"De hele nacht hebben we gezwoegd zonder iets te vangen". Dat was
Petrus en zijn metgezellen overkomen en zoiets maakt je moedeloos. Dan
geef je het op. Dan ga je naar huis met een niet al te best humeur.
Mensen worden dikwijls moedeloos, niet alleen vissers die maar niets
vangen.
"We hebben van alles geprobeerd, maar niets hielp. "
Hoe vaak hoor je dat niet.
Een zieke, die van de ene dokter naar de ander gaat, zonder de
verhoopte resultaten, die het ene medicijn na het andere voorgeschreven
krijgt zonder verbetering, of die te horen krijgt: hier moet je maar
mee leren leven. Dat is om moedeloos van te worden.
"We hebben van alles geprobeerd, maar het haalde niets uit."
Die ouders die alles doen om een kind op het goede spoor te houden: de
zachte aanpak, de harde aanpak, praten straffen, huilen, vloeken, maar
niets helpt en steeds weer ontspoort hij. Dat is om verschrikkelijk
moedeloos van te worden.
Of wat te denken van die man die zijn baan verloor door het sluiten van
het bedrijf waar hij al dertig jaar gewerkt had. Die alsmaar
sollicitatiebrieven schreef, gemiddeld wel drie in de week. Maar als er
al antwoord kwam, was dat negatief: het spijt ons: de vacature is al
ingevuld. Daar kan zo iemand ook heel moedeloos onder worden.
Maar het zijn niet alleen persoonlijke problemen op welk terrein ook
die ons moedeloos kunnen maken. Ook wereldproblemen of maatschappelijke
problemen kunnen ons een moedeloos gevoel geven: wat je ook doet het
haalt toch niets uit.
Er wordt van alles geprobeerd, maar je ziet geen echte resultaten.
Echte, duurzame vrede in het land waar Jezus geleefd heeft, in Bosnië,
in Angola, in Baskenland, in Noord-Ierland: ondanks alle inspanningen
lijkt het maar niet echt te lukken. Is het vreemd als mensen de hoop op
een goede oplossing verliezen.
Criminaliteit komt in allerlei vormen voor in onze samenleving, velen
ervaren dat als een enorme bedreiging. Er wordt van alles aan gedaan om
het een halt toe te roepen, maar het lijkt vechten tegen de bierkaai.
Is het vreemd dat mensen de moed verliezen en zeggen: het haalt toch
niets uit. Is het gek dat mensen dan zeggen: ze bekijken het maar,
ik hou me alleen met eigen zaken bezig.
"De hele nacht hebben we gezwoegd zonder iets te vangen, maar op uw
woord zal ik de netten uitgooien," zegt Petrus in het evangelie en hij
voegt de daad bij het woord. Moedeloos en toch opnieuw proberen, omdat
een ander het vraagt. Geen vertrouwen meer en toch blijven hopen, omdat
je gelooft in het woord van een ander. Niets meer verwachten en toch
het niet opgeven, omdat een ander een beroep op je doet.
Wie is zo gek? Want ieder die het ondanks alles toch blijft proberen
wordt door de omgeving voor gek versleten. Dat is niet normaal.
Natuurlijk: er zijn situaties waarin er echt niets meer te verwachten
valt en dat is hopen tegen beter weten in niet erg zinvol. Natuurlijk:
er zijn problemen is echt onoplosbaar blijken te zijn, ook al moet je
dat nooit te gauw zeggen.
Maar als het gaat om negatieve zaken in de wereld, in de samenleving in
welke vorm ook, dan worden we als gelovigen steeds weer uitgedaagd,
om toch door te gaan en het toch weer te proberen.
Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan.
We zullen het alleen kunnen als we geloven in het woord van Jezus,
zoals Petrus en zijn metgezellen en die dan toch nog maar eens de
netten uitgooiden, omdat Hij het vroeg. En zo werden ze vissers van
mensen, redders van mensen die dreigen te verdrinken in het kwaad van
de wereld.
Vissers van mensen zijn, dat is ook onze roeping, ieder op zijn eigen
manier. Ook wij worden uitgedaagd om toch door te gaan,
om niet de moed op te geven en maar passief in de luie stoel te gaan
zitten, want "het haalt toch niets uit".
Wij zijn geroepen om toch weer in beweging komen, in beweging te
blijven, samen met elkaar.
Alleen kunt je niets, maar samen met elkaar
kunnen we toch iets goeds teweegbrengen.
Een wonderbare visvangst zoals Petrus en zijn vrienden overkwam,
dat mogen we niet verwachten,
maar ook hier geldt het gezegde: alle beetjes helpen.
"De hele nacht hebben we gezwoegd zonder iets te vangen". Dat was
Petrus en zijn metgezellen overkomen en zoiets maakt je moedeloos. Dan
geef je het op. Dan ga je naar huis met een niet al te best humeur.
Mensen worden dikwijls moedeloos, niet alleen vissers die maar niets
vangen.
"We hebben van alles geprobeerd, maar niets hielp. "
Hoe vaak hoor je dat niet.
Een zieke, die van de ene dokter naar de ander gaat, zonder de
verhoopte resultaten, die het ene medicijn na het andere voorgeschreven
krijgt zonder verbetering, of die te horen krijgt: hier moet je maar
mee leren leven. Dat is om moedeloos van te worden.
"We hebben van alles geprobeerd, maar het haalde niets uit."
Die ouders die alles doen om een kind op het goede spoor te houden: de
zachte aanpak, de harde aanpak, praten straffen, huilen, vloeken, maar
niets helpt en steeds weer ontspoort hij. Dat is om verschrikkelijk
moedeloos van te worden.
Of wat te denken van die man die zijn baan verloor door het sluiten van
het bedrijf waar hij al dertig jaar gewerkt had. Die alsmaar
sollicitatiebrieven schreef, gemiddeld wel drie in de week. Maar als er
al antwoord kwam, was dat negatief: het spijt ons: de vacature is al
ingevuld. Daar kan zo iemand ook heel moedeloos onder worden.
Maar het zijn niet alleen persoonlijke problemen op welk terrein ook
die ons moedeloos kunnen maken. Ook wereldproblemen of maatschappelijke
problemen kunnen ons een moedeloos gevoel geven: wat je ook doet het
haalt toch niets uit.
Er wordt van alles geprobeerd, maar je ziet geen echte resultaten.
Echte, duurzame vrede in het land waar Jezus geleefd heeft, in Irak, in
Afghanistan, in Congo, in Soudan: ondanks alle inspanningen lijkt het
maar niet echt te lukken. Is het vreemd als mensen de hoop op een goede
oplossing verliezen.
Criminaliteit komt in allerlei vormen voor in onze samenleving, velen
ervaren dat als een enorme bedreiging. Er wordt van alles aan gedaan om
het een halt toe te roepen, maar het lijkt vechten tegen de bierkaai.
Is het vreemd dat mensen de moed verliezen en zeggen: het haalt toch
niets uit. Is het gek dat mensen dan zeggen: ze bekijken het maar,
ik hou me alleen met eigen zaken bezig.
"De hele nacht hebben we gezwoegd zonder iets te vangen, maar op uw
woord zal ik de netten uitgooien," zegt Petrus in het evangelie en hij
voegt de daad bij het woord. Moedeloos en toch opnieuw proberen, omdat
een ander het vraagt. Geen vertrouwen meer en toch blijven hopen, omdat
je gelooft in het woord van een ander. Niets meer verwachten en toch
het niet opgeven, omdat een ander een beroep op je doet.
Wie is zo gek? Want ieder die het ondanks alles toch blijft proberen
wordt door de omgeving voor gek versleten. Dat is niet normaal.
Natuurlijk: er zijn situaties waarin er echt niets meer te verwachten
valt en dat is hopen tegen beter weten in niet erg zinvol. Natuurlijk:
er zijn problemen is echt onoplosbaar blijken te zijn, ook al moet je
dat nooit te gauw zeggen.
Maar als het gaat om negatieve zaken in de wereld, in de samenleving in
welke vorm ook, dan worden we als gelovigen steeds weer uitgedaagd,
om toch door te gaan en het toch weer te proberen.
Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. We zullen het alleen
kunnen als we geloven in het woord van Jezus, zoals Petrus en zijn
metgezellen en die dan toch nog maar eens de netten uitgooiden, omdat
Hij het vroeg.
En zo werden ze vissers van mensen, redders van mensen die dreigen te
verdrinken in het kwaad van de wereld.
Vissers van mensen zijn, dat is ook onze roeping, ieder op zijn eigen
manier. Ook wij worden uitgedaagd om toch door te gaan,
om niet de moed op te geven en maar passief in de luie stoel te gaan
zitten, want "het haalt toch niets uit".
Wij zijn geroepen om toch weer in beweging komen, in beweging te
blijven, samen met elkaar.
Alleen kunt je niets, maar samen met elkaar
kunnen we toch iets goeds teweegbrengen.
Een wonderbare visvangst zoals Petrus en zijn vrienden overkwam,
dat mogen we niet verwachten,
maar ook hier geldt het gezegde: alle beetjes helpen.
Ik heb eens gehoord van een oude missionaris die zo'n 20 jaar
gewerkt had bij de Papoea's in het toenmalige Nieuw Guinea, zonder ook
maar ooit een bekering te maken. Wat hij ook probeerde, het lukte
gewoon niet.
Zoiets lijkt me verschrikkelijk frustrerend en ontmoedigend. Ik geloof
nooit dat ik het daar 20 jaar uitgehouden zouden hebben.
Nu kunnen we allemaal wel eens in een situatie terechtkomen
die verschrikkelijk frustrerend is: je wilt zo graag iets bereiken en
het wil maar niet lukken. Je werkt en zwoegt maar het resultaat waarop
je hoopte, blijft uit.
Het kan zijn dat je invalide geworden bent en je probeert weer te leren
lopen, maar ondanks alle therapieën wil het niet zoals jij wilt.
Het kan zijn dat je als ouder echt probeert je kinderen zo goed
mogelijk op te voeden,
maar je ziet ze steeds weer dingen doen die je afkeurt.
Zulke ervaringen kunnen heel ontmoedigend zijn.
Petrus en zijn metgezellen hadden ook zo'n ervaring: een hele nacht
vissen en niets vangen.
En velen die zulke ervaringen meemaken,
raken er zo door gefrustreerd dat ze het maar opgeven. Waarom zou ik
het nog proberen, het haalt toch niets uit! En vaak is dat heel
begrijpelijk, maar: wie niet blijft proberen, weet bij voorbaat al
zeker dat zijn droom, zijn ideaal onbereikbaar blijft.
Dat verlammende gevoel van moedeloosheid, van "het haalt toch allemaal
niets uit", kun je ook hebben als het gaat om een betere wereld, om een
betere samenleving, waar we toch allemaal naar verlangen. Maar hier
lijkt het eerder slechter te worden dan beter.
Deze week heeft Nederland de krant gehaald
omdat volgens een internationaal onderzoek
de criminaliteit hier ruim boven het gemiddelde in Europa ligt.
Geweldpleging is zelfs 50 % hoger dan het Europese gemiddelde.
Dat klinkt niet erg bemoedigend. Dan kun je bij jezelf denken:
Ze kunnen allemaal mooi praten over een betere wereld, en dat Jezus de
weg gewezen heeft naar betere samenleving,
maar er komt toch niets van terecht. Mooie woorden maar het zet geen
zoden aan de dijk.
Ze bekijken het maar, ik ga zo goed mogelijk mijn eigen weg,
en wat al die anderen doen, moeten ze zelf maar weten.
Maar met passief aan de kant blijven staan bereik je niets
Natuurlijk is het een feit dat wij heel vaak er niets aan kunnen doen,
maar even vaak denken we te gauw dat we niets kunnen. Waar een wil is,
is een weg, wordt er wel gezegd. Als iemand echt iets wil, dan kan hij
ook veel meer dan iemand die het allemaal niets schelen kan.
Ik denk aan een oude dame in een verzorgingstehuis in Tilburg.
Die vertelde me eens dat haar dochter niet kon komen op haar
verjaardag, want haar auto was kapot.
Toen dacht ik: als ze echt op bezoek zou willen komen, dan zou ze de
fiets pakken of de bus nemen, ze woont hier in de stad.
Zo gaat het ook met vele belangrijke waarden in ons leven, in onze
samenleving: als we het echt zouden willen, dan konden we heel dikwijls
ook veel meer doen,
dan zouden we blijven zoeken naar nieuwe mogelijkheden en middelen om
toch wat resultaat te boeken, hoe klein ook.
Op het woord van Jezus gingen Petrus en zijn metgezellen het toch maar
weer eens proberen en zowaar: ze hadden geluk: ze vingen zelfs zoveel
dat ze zich een ongeluk schrokken.
Op het woord van Jezus het blijven proberen, dat is ook de opdracht
voor ieder van ons. En, gelukkig, alle tijden door zijn er mensen
geweest die dat ook heel concreet gedaan hebben. Ze hebben, meestal,
geen wonderen verricht, het was geen wonderbare visvangst
maar ze hebben wel veel goeds bewerkt in hun eigen kring en zo
bijgedragen aan een betere wereld.
Als wij Jezus' woord serieus nemen, als wij ons gelovig zijn ernstig
nemen, dan moeten ook wij ons niet laten ontmoedigen maar het blijven
proberen, om mensenvissers te zijn met en voor elkaar. En laten we niet
vergeten: alle kleine beetjes helpen.
Er waren eens twee studenten die een reis door Bangladesh maakten.
Ze hadden vaak gehoord dat dit een van de armste landen in de wereld
was
en dat wilden ze wel eens met eigen ogen zien.
En dus trokken ze een aantal maanden door dit land,
ze bezochten grote steden en dorpjes op het platteland,
ze zagen de rijkdom van een kleine groep welvarende mensen
maar ook de enorme armoede van de grote meerderheid.
En vooral de uitzichtloosheid van deze situatie was heel deprimerend.
Toch was de reactie van deze twee studenten heel verschillend.
De een zei: Het is een hopeloze situatie, er valt echt niets te
verbeteren.
Het duurt wel honderd jaar of meer voordat het hier wat beter zal
worden.
Toen hij weer thuis was van zijn reis, vertelde hij iedereen over zijn
ervaringen,
vooral ook hoe ontmoedigend het daar allemaal was.
Je kunt wel hulp geven, maar het is een druppel op de gloeiende plaat,
het heeft geen enkele zin.
En toen hij zijn verhaal verteld had, ging hij gewoon door met zijn
studie,
want hij moest toch vooral aan zijn eigen toekomst denken.
De andere student zei: het ziet er niet best uit,
maar we mogen die mensen niet aan hun lot overlaten.
En ook al kunnen we niet alles veranderen zoals we graag zouden willen,
elk beetje hulp is toch de moeite waard.
En toen hij weer thuis was, ging hij aan het werk voor Bangladesh.
Hij richtte een stichting op om een weeshuis dat hij op zijn reis
bezocht had, financieel te ondersteunen.
Hij schreef artikelen voor de krant, hield her en der spreekbeurten.
en haast tot zijn eigen verbazing haalde hij een groot geldbedrag
binnen
om de weeskinderen betere toekomstmogelijkheden te geven.
Door al zijn activiteiten kwam zijn studie wel een beetje in de knel,
maar even vond hij de toekomst van de weeskinderen belangrijker dan
zijn eigen toekomst. Als christen heb je de plicht om iets te doen,
vond hij.
En hij heeft er nooit spijt van gehad. Twee studenten, twee
verschillende houdingen en zienswijzen,
maar wel met een heel verschillende uitwerking.
Die tweedeling vinden ook een beetje bij Petrus in het evangelie van
vandaag.
Jezus heeft uitgebreid staan preken voor de mensen. Wat hij hun
vertelde, staat er niet bij,
maar het zal, zoals zo vaak, wel gegaan zijn over eerlijke zorg voor de
medemens.
Dat thema komt immers telkens weer terug in zijn prediking.
Wat ook telkens weer terugkomt is: geen woorden maar daden,
niet alleen maar praten over liefde en dienstbaarheid maar gewoon doen.
En toen hij hier uitgesproken was, zei hij tegen Petrus: en nu aan het
werk, gooi de netten maar uit.
En Petrus die de hele nacht voor niets gewerkt heeft, ziet het helemaal
niet zitten om het nu nog eens te gaan proberen.
Allemaal moeite voor niets, er valt hier niets te vangen.
Maar dan draait hij bij en zegt hij: op uw woord zal ik het toch doen,
omdat u het vraagt, ga ik het toch maar proberen.
En die goeie Petrus schrikt zich dan een ongeluk
als ze een enorme hoeveelheid vis vangen.
De les is denk ik duidelijk: ook als je iets helemaal niet ziet zitten,
ook als je in eerste instantie denkt: wat ik ook doe, het haalt toch
niets uit,
omwille van Jezus' woord moet je het wel proberen, telkens weer,
en vaak zul je meer resultaten boeken dan je had durven hopen.
In het evangelie maakt Jezus duidelijk dat het hem niet gaat om vissen
maar om mensen,
mensen redden die dreigen te verdrinken in een zee van armoede, van
ziekte, van eenzaamheid,
mensen redden die in zwaar weer terecht gekomen zijn
door allerlei problemen die zij tegenkomen in hun leven.
Te gemakkelijk geven we vaak toe aan dat gevoel van moedeloosheid
als we de enorme problemen zien, in de wereld in het groot,
maar ook in de kleine wereld van mensen in onze omgeving.
Te gemakkelijk zeggen we vaak: er valt toch niets aan te doen,
en daarom proberen we het te vaak ook niet. En dan gebeurt er ook
niets.
En toch, als het woord van Jezus betekenis heeft voor ons,
als wij ervoor kiezen zijn boodschap waar te maken in ons leven,
dan moeten we toch proberen hulp te geven aan mensen in nood,
niet alleen in de vorm van een financiële bijdrage,
maar ook en veel meer nog in een helpende hand, een zorgzaam hart,
in het besef dat ook een druppel op de gloeiende plaat toch heel
belangrijk kan zijn.
De eerste en tweede lezing gaan over mensen die geroepen worden. In de
eerste lezing hebben we gehoord hoe een jongentje zeesterren probeert
te redden en in het evangelieverhaal hoorden we hoe Jezus drie van zijn
discipelen opriep om hem te volgen.
Dat kunnen we natuurlijk op onszelf betrekken, want wij zouden ons ook
geroepen moeten voelen. Dat kan natuurlijk op vele manieren, maar
aangezien deze viering wordt opgedragen aan Memisa wil ik u graag wat
meer vertellen over mijn ervaringen tijdens de afgelopen zomervakantie,
toen ik voor 4 weken in een ziekenhuis in Lima, in Peru heb gewerkt.
De gezondheidszorg, zoals wij die kennen en die voor ons erg
vanzelfsprekend is, bestaat daar niet. Het was woensdag 5 augustus,
mijn eerste dag in het ziekenhuis. Althans dat zou het moeten worden,
want bij de ingang werd ik al tegengehouden. Ik moest me legitimeren en
een bewijs laten zien dat ik een afspraak had met een dokter. Ik heb
die bewaker, die overigens tot op het bot bewapend was, vervolgens in
mijn beste Spaans proberen uit te leggen dat ik een
uitwisselingsstudent was en dat ik dus niet kwam voor een behandeling.
De bewaker geloofde mij niet, want dat kon iedereen wel vertellen. Hij
vertelde mij dat ik maar in die rij aan moest sluiten. Dit was dus de
rij van mensen die geen afspraak hadden, maar wel graag een dokter
zouden zien. U moet zich voorstellen: het was 7 uur 's ochtends en deze
rij was al een kleine honderd mensen groot en zou in de loop van de dag
alleen maar groeien. Aan het einde van de dag zou iedereen die nog niet
geholpen was weer naar huis gaan om de volgende dag weer vrolijk in
dezelfde rij aan te sluiten hopend op een consult met een dokter. Ik
was natuurlijk niet van plan om in die rij te gaan staan, dus ik heb
mijn witte jas en mijn stethoscoop uit mijn rugzakje gehaald om te
bewijzen dat ik geen patiënt was. Dat hielp, want toen mocht ik wel
doorlopen.
Eenmaal op de afdeling aangekomen werd ik voorgesteld aan alle dokters
en werd ik meteen op het feit gewezen dat ik geen mondkapje droeg. Dat
zou ik wel moeten doen, omdat er nogal wat patiënten in het ziekenhuis
liggen die open tuberculose hebben. Deze tuberculosepatiënten liggen
overigens gewoon met andere patiënten op een kamer, zonder dat er enige
voorzorgsmaatregelen voor hen getroffen zijn.
Die dag maakte ik ook kennis met een van die patiënten die me het meest
is bijgebleven. Laten we haar voor het gemak Mercedes noemen. Het was
een meisje van, ik schatte, een jaar of 12, broodmager en afkomstig uit
de hooglanden van Peru. Toen ik haar dossier doornam bleek ze nogal wat
ouder te zijn. Ze had een gesprongen blindedarmontsteking, iets dat
heel veel voorkomt in Peru. De gruwelijke pijn van een
blindedarmontsteking blijkt namelijk dragelijk te zijn en geen reden om
een dokter te bezoeken. Pas als de blindedarm gesprongen is en al het
ontstekingsvocht zich in de buik heeft opgehoopt, is er sprake van zo'n
helse pijn, dat mensen toch maar naar de dokter gaan. Naar een dokter
gaan kost namelijk geld en dat stel je dus zo lang mogelijk uit. Dit
had voor Mercedes tot gevolg dat er sprake was van een erg moeilijke
operatie waarna er twee gaten in haar buik achter moesten blijven om de
achtergebleven pus toch nog uit de buikholte te laten ontsnappen. Na de
operatie werd Mercedes doorverwezen naar het ziekenhuis waar ik werkte.
Toen Mercedes in ons ziekenhuis aankwam waren er twee extra gaten in
haar buik ontstaan, omdat het lichaam het ontstekingsvocht uit haar
buik wilde werken. Er werd besloten dat een tweede operatie nodig zou
zijn om de buik schoon te maken en de gaten te dichten, maar daar had
de familie geen geld voor. Er werd dus afgewacht. Elke ochtend
probeerden we zo veel mogelijk pus uit haar buik te halen door haar
buik met water te doorspoelen. Naast het werk op de afdeling heb ik
natuurlijk ook operaties meegemaakt en heb ik een aantal dagen op de
spoedeisende hulp meegelopen. De gang van zaken op de eerste hulp is
het vermelden ook waard. Aan de poort van de EHBO staat natuurlijk weer
een aantal tot op de tanden bewapende bewakers die beslissen of iemand
naar binnen mag of niet. Eenmaal binnen wordt de patiënt op een bed
neergelegd, meestal op de gang of in de grote hal. Een familielid gaat
dan naar de kassa om zich daar te legitimeren en alvast te betalen voor
de consultkosten. Er staat natuurlijk een erg lange rij voor deze
kassa, dus dat duurt zijn tijd. Na betaald te hebben, kan de patiënt
door de arts onderzocht worden. Als het bijvoorbeeld om een wond gaat,
schrijf de arts een boodschappenlijstje met dingen die hij nodig heeft:
naald en hechtdraad, verdoving, verband etc. Met dit lijstje ga je dan
weer in de lange rij voor de kassa staan om de benodigdheden te kopen.
Als dit uiteindelijk gelukt is, meestal enkele uren later, kan de
dokter eindelijk de wond hechten. Heb je overigens geen geld bij je,
dan kun je onverrichter zaken weer naar huis terugkeren.
Met Mercedes leek het goed te gaan, totdat ze na twee weken weer koorts
kreeg. Er werd besloten om een katheter in haar buik in te brengen, om
dieper te kunnen spoelen. Toen we dit gedaan hadden, konden we twee
spuiten vol met pus optrekken, dus we konden weer van voor af aan
beginnen. Geld voor een operatie was er overigens nog steeds niet. Toen
ik na 4 weken het ziekenhuis weer verliet, lag Mercedes er nog steeds.
Ik heb laatst nog geïnformeerd hoe het met haar ging. Ze schijnt er nog
een aantal weken gelegen te hebben en de gaten wilden niet sluiten.
Maar omdat de koorts over was en er nog steeds geen geld voor een
operatie beschikbaar was, is ze naar huis gestuurd. Ze is nu weer bij
haar ouders in de hooglanden, maar heeft nog steeds twee gaten in haar
buik die ze zelf verzorgt, maar waar ze verder niet veel last meer van
heeft.
Deze weken waren voor mij een echte eyeopener die mij lieten realiseren
dat we zo tevreden moeten zijn dat we in Nederland wonen en dat
gezondheidszorg hier goed geregeld is. Wij hoeven ons geen zorgen
hoeven te maken over of een behandeling wel beschikbaar, laat staan
betaalbaar is. Maar helaas is het in vele landen op de wereld nog lang
niet zo goed geregeld.