hadden ze nog niet, en vuurstenen waren ook niet overal
bekend.
Dat vuur mocht men dus niet uit laten gaan, want dan was men het kwijt.
Dat vuur werd bewaard en meegedragen op hun trektochten
in de vorm van stukjes gloeiend hout,
die waar nodig weer tot een laaiend vuur werden aangeblazen.
Dat vuur werd gekoesterd en bewaakt, als het uit ging of als het door
andere stammen gestolen werd,
dan was dat een ramp.
En wee degene die door onoplettendheid het vuur liet uitgaan.
Vuur is een belangrijk element in de geschiedenis van mensen,
het is ook een belangrijk symbool in de geschiedenis van God met de
mensen,
van de God die warmte en licht en leven wil voor zijn mensen.
In het vuur wordt iets van het hemelse zichtbaar, zoals in de brandende
doornstruik waarin Mozes God ontmoette,
of de vuurzuil waarin volgens de oude verhalen God zijn volk voorging
toen het wegvluchtte uit Egypte.
Met Pasen steken we ook de kerken vuur aan,
en in sommige streken kent men ook grote paasvuren buiten,
omdat we geloven dat Gods licht en warmte en leven verschenen is in
Jezus.
Toen Jezus rondtrok op aarde, bracht hij heel concreet licht en warmte
aan iedereen die op de een of andere manier in het donker en in de kou
zat,
aan zieken en gehandicapten, maar ook aan de verschoppelingen van zijn
tijd.
Zijn vuur uit leek te gaan op Goede Vrijdag, gedoofd door zijn
vijanden.
Zijn vrienden van toen hebben dat in eerste instantie ervaren als een
ramp.
Maar toen gingen zij zich realiseren dat zij dat vuur verder moesten
dragen.
Toen werd het Pasen en laaide het vuur weer op
en werd het verder gedragen de geschiedenis in,
tot in onze tijd toe.
Als over 50 dagen het grote paasfeest wordt afgesloten met het
pinksterfeest ook dan speelt het vuur een belangrijke rol.
Want dat vuur van God, dat vuur van Jezus, dat wordt verder gedragen
als stukjes hout, as van buiten, gloeiend vuur van binnen
en het moet steeds weer worden aangeblazen om het brandend te houden,
om het te laten oplaaien tot een groot vuur dat mensen verwarmt en
verlicht,
dat leven en zinvol leven mogelijk maakt.
Pasen leert ons dat we niet te gauw de moed moeten verliezen
als het donker en koud wordt:
ook al lijkt het vuur gedoofd, ook al lijkt het een stukje dood hout te
zijn,
zolang er nog een kern van vuur in zit, kan het weer gaan branden.
Pasen is het feest van de hoop:
ook al lijkt er in de samenleving, in de wereld veel kou en duisternis
te zijn,
het vuur van God is niet helemaal uitgegaan.
Zolang er nog mensen zijn die geloven in Jezus' idealen,
zolang er nog mensen zijn die in beweging komen in zijn geest,
kan ook zijn vuur dat misschien lijkt uit te gaan. toch weer tot nieuw
leven geblazen worden.
Maar laten we wel bedenken: dat aanblazen van het vuur
moet wel door ieder van ons gebeuren.
Het is onze taak om te zorgen dat zijn vuur niet uitgaat,
niet in onszelf, niet in onze gemeenschap.
Als het donker is, zoeken we licht, liefst heel veel licht,
maar als dat niet beschikbaar is, zijn we al blij met het licht van een
kaarsje.
Als het koud is, zoeken we warmte.
Als er geen centrale verwarming is, zijn we al blij met een klein
vuurtje.
Zonder licht en warmte is geen leven mogelijk,
niet alleen letterlijk in de natuur, in de winter groeit er immers
niets, maar ook als het gaat om zinvol menselijk leven.
Een paar dagen geleden hebben we Goede Vrijdag gevierd.
Dat is de dag van de dood, de dag dat Jezus begraven werd,
in een graf met een grote steen ervoor.
Die steen had ook een symbolische betekenis.
Ze hield alle licht en warmte buiten, daardoor was het binnen donker en
koud: het duister en de koude van de dood.
Met Pasen vieren we dat het leven doorging.
En heel uitdrukkelijk wordt in de verschillende paasverhalen verteld
dat de steen voor het graf weggerold was en dat het graf leeg was.
Dat was voor de leerlingen het teken dat Jezus verder leefde.
De weggerolde steen symboliseert nieuw leven
want licht en warmte konden immers weer binnen komen.
Het lege graf betekent dat je Jezus niet moet zoeken in het graf,
niet in het land der doden, maar in het land der levenden.
niet in je herinneringen aan iemand die verleden tijd is,
maat in je ervaringen van hier en nu waarin je hem ontdekt
in mensen die in zijn geest de dingen doen die hij ons heeft voorgedaan.
Pasen is niet iets van een ver verleden alleen, maar ook iets van hier
en nu:
Jezus leeft, zingen we iedere keer, maar hij leeft alleen
als wij hem in leven houden, als wij in zijn geest licht en warmte zijn
voor elkaar.
Ook nu heb je mensen die opgesloten zitten in een donker en koud graf,
mensen die verlamd zijn door groot verdriet zoals de dood van een
dierbare,
mensen die ons vragen: rol die steen voor mijn graf een beetje opzij,
zodat er weer wat licht en warmte komt in mijn leven,
zodat ik weer een beetje zinvol leven kan.
Ook nu heb je mensen die als het ware levend dood zijn, levend
begraven,
omdat hun bestaan alle zin verloren heeft en geen vreugde meer kent,
omdat ze alles ervaren als donker en koud.
Ook die vragen ons: rol die steen een beetje opzij,
die steen van mijn machteloosheid, die steen van mijn wanhoop,
opdat ik wat licht en warmte kan ervaren en weer leven kan.
Pasen vraagt van ons te kijken naar mensen
die leven in duisternis en koude, niet om moedeloos van te worden,
niet om meteen te zeggen: dat is heel jammer voor hen,
maar daar is toch niets aan te doen.
maar wel om jezelf af te vragen: wat kan ik doen
om een beetje licht en warmte te zijn voor een ander.
Al is het maar één mens voor wie we het leven wat lichter maken,
dan is het nog volop de moeite waard.
Al is het nog zo'n klein beetje dat we kunnen doen,
al is het maar die befaamde druppel op de gloeiende plaat,
dan is het nog bijzonder waardevol.
Wie in het donker zit is al blij met het licht van een klein kaarsje.
Wie in de kou zit, is blij met een klein vuurtje.
Zo wil Jezus voortleven in ons,
en als wij geen licht en warmte zijn voor anderen,
dan gaat hij opnieuw dood, opnieuw het graf is.
Moge hij steeds weer tot leven komen in ieder van ons,
dat is mijn paaswens voor u: zalig Pasen.
Maria Magdalena en na haar Petrus en Johannes zagen dat de steen was
weggerold en het graf leeg. Achter die woorden gaat een hele symboliek
schuil. Het graf is het symbool van de dood. Wij zeggen wel eens van
iemand: hij is dood en begraven, d.w.z. hij is echt helemaal dood. Maar
een leeg graf zegt daarentegen; hij is toch niet echt dood. Jezus was
wel gestorven op het kruis en toch op de paasmorgen blijkt dat hij niet
echt dood is, dat hij ondanks alles toch leeft.
De steen was weggerold. In die tijd gebruikte men als graf een
rotsspelonk die men afsloot met een grote steen. Die steen hield a.h.w.
de dode gevangen in het graf, maar Jezus was niet gevangen te houden in
de dood.
Heel zijn persoon, heel zijn boodschap was een grote getuigenis van
leven; zijn woorden en daden waren steeds leven-gevend. Hij gaf leven,
zinvol leven aan blinden en doven en kreupelen. Hij gaf leven,
menswaardig leven aan melaatsen en andere zieken. Hij gaf leven, een
nieuw bestaan aan zondaars en tollenaars. En zelfs gaf hij letterlijk
het leven terug aan enkele doden. Alles in zijn optreden was gericht op
leven, en daarom kon de dood hem niet binden aan het graf.
Hij was niet monddood te maken, ook niet na Goede Vrijdag.
Jezus was niet dood, Jezus leefde, dat was de grote paaservaring van
zijn leerlingen. Wat hij begonnen was, ging door, in zijn leerlingen
van toen, in zijn leerlingen van nu.
Juist als Jezus moeten ook wij getuigen van het leven, van zinvol
leven, goed en menselijk leven. Juist als Jezus moeten ook wij leven
geven aan mensen die op de een of andere manier geen leven hadden.
Toen bracht die ingrijpende Paaservaring de apostelen weer tot leven,
ook zij moesten in zekere zin verrijzen uit het graf waarin ze op Goede
Vrijdag terecht gekomen waren: het graf van bittere en verlammende
teleurstelling, van hoge verwachtingen die de bodem werden ingeslagen,
van hoop die veranderde in wanhoop, van dromen die bedrog leken te
zijn.
Men zegt niet voor niets: als een dierbare komt te overlijden, sterven
zijn familieleden en vrienden een beetje mee. Dat gold ook voor Jezus'
leerlingen: ook zij stierven een beetje mee. Toen hun Heer de dood
vond, werd alles donker voor hen.
Maar op de Paasmorgen werd het weer licht voor hen: Jezus was niet
dood, het graf was leeg, de steen was weggerold, niet alleen die steen
op het graf, maar ook die steen op hun eigen hart, die hen gevangen
hield in die verlammende gevoelens van teleurstelling, verdriet en
wanhoop. Maar in het besef dat Jezus leefde, kwamen ze ook zelf weer
tot leven en kwamen ze ook weer in beweging, want in beweging zijn is
juist het voornaamste teken van in leven zijn.
En nu zijn we ruim 20 eeuwen verder en wat betekent Pasen voor ons?
Hebben ook wij juist als Jezus' apostelen van toen echt zo'n
paaservaring: die Jezus leeft, ook nu, ook voor ons, en nog veel meer:
ook door ons, want dat laatste is het belangrijkste. Of zitten we
misschien een beetje opgesloten in een graf van onmacht, van wel willen
maar niet kunnen, zijn we misschien een beetje dood, als gelovige
mensen.
Moeten we wellicht eerst de steen ervoor wegrollen, de steen die vele
namen kan dragen: de steen van sleur en gewenning, de steen van
gemakzucht, de steen van teleurstellingen, teleurstellingen ook in die
kerk van Jezus, misschien om zijn verstarde en soms bekrompen houding,
misschien om de dingen die de laatste tijd nogal in het nieuws zijn
gekomen.
Alleen als we die steen kunnen wegrollen, alleen dan wordt het echt
Pasen, alleen dan kan ook nu die Jezus tot leven komen in ieder van
ons, in de manier waarop wij omgaan met elkaar, met heel de schepping,
in de dingen die we doen, met elkaar en voor elkaar.
Dan alleen wordt Pasen een lentefeest, een feest van nieuw leven, van
toekomst, van hoop, van vreugde. In die zin wens ik u allen een zalig
Pasen toe.