Het is carnaval, een beetje gek doen, gewoon voor de lol. Hoe
gekker, hoe beter, lijkt het motto te zijn. Mijn oma zei lang geleden
al: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Soms is dat wellicht
waar. Soms kun je het ook omdraaien: gek doen zou gewoon moeten zijn.
Dingen doen waarvan anderen zeggen: je bent gek dat je dat doet of niet
doet, zouden soms meer bij het normale leefpatroon moeten horen. Maar
heel vaak is dat teveel gevraagd.
David uit de eerste lezing deed zoiets geks. Hij werd achtervolgd door
Saul, die wilde hem uit de weg ruimen. En dan krijgt David de kans om
Saul te doden en zo zijn eigen leven veilig te stellen, een
buitenkansje,
en zijn vrienden zeggen: man, je bent gek als je dat niet doet. Maar
David was zo'n gek. Hij deed niet wat anderen vanzelfsprekend vonden.
Zijn respekt voor het koningschap was groter dan drang om te doden. Hij
wilde geen dood, geen wraak, zoals anderen. Hij kon vergeven en laten
leven. Maar in de ogen van de meesten is dat abnormaal.
Het evangelie maakt het nog erger. Als iemand op de ene wang geslagen
wordt, welke gek laat zich dan ook nog op de andere slaan. En als
iemand iets van je afpikt, welke gek berust daarin en laat die ander
zijn gang gaan. En toch zegt het evangelie: die manier van gek doen,
gek zijn, zou gewoon moeten zijn voor gelovige mensen. En daarbij
moeten we niet naar de voorbeelden kijken maar meer naar de mentaliteit
die eronder zit.
Maar die mentaliteit staat wel totaal haaks op wat men in de wereld
gewoon vindt.
Gewoon is de roep om vergelding, straf, wraak. Terugslaan is de
gewoonste zaak van de wereld. Maar het evangelie stelt daartegenover:
niet vergelden maar vergeven, geen wraak nemen maar goed doen, niet
straffen maar barmhartigheid betonen. Maar kan dat wel? Wie is zo gek
dat hij dat kan opbrengen?
Bemin uw vijanden, doe wel aan wie u haten, zegent hen die u
vervloeken, bidt voor wie u vervolgen. Wie is zo gek om dat op te
kunnen brengen?
Zeg dat eens tegen de vrouwen van Cebreniza, die hun mannen verloren
hebben. Zeg dat eens tegen die Israëlische ouders wiens zoon door de
Palestijnen werd vermoord. Zeg dat eens tegen die Palestijnen die al
jaren lang in een Israëlische gevangenis zitten.
Bemin uw vijanden. Vergeef wie u kwaad aangedaan hebben. Zeg dat eens
tegen iemand wiens kind misbruikt is of vermoord. Zeg dat eens tegen
iemand wiens vrouw doodgereden werd door een automobilist met een
borrel teveel op.
Kwaad met goed vergelden, wie kan dat opbrengen? En zo gek zijn zou
gewoon moeten zijn. Maar je kunt het niemand kwalijk nemen wie dat niet
kan opbrengen.
Anderzijds, als we om ons heen kijken in de wereld en we zien de
kwalijke gevolgen van wraakzucht en vergeldingsdrang, van haat en nijd,
dan moet ook dat ons aan het denken zetten. Overal waar kwaad met kwaad
vergolden wordt, zie je een heilloze spiraal van geweld ontstaan die
alleen maar nieuw geweld oproept, met alle ellende vandien.
Barmhartig zijn zoals de hemelse Vader barmhartig is, vergeven zoals
Hij altijd bereid is tot vergeven. Ook al zijn we het daar
verstandelijk misschien helemaal mee eens, maar gevoelsmatig is dat
toch meestal teveel gevraagd.
We kunnen mooi praten over vergeven en goed doen zolang we zelf niets
ernstigs hebben meegemaakt, maar als we een echt in ons hart geraakt
zijn dan voelen we heel anders.
En toch blijft de opdracht van het evangelie overeind: bemin uw
vijanden, doe wel aan wie u haten. Want alleen wie zo gek is om dat op
te brengen,
die brengt een betere wereld nabij.
Onder het lezen van het evangelie heb ik de kerk ingekeken
en ik had verwacht dat u allemaal met het hoofd nee zat te schudden,
of in elk geval met zwaar gefronste wenkbrauwen zat te luisteren.
Ik heb niets gezien, daarom denk ik dat u niet goed geluisterd hebt,
dat de lezing bij u het ene oor in is gegaan en het andere weer uit.
Het evangelie van vandaag stelt ons voor een onmogelijke opgave.
Bemin uw vijanden, doe wel aan hen die u haten,
zegen hen die u vervloeken en bidt voor hen die u mishandelen.
Als u normale mensen bent, en van die veronderstelling mag ik toch
uitgaan,
dan moet u bij het horen van die tekst heel hard nee schudden,
dan moet u zeggen: wat daar staat, dat kan ik niet,
geen enkel normaal denkend en voelend mens kan dat.
Er is echter nog meer: als iemand u op de ene wang slaat,
keer hem dan ook de anderen toe.
U zou wel stapelgek zijn als u dat letterlijk deed.
Wellicht zegt u wel vaak: ik ben wel goed maar niet gek.
Nu is het soms zo dat je wel een beetje gek moet zijn om echt goed te
zijn.
Echt goed zijn voor anderen, alle anderen, kan heel veel vragen,
kan het onmogelijke vragen lijken.
Het koninkrijk dat Jezus preekt wordt werkelijkheid waar mensen goed
zijn voor elkaar, waar zij in alle gevallen welwillend staan tegenover
elkaar.
Daarmee lijkt Jezus het onmogelijke van ons te vragen.
En in feite is het vaak onmogelijk, teveel gevraagd,
maar dat mag geen reden zijn om te zeggen: ik luister niet naar die
boodschap, ik kan er toch niets mee.
Hij houdt ons een ideaal voor: iets waar we naar moeten streven,
ook al lijkt dat in de praktijk van het leven niet haalbaar te zijn.
Het gaat hem om een positieve houding van open staan, van
welwillendheid naar iedere medemens, niemand uitgezonderd,
zelfs niet degenen aan wie je een hekel hebt, zelfs niet je vijanden.
Er zijn situaties in het leven waarin dat toch mogelijk is.
In de eerste lezing spaarde David het leven van zijn vijand Saul.
Zouden wij ook iets kunnen doen?
Veronderstel: je hebt een vreselijke hekel aan ene meneer Pietersen,
hij heeft je eens bedrogen en je hebt toen uit de grond van je hart
gezegd:
met die vent wil ik nooit meer iets te maken hebben.
Nu gebeurt het dat je langs het kanaal fietst en je ziet die meneer
Pietersen te water is geraakt en dreigt te verdrinken.
Wat doe je: zeg je: laat hem maar verzuipen, die rotvent,
of help je hem uit het water?
Veronderstel: je hebt al jarenlang ruzie met je zus,
je hebt haar al in geen jaren meer gezien,
je hebt ook gezegd: ik wil haar nooit meer zien.
En dan gebeurt het dat op een avond de bel gaat en zij op de stoep
staat.
En zij vraagt: mag ik eens met je komen praten?
Wat doe je: smijt je de deur dicht of nodig je haar uit binnen te komen?
Dit zijn twee concrete voorbeelden waarin je negatief of positief kunt
reageren.
Ik denk dat het in deze twee voorbeelden meer dan duidelijk is welke
houding Jezus van ons vraagt.
Het zijn in elk geval ook voorbeelden waar we eens over na moeten
denken:
wat zou ik doen als ik zo'n situatie tegen zou komen?
Dat erover nadenken is vaak al een stap in de goede richting.
Er zijn natuurlijk ook veel voorbeelden te geven waarin je geen keuze
hebt om iets goeds te doen of iets goed te maken, waarin je je wel moet
neerleggen bij de feiten, bij het onvermijdelijke.
Maar zelfs dan is het zinvol om er eens over na te denken
om je jezelf regelmatig vragen te stellen:
Hoe ga ik hiermee om? Is mijn houding wel juist?
Heb ik wel genoeg reden om zo tegen die of die persoon te zijn?
Is er geen sprake van vooroordelen?
Zoek ik wel naar wegen om mijn houding te veranderen?
En dan komt ook de vraag naar boven: durf ik het wel aan om hierover na
te denken.
Durf ik me wel kwetsbaar op te stellen door mezelf te bevragen?
Of heb ik een muur om me heen getrokken
die me belet verder te kijken van mijn eigen gekwetste ik,
want dan ben ik een gevangene van mijn eigen gevoelens,
dan heb ik a.h.w. levenslang, zonder kans op bevrijding.
Door na te denken, jezelf vragen te stellen,
krijg je de mogelijkheid die muur af te breken en van binnen vrij te
worden.
Dan kun je het ook opbrengen om welwillend te staan tegenover hen met
wie de relaties ernstig verstoord zijn.
En als die situatie zich voordoet, kan er sprake zijn van vergeving en
verzoening.
Dan is er toekomst.
Je bent stapelgek dat je dat doet.
Sommige mensen krijgen dat te horen,
als ze dingen doen die niet per se moeten, die niet gewoon zijn.
En toch, mensen zouden vaker zo gek moeten zijn
om dingen voor anderen te doen die verder gaan dan de plicht.
David uit de eerste lezing deed zoiets geks. Hij werd achtervolgd door
Saul, die wilde hem uit de weg ruimen. En dan krijgt David de kans om
Saul te doden en zo zijn eigen leven veilig te stellen, een
buitenkansje,
en zijn vrienden zeggen: man, je bent gek als je dat niet doet. Maar
David was zo'n gek. Hij deed niet wat anderen vanzelfsprekend vonden.
Zijn respect voor het koningschap was groter dan drang om te doden. Hij
wilde geen dood, geen wraak, zoals anderen. Hij kon vergeven en laten
leven. Maar in de ogen van de meeste is dat abnormaal.
Het evangelie maakt het nog erger. Als iemand op de ene wang geslagen
wordt, welke gek laat zich dan ook nog op de andere slaan. En als
iemand iets van je afpikt, welke gek berust daarin en laat die ander
zijn gang gaan. En toch zegt het evangelie: die manier van gek doen,
gek zijn, zou gewoon moeten zijn voor gelovige mensen.
Daarbij moeten we niet naar de voorbeelden kijken maar meer naar de
mentaliteit die eronder zit.
Maar die mentaliteit staat wel totaal haaks op wat men in de wereld
gewoon vindt.
Gewoon is de roep om vergelding, straf, wraak. Terugslaan is de
gewoonste zaak van de wereld. Maar het evangelie stelt daartegenover:
niet vergelden maar vergeven, geen wraak nemen maar goed doen, niet
straffen maar barmhartigheid betonen.
Maar kan dat wel? Wie is zo gek dat hij dat kan opbrengen?
Bemin uw vijanden, doe wel aan wie u haten, zegent hen die u
vervloeken, bidt voor wie u vervolgen.
Wie is zo gek om dat op te kunnen brengen?
Zeg dat eens tegen die Israëlische ouders wiens zoon door de
Palestijnen werd vermoord. Zeg dat eens tegen die Palestijnen die al
jaren lang in een Israëlische gevangenis zitten.
Bemin uw vijanden. Vergeef wie u kwaad aangedaan hebben. Zeg dat eens
tegen iemand wiens kind misbruikt is of vermoord. Zeg dat eens tegen
iemand wiens vrouw doodgereden werd door een automobilist met een
borrel teveel op.
Kwaad met goed vergelden, wie kan dat opbrengen? En zo gek zijn zou
gewoon moeten zijn. Maar je kunt het niemand kwalijk nemen als hij dat
niet kan opbrengen.
Anderzijds, als we om ons heen kijken in de wereld en we zien de
kwalijke gevolgen van wraakzucht en vergeldingsdrang, van haat en nijd,
dan moet ook dat ons aan het denken zetten. Overal waar kwaad met kwaad
vergolden wordt, zie je een heilloze spiraal van geweld ontstaan die
alleen maar nieuw geweld oproept, met alle ellende van dien.
Barmhartig zijn zoals de hemelse Vader barmhartig is, vergeven zoals
Hij altijd bereid is tot vergeven. Ook al zijn we het daar
verstandelijk misschien helemaal mee eens, maar gevoelsmatig is dat
toch meestal teveel gevraagd.
We kunnen mooi praten over vergeven en goed doen zolang we zelf niets
ernstigs hebben meegemaakt, maar als we een echt in ons hart geraakt
zijn dan voelen we heel anders.
En toch blijft de opdracht van het evangelie overeind: bemin uw
vijanden, doe wel aan wie u haten. Want alleen wie zo gek is om dat op
te brengen,
die brengt een betere wereld nabij.