Iedere Jood die zijn Bar Mitswa gedaan heeft,
mag voorlezen in de synagoge en mag er meepraten.
Je kunt een joodse synagoge niet vergelijken met onze kerken.
De joden hadden eigenlijk maar één kerk, namelijk de tempel in
Jeruzalem.
In de lokale synagogen werd en wordt gebeden en vooral samen geleerd,
samen gediscussieerd over bijbelteksten,
en er konden heel verhitte discussies gevoerd worden.
Dan denk ik stiekem bij mezelf:
Gelukkig kennen we dat niet in onze kerken.
De beminde gelovigen mogen wel meebidden en meezingen
maar niet meepraten, alleen luisteren naar de predikant.
Voor de voorganger is dat wel een stuk gemakkelijker.
Jammer genoeg geldt datzelfde een beetje voor heel de Kerk.
Het gezag zegt hoe het moet of hoe het niet mag en de gewone gelovigen
mogen alleen ja en amen zeggen
maar niet meepraten, dat wordt blijkbaar als bedreigend ervaren.
Daarom mocht bisschop Muskens ook niet zijn diocesane synode houden.
Dit is een betreurenswaardige situatie die de kerk beslist geen goed
doet.
Maar in de joodse synagoge mocht dus wel meegepraat worden,
en Jezus deed dat ook heel uitdrukkelijk.
Hij kreeg de boekrol aangereikt met die heel fundamentele tekst van
Jesaja.
Hij beschrijft daarin de Messias, de gezalfde, de gezondene van God,
een man die, gedreven door de Geest, aan de armen een blijde boodschap
brengt,
en je kunt armen alleen blij maken als je ze een beter leven bezorgt,
een man die gevangenen en verdrukten vrij maakt,
die mensen die verblind zijn geraakt, weer het juiste zicht op zaken
geeft,
die een genadejaar verkondigt, d.w.z. die een streep onder het verleden
zet en een nieuw begin maakt.
Dat was de taak van die beloofde Messias waar in het Oude testament
vaak over gesproken wordt.
Deze tekst vertolkt het verlangen dat bij de joden heel sterk leefde
dat er een nieuwe tijd zou aanbreken, de messiaanse tijd,
waarin mensen echt geven om elkaar en zorgen voor elkaar.
En als Jezus die tekst heeft voorgelezen, voegt hij er doodnuchter aan
toe:
wel, wat je hier gehoord hebt, is nu werkelijkheid geworden,
want ik ga de dingen doen die Jesaja genoemd heeft.
En we weten uit de evangelieverhalen dat hij dat ook daadwerkelijk
gedaan heeft.
Eigenlijk zei Jezus toen: die nieuwe tijd waar de profeet het over had,
begint nu met mij, ik ben die beloofde Messias.
Voor ons is dit niets nieuws, dit is ons altijd al voorgehouden,
voor zijn joodse toehoorders van toen was dit een heel controversiële
verklaring die dan ook tegenstrijdige reacties opriep, dat horen we
volgende week zondag.
Maar die uitspraak van Jezus heeft ook voor ons consequenties.
Wij hebben vandaag ook geluisterd naar die tekst van Jesaja.
En we zeggen er ja en amen op: we geloven in Jezus als Messias, als
degene die heel concreet de dingen deed waar Jesaja over sprak.
Maar diezelfde Jezus vraagt van ons om precies dezelfde dingen te doen.
Hij daagt ons uit om zelf Messias te zijn in onze wereld, in onze tijd.
Geen woorden maar daden! Niet zozeer meepraten maar meedoen!
En dan wordt zo'n tekst van Jesaja opeens een soort gewetensonderzoek.
Brengen wij een blijde boodschap aan de armen in de wereld?
Brengen wij een stuk bevrijding aan mensen die op de een of andere
manier gevangenen van zichzelf, van hun levenssituatie, van hun
omgeving?
Dragen wij bij aan een goed zicht op de werkelijke waarden en normen,
waar zovelen toch een beetje blind voor geworden zijn?
Kunnen wij een streep zetten onder het verleden en een nieuw begin
maken?
Dat zijn vragen die ons bezig moeten houden als we ons geloof in Jezus
serieus nemen.
Dat gaat even verder dan meebidden en meezingen in de kerk.
Dat gaat ook veel verder dan meepraten over geloofszaken.
Meepraten is al moeilijk genoeg.
Teveel mensen durven het niet aan om over hun geloof te praten,
ook al omdat ze er maar verschrikkelijk weinig van weten.
Maar gelovig-zijn is niet zozeer iets om over te praten,
hoewel dat op zijn tijd heel goed en heilzaam kan zijn,
het is op de eerste plaats iets dat je doet, met elkaar en voor elkaar,
met name voor hen die in de knel zitten.
Jammer genoeg wordt dat doen ook nogal eens vergeten.
Jezus trad op als leraar, hoorden we zojuist in het evangelie.
Bij een leraar denken we aan iemand die kennis overdraagt,
maar dat is voor Jezus een te beperkte definitie.
Jezus was veel meer een leraar die de weg wijst,
a way of life, een manier van leven en dat deed hij in woord en daad,
en dat laatste is namelijk een heel belangrijk gegeven.
In zijn tijd had je de joodse schriftgeleerden, dat waren ook leraren,
maar dat waren vooral mensen die zich bezig hielden met de theorie,
die eindeloos konden kissebissen over bepaalde formuleringen,
maar die daardoor vaak heel ver weg stonden van de werkelijkheid.
Dat soort mensen zijn er nog steeds, ook in de kerk, maar er zijn ook
anderen.
Vorig jaar is een klasgenoot van mij overleden.
Hij was professor aan de universiteit van Nijmegen in de
bijbelwetenschap,
ook een soort schriftgeleerde dus. Maar hij stond wel midden in het
leven.
Hij woonde met enkele anderen in een gewone buurt
en ze hadden daar bijna altijd wel enkele uitgeprocedeerde asielzoekers
in huis of zwervers die nergens onderdak konden vinden.
Die gastvrijheid jegens mensen in nood, jegens de verschoppelingen van
onze tijd, hoorde in zijn ogen heel uitdrukkelijk bij de weg van Jezus.
Je zou kunnen zeggen: geen woorden maar daden,
of in elk geval: niet alleen woorden maar ook daden.
Dat is ook precies wat die leraar Jezus van Nazaret heeft gedaan,
We hoorden in het evangelie hoe hij een tekst van Jesaja voorlas:
Als je door de Geest van God geraakt bent
dan ga je aan armen een blijde boodschap brengen
en dat is niet tegen ze zeggen: bid maar goed dan komt het in orde,
dat is heel concreet toekomstmogelijkheden bieden.
Als je door de goede Geest geraakt bent,
dan ga je werken aan een betere toekomst van de verdrukten en
gevangenen, en dan moet je met name denken aan hen die gevangen zitten
of vervolgd worden om hun politieke of godsdienstige overtuigingen.
Als je gezonden bent door de Geest,
dan heb je hart voor mensen die op de een of andere manier in de knel
zitten,
dan probeer je hun levensomstandigheden te verbeteren,
dan doe je alles om hun een betere toekomst te schenken.
De woorden van Jesaja waren voor Jezus een soort actieplan:
ik voel me gezalfd door die Geest des Heren,
en daarom moet ik dit gaan doen.
De leraar Jezus heeft geen grootse theorieën verkondigd,
geen dikke boeken over theologie en aanverwante zaken geschreven.
Hij wees de weg door dingen te doen: de evangelieverhalen zijn er vol
van:
blinden die het weer zagen zitten, verlamden die weer verder konden,
verschoppelingen die er weer bij mochten horen.
Geen woorden, maar daden, niet enkel woorden, maar vooral ook daden.
Ook in onze tijd hebben sommige kerkleiders wel eens de neiging
om veel nadruk te leggen op theoretische zaken, op regeltjes en wetjes,
soms lijken ze wel een heel ver van de werkelijkheid weg te staan.
Maar als wij als gedoopte christenen de weg van Jezus willen gaan,
dan moet zijn actieplan ook ons actieplan zijn,
dan is het van wezenlijk belang dat je je hart laat spreken
jegens medemensen, met name jegens degenen die het moeilijk hebben.
Daar hoef je geen theologie voor gestudeerd te hebben.
Je kunt het vergelijken met het opvoeden van kinderen.
Als ouders hun kinderen opvoeden, de weg door het leven leren,
dan willen zij hen in woord en daad bijbrengen hoe ze met het leven en
met mensen moeten omgaan,
dan hoeven die ouders zich niet eerst vol te proppen met allerlei
theorieën,
ze hoeven geen dikke boeken over pedagogie te lezen.
Als ze van hun kinderen houden, dan willen ze het goede voor hen doen,
dan wijzen ze ook de goede weg zo goed als ze kunnen.
Natuurlijk is een beetje theorie ook wel nodig, en soms kan een beetje
begeleiding van deskundigen heel nuttig zijn,
maar het gaat om het concrete doen.
Voor ouders is dat haast vanzelfsprekend.
Gelovige mensen die de weg van Jezus willen gaan,
vergeten dat wel eens.
Vrijdag is onder grote belangstelling Abbé Pierre begraven,
de beroemde Franse priester die zich zijn leven lang heeft ingezet
voor de armen, de dak- en thuislozen van Parijs en elders.
Hij was de zoon van rijke ouders.
Toen hij achttien jaar was besloot hij in te treden bij de Capucijnen.
Hij vroeg zijn erfdeel op en verdeelde het onder de armen.
In de oorlogsjaren was hij als kapelaan in Grenoble
actief in het verzet onder de naam van Abbé Pierre,
zijn eigenlijke naam was Henri Grouès.
Veel joden hebben hun leven aan hem te danken.
Na de oorlog was hij werkzaam in Parijs.
In december 1949 klopte een gezin bij hem aan dat uit hun huis gezet
was.
Het gezin kreeg onderdak bij Abbë Pierre. Hij noemde zijn huis Emmaus.
Emmaus was de plek waar de leerlingen Jezus herkenden
toen hij het brood met hen brak.
Dat was ook het begin van de Emmausbeweging.
Onder de bezielende leiding van Abbé Pierre zetten men zich in voor de
dak- en thuislozen, eenzamen, geestelijke gestoorden,
kortom alle mensen die op de een of andere manier in de goot van de
samenleving terecht gekomen waren.
De Emmausbeweging is ook bekend als de voddenrapers van Parijs.
Om alle activiteiten ten bate van de dak- en thuislozen te kunnen
financieren
verzamelde men op uitgebreide schaal vodden en gebruikte kleding.
De instelling 'arm zijn, maar nog armeren helpen' kenmerkt de geest
waarin de Emmaüsgemeenschappen leven.
Na zijn dood werd hij genoemd een bevlogen man met een groot hart,
een monument van barmhartigheid, de rebel van de goedheid.
Die eretitels passen ook precies bij zijn meester en voorbeeld:
Jezus, de profeet van Nazaret.
In het evangelie hoorden we over zijn eerste optreden in de synagoge
en dat was meteen raak.
Hij had een tekst van Jesaja voorgelezen over de beloofde messias.
Jesaja droomt zoals zovelen met hem van een nieuwe wereld,
zonder armen, zonder onderdrukten, zonder gevangenen.
En hij droomt dat er iemand komt die zich zal inzetten voor dat ideaal.
En als Jezus die tekst voorgelezen heeft, zegt hij doodnuchter:
dat is precies wat ik kom doen.
Volgende week zondag horen we de zeer gemengde reacties
van zijn toehoorders op deze uitspraak.
Maar wat betekent die uitspraak voor ons?
Tegen ons allemaal zegt Jezus: als je in mij gelooft,
als je gedoopt ben in mijn naam, dan moet je precies hetzelfde doen: je
inzetten voor een betere wereld,
een wereld waarin de armen mogen delen in de welvaart,
waarin onderdrukten mogen leven in vrijheid,
waarin zieken en eenzamen zorg en aandacht krijgen.
Geloven in Jezus' boodschap doe je niet voor je eigen ziel en
zaligheid,
het is ja zeggen tegen zijn uitdaging om je juist als hijzelf in te
zetten voor een betere wereld,
om zorg te hebben voor mensen die in de knel zitten.
Abbé Pierre werd een bevlogen man genoemd met een groot hart,
maar er zijn de geschiedenis door nog meer bevlogen mensen geweest
die zich met hart en ziel hebben ingezet voor Jezus' idealen
en ook nu zijn er nog van die idealistische gelovigen, in alle maten en
soorten.
Daar ligt het wezen van Jezus' boodschap en dus ook van geloven erin.
Daar ligt de opdracht van de kerk, een opdracht die wel eens in de knel
komt
door alle kerkelijke gekrakeel en onenigheden.
over allerlei kerkrechtelijke en dogmatische zaken.
Abbé Pierre werd de rebel van de goedheid genoemd.
Ook in kerkelijke zaken was hij een rebel.
Zo vond hij dat priesters moesten kunnen trouwen
en dat ook vrouwen tot priester gewijd zouden kunnen worden,
in de kerk heel controversiële standpunten.
Maar het grote gebod van de liefde dat Jezus zijn volgelingen heeft
meegegeven,
heeft hij met hart en ziel nageleefd.
Jezus was in zijn tijd ook een rebel in de ogen van de joodse leiders.
Met zijn uitspraken en handelen riep hij steeds weer hun woede over
zich uit.
Terwijl zij zich druk maakten over het onderhouden van allerlei
regeltjes,
lapte Jezus veel van die regeltjes aan zijn laars en zei hij keer op
keer:
het gaat op de allereerste plaats om de mens, om zijn welzijn.
Zorg voor de armen in de wereld, voor de mens in nood,
is een van de belangrijkste plichten voor elke christen, voor ieder
zegt te geloven in Jezus' boodschap, voor ieder van ons dus.
Jezus spreekt voor de eerste keer in de synagoge van zijn vaderstad,
en hij krijgt een tekst aangereikt over de komende Messias,
over een man die bezield zal zijn door de geest van God,
en daardoor een blijde boodschap zal brengen
een boodschap van licht en uitkomst voor alle mensen.
En als Jezus die tekst heeft voorgelezen, voegt hij eraan toe:
die man, die beloofde Messias, dat ben ik. Verbazing alom.
In het vervolgtekst op dit evangelie die we volgende week horen
slaat die verbazing om in irritatie en zelfs boosheid.
Wat verbeeldt hij zich wel, die zoon van een timmermannetje,
hij doet net of hij die beloofde Messias is.
Dit was meteen ook de eerste keer dat hij in botsing kwam met de
gevestigde orde van zijn tijd,
met de schriftgeleerden en wetgeleerden, met de mensen die meenden
dat zij precies wisten wat Gods bedoelingen waren.
En er zouden nog heel wat meer botsingen komen.
Terwijl Jezus bezield is door de Geest van God en mensen in beweging
zet,
om zorgend en helpend naar elkaar toe te gaan,
terwijl hij dat zelf ook heel bewust in praktijk brengt,
kijkt de gevestigde orde heel achterdochtig en kritisch toe
of hij zich wel aan de regels houdt. En als hij op een sabbat een zieke
geneest, krijgt hij meteen op zijn kop van de gevestigde orde,
en als hij iemand zonden vergeeft, wordt hij meteen op het matje
geroepen.
De gevestigde orde moet immer de orde handhaven want orde geeft rust,
als er orde is weet je precies waar je aan toe bent.
Op zich is dat natuurlijk waar, orde moet er zijn, regels zijn nodig,
anders wordt het een chaos, maar het probleem is wel dat de
ordebewaarders vaak alleen maar oog hebben voor de regels
en te weinig voor de werkelijkheid van het leven,
dat zij daardoor geen of te weinig ruimte hebben voor de geest die
beweging wil, en om die beweging gaat het toch, dat is het
belangrijkste.
Dat was het verwijt dat Jezus de ordebewaarders van zijn tijd maakt:
ze leggen teveel nadruk op regels en wetjes en ze hebben te weinig
aandacht voor het heil van de mensen.
Jezus heeft zelf nooit regels en wetten opgesteld. De enige wet waar
hij over sprak was de wet van de liefde,
en liefde zegt toch: in beweging zijn naar elkaar toe.
Die wet heeft hij zijn leerlingen en zijn kerk meegegeven.
Toen na zijn dood het aantal volgelingen groeide,
moest er orde komen want anders kun je geen gemeenschap vormen
En dus werden er regels en regeltjes opgesteld waaraan de gelovigen
zich te houden hadden,
er werd bepaald wat je wel en niet geloven moest.
Op zich is dat een heel normale en noodzakelijke ontwikkeling,
je ziet het in haast elke beweging gebeuren.
Maar het gevaar is wel dat de ordebewaarders verkrampen en vestarren
met als gevolg dat de Geest steeds minder ruimte krijgt.
En mensen die in hun spreken en handelen het officiële boekje te buiten
gaan krijgen meteen op hun kop.
Onlangs is Schillebeex overleden, de grootste theoloog van onze tijd,
een man met een visie, een man gedragen door de geest
maar hij is meermalen door de ordebewaarders in Rome op het matje
geroepen
omdat hij in hun ogen dingen beweerde die niet in hun orde pasten.
Die wrijving tussen geestdriftige en bezielde mensen en de gevestigde
orde
is iets van alle tijden, en niet alleen in de kerken maar ook in de
maatschappij.
Aan de ene kant heb je de ordebewaarders die er heilig van overtuigd
zijn
dat het een heilige plicht voor hen is om die bestaande orde te
handhaven,
dat zij zo de waarheid dienen en de kerk redden van de ondergang.
Aan de andere kant heb je mensen die nieuwe wegen zoeken,
bezielde mensen die met hart en ziel Jezus' boodschap zijn toegedaan,
die zijn kerk nieuw leven willen inblazen
maar zich niet begrepen voelen door de ordebewaarders
en daardoor vaak ernstig gefrustreerd raken.
De wrijving tussen die twee denkrichtingen zal er altijd wel zijn,
en er is maar één oplossing: namelijk eerlijk luisteren naar elkaar.
Nu hebben de ordebewaarders daar dikwijls wat moeite mee, omdat ze vaak
menen de H. Geest in hun broekzak te hebben.
Maar ook veel gelovigen hebben daar veel moeite mee,
deels omdat in onze individualistische samenleving
iedereen zijn eigen koers wil uitstippelen,
deels omdat ze het gevoel hebben dat er toch niet naar hen geluisterd
wordt.
Toch blijft het een feit: alleen door te luisteren naar elkaar,
kan de traditie bewaard blijven en nieuwe inhoud en betekenis krijgen,
door de Geest van Jezus die mensen van hoog tot laag in beweging houdt.