Gebeden op de tweede zondag van de advent
Inleiding:

Vol verwachting klopt ons hart. Dat hoort bij het sinterklaasfeest. Het feest van de cadeautjes, hoe groter hoe mooier. Ondanks de recessie schijnen de winkels goed gedraaid te hebben, en is er weer voor miljoenen verkocht aan spellen en dergelijke, bedoeld om kinderen blij en gelukkig te maken. Je hebt ook ouders en opa's en oma's die zelf leuke dingen maken, meestal minder duur maar wel veel waardevoller voor de kinderen. In deze adventstijd gaat het ook om verwachting, niet verwachting van cadeautjes, maar verwachting van een nieuwe tijd, een toekomst vol licht voor iedereen. Maar dat licht is niet in winkels te koop, niet voor veel en niet voor weinig geld. Dat licht moeten we zelf maken, in de gewone dingen van alle dag. Het materiaal om elkaar blij te maken is niet te koop maar wel volop voorradig, maar we moeten het wel zien en er gebruik van maken. Onze verwachting naar licht wordt nu ook symbolisch weergegeven in de twee kaarsen op de adventskrans die nu worden aangestoken.

Bij het aansteken van de tweede kaarsen

De tweede kaars mag branden; twee vlammetjes, kijk aan. Ze zeggen: hoop gerust op nóg meer licht in je bestaan. Een groene krans, vier kaarsen, want Kerstmis komt in zicht. Het wordt steeds minder donker, dus zie je steeds meer licht.

Openingsgebed:

God, trek met ons mee op onze weg door het leven. Wij zijn op zoek naar licht, licht in donkere dagen, naar warmte, warmte die de kilheid tussen mensen verjaagd, naar geluk, dat verder reikt dan oppervlakkige pleziertjes. Wijs ons de juiste weg dat we geen dwaalwegen gaan, niet verloren lopen in een leven vol chaos, vol duisternis, dat we ons steeds laten leiden door de boodschap van Jezus, U een zoon en ons een broeder, voor alle eeuwigheid. Amen

Gebed over de gaven:

God, de weg banen naar uw koninkrijk op aarde, gaat onze krachten vaak te boven. Wil ons hier sterken met deze gaven van brood en wijn, deze tekenen van Jezus' liefde en trouw, opdat wij als gemeenschap, in liefdevolle verbondenheid met elkaar en trouw aan Zijn idealen, samen blijven bouwen aan een wereld waarin geluk te vinden is voor ieder mens. Dat vragen wij U voor vandaag en alle dagen. Amen
Slotgebed God onze Vader, we hebben even tijd ingeruimd voor U, opdat uw woord ons zal inspireren om ook tijd in te ruimen voor de mensen met wie we samen op weg zijn. Help ons om oneffenheden op te ruimen, in ons eigen leven en in onze samenleving, opdat U naar ons toe kunt komen, niet alleen met het komende kerstfeest maar ook de andere dagen van het jaar. Dat vragen wij U omwille van de Komende, Jezus Christus, uw Zoon en onze Heer. Amen

Voorbede
    Laat komen het licht van Gods goedheid,
    in de paleizen van de machtigen en de rijken,
    in de harten van hen die medemensen uitbuiten en misbruiken,
    in de gedachten van hen die alleen maar aan materiële zaken denken;
    dat zij gaan inzien dat de weg die ze gaan niet tot echt geluk leidt.
    Moge Jezus, de Komende, ook hun dit licht brengen.

    Laat komen het licht van Gods wijsheid,
    in hen verblind zijn geraakt door de schone schijn der dingen
    en zaken najagen die hun geen geluk brengen;
    in allen die verloren lopen in de woestijn van het leven,
    en niet meer weten welke kant ze opmoeten;
    dat ze gaan zien waar echt menselijk geluk te vinden is.
    Moge Jezus, de komende, hun dit licht brengen.

    Laat komen het licht van Gods barmhartigheid
    voor allen die op het verkeerde pad terecht zijn gekomen
    en zich schuldig gemaakt hebben aan allerlei misdrijven,
    voor allen die een gevangenisstraf uitzitten,
    voor hen die verbitterd en vol wrok in de maatschappij terugkeren;
    dat zij een nieuwe weg kunnen en durven inslaan.
    Moge Jezus, de Komende, ook hun dit licht brengen.

    Laat komen het licht van Gods vrede
    in het land waar Jezus toen zijn blijde boodschap gepreekt heeft,
    waar nu Joden en Palestijnen in een bittere strijd verwikkeld zijn;
    in Latijns-Amerika waar de sociale tegenstelling onstellend groot zijn,
    dat zij samen toch bouwen aan een vreedzame samenleving.
    Moge Jezus, de komende, hun dit licht brengen.

    God, verlangend zien wij naar Hem uit, de vreugdebode van uw genade.
    Moge Hij in en door ons steeds weer tot leven komen,
    tot welzijn van heel onze mensengemeenschap. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij de tweede zondag van de advent
Woestijnervaringen
    Woestijnervaringen, wie kent ze niet?
    Oma die je zo dierbaar is, is onverwacht gestorven.
    Een vriend heeft net te horen gekregen
    dat hij seropositief is.
    Vader is werkloos.
    Of je verkering is net uitgegaan.
    Het zal je maar gebeuren.
    En toch.
    Hoe vaak hoor je mensen niet zeggen:
    "We zijn er beter uitgekomen,
    we hebben zoveel van deze tegenslag geleerd".
    Het is gevaarlijk om dit te generaliseren,
    maar het is wel tekenend.
    En daar sta je dan -of liever gezegd -
    daar zit je dan, midden in de puree.
    Het leven gaat verder, ook dat van jou en mij.
    Redding wordt ons aangezegd,
    daarop mogen we vertrouwen.
    Op deze hoop kunnen we bouwen,
    het leven verder leven.
    Het is als met een berg.
    We willen naar de top, want daar is het uitzicht zo mooi.
    Maar de top bereik je niet vanzelf, dat gaat met vallen en opstaan.
    Maar je wilt er komen, hoe dan ook, je wilt uit het dat.
    Je vertrouwt erop dat je het redt,
    en je houdt je ogen voortdurend op de mooie top gericht.

      C. Sluijsmans
Gebed
    Goede God, zie naar mij om
    wanneer mijn visioen van de bergtop
    vervaagt als een fata morgana;
    wanneer ik net een keer te vaak gevallen ben
    en geen kracht meer heb om op te staan;
    wanneer mijn hoop op redding
    geheel de bodem ingeslagen is.
    Help me met mijn hart
    het einde van de woestijn te zien
    waar mijn ogen slechts zand zien. Amen.

      M. Houben
Koude douche
    Iedere morgen met tegenzin onder de koude douche
    omdat ik weet dat ik daarna als nieuw geboren ben.
    Een mens zou elke dag opnieuw gedoopt moeten worden.

      M. Houben
Verlos ons van de modderpoel
    Ik wil water, stromend water
    dat de stoflaag van mijn lichaam wast,
    dat teder rimpelt of dat woest de stijve dijken ramt.

    Ik wil water, stromend water
    dat ruist en bruist en razend bralt
    dat juichend in de diepte valt
    en stenen slijt tot zand.

    Verlos ons van de modderpoel
    die stinkend stilstaat in de goot
    die geurt en smeurt
    naar een uitgestelde dood.

    Ik wil water, stromend water
    dat dorst bestrijdt in felle zon
    dat levenslustig uit de bron
    zichzelf tot leven danst.

    Ik wil water, stromend water
    transparant als zuiver glas
    en met jou lig ik in het gras
    van de groene waterkant.

    M. van de Werf
Tegen rechte paden
    Rechte paden
    het rechte pad
    rechts
    goed
    rechtlijnig.

    links
    kronkelpaden,
    bergen, ruwe weg
    anders
    van het rechte pad afwijken.

    Rechtlijnig
    afwijkingen uitsluiten
    ovens branden
    aber wir haben es nicht gewusst.

    'Hoe anders mag de ander zijn?'
    klinkt de stem van een roepende in de woestijn.
    Stem in de woestijn
    hopelijk blijft het geen roepende
    in de woestijn
    en kunnen we in de toekomst
    nog genieten
    van kronkelpaden en bergen.

      Chantal Sluijsmans
De wereldkaart

    Een vader werd telkens door zijn zoontje gestoord en hij werd daar erg moe van. Om eindelijk rust te hebben, nam de vader een oud tijdschrift, scheurde er enkele bladzijden uit waar de wereldkaart op stond, versnipperde de bladzijden tot kleinere stukjes en gaf deze aan zijn zoon:
    'Hier heb ik een leuk tijdverdrijf voor je. Neem deze papiersnippers en zet de wereld maar weer in elkaar!'
    Hij dacht zijn zoontje nu voor enige tijd stil te hebben. Maar al heel snel kwam de jongen terug met de wereldkaart.
    'Hoe heb je dat gedaan?', vroeg de vader. 'Dat was heel eenvoudig', zei het zoontje, 'op de achterkant stond een afbeelding van een mens. Ik hoefde alleen maar de mens weer heel te maken, toen was de wereld ook weer heel.'

DE BALLINGEN

    Eens waren enige ballingen, op weg naar hun vaderland, in een woest berglandschap terecht gekomen, waar zij zich niet meer oriënteren konden.
    Sommigen keken naar de stand van de zon, maakten gissingen over vermoedelijke gletchergebieden, steilten, afgronden en bergstromen, en voerden talloze gesprekken over de vraag, in welke richting zij verder moesten gaan. Uiteraard konden zij het niet met elkaar eens worden, en de één sloeg de weg in déze, de ander in die richting in. Anderen herinnerden zich, dat zij troubadours oude balladen hadden horen zingen, waarin verhaald werd, hoe reizigers door ditzelfde gebied getrokken waren, langs welke weg zij toen gegaan waren, welke ravijnen zij gepasseerd hadden, over welke rivieren zij getrokken waren. Maar deze balladen waren in hun routebeschrijving uiterst vaag, en allesbehalve eenstemmig. De één sloeg dus de weg in deze, de ander in die richting in.
    Tenslotte bleven er nog twee reizigers besluiteloos achter, en terwijl zij bezig waren na te denken over de steeds klemmender vraag, wat hèn te doen stond, zagen zij een man op hen afkomen. Deze sprak hen aan, en toen hij de moeilijkheden, waarin zij verkeerden, had aangehoord, wees hij de weg die zij gaan moesten, en bood aan mèt hen mee te gaan.
    'Hoe is die weg?'
    'Het is een smal pad, dat hier en daar niet zo moeilijk begaanbaar is, maar op allerlei plaatsen door diepe ravijnen, door moerassen, door woestijngebieden, tunnels en donkere wouden leidt. Dat alles kan ik u niet besparen; ik kan u alleen maar zeggen,dat ik u niet in de steek laat ... ik beloof u een behouden aankomst, géén gemakkelijke tocht.'

      GA. de Leeuw, Mythen als wegwijzers, Van Gorcum - Assen
De prediker

    Een van de zesendertig rechtvaardigen reisde naar Sodom, met de bedoeling de inwoners te bekeren.
    Dag en nacht liep hij door de stad, hij wees mensen op hun hebzucht, veroordeelde bedrog en onverschilligheid en riep ze op om de armen niet aan hun lot over te laten.
    Aanvankelijk luisterden de mensen naar hem, sommige geamuseerd, anderen spottend, maar spoedig verveelde het hun. En hoe hard hij ook riep, er was niemand die nog naar hem luisterde.
    Op een dag kwam er een kind naar hem toe en die zei: "Arme vreemdeling, je loopt maar te roepen en te preken, zie je niet dat het toch niet helpt?"
    "Dat zie ik," zei de man.
    "Waarom ga je er dan toch mee door?"
    "Dat zal ik je zeggen," antwoordde de man. "In het begin dacht ik dat ik de mensen kon veranderen. Vandaag weet ik wel beter. Als ik toch doorga met roepen, dan is dat om te zorgen dat de mensen mij niet veranderen.'

terug naar de overweging