Gebeden op de eerste zondag van de advent
Inleiding:

Ik zou deze viering kunnen openen met u een zalig Nieuwjaar toe te wensen. Misschien zou u dan denken dat ik lichtelijk dement begin te worden, maar deze eerste zondag is het begin van een nieuw kerkelijk jaar. En juist zoals bij het begin van een nieuw kalender jaar, staat ook dit begin in het teken van de hoop, hoop dat het goed zal gaan. Die hoop wordt ook in de eerste lezing verwoord. Maar van de evangelietekst wordt je beslist niet vrolijk, daar gaat het over rampen, over het eind van de wereld. Het lijkt een nieuw begin tussen hoop en vrees. Toch is bij dit nieuwe begin de hoop het belangrijkste, die moet ons in beweging houden in de goede richting. En het evangelie is een waarschuwing: wees waakzaam, wees oplettend om de kansen te zien die je krijgt om die hoop gestalte te geven, want als je dat niet doet, gaat het mis. Als teken van onze hoop gaan we in deze adventsperiode elk weekend een kaars aansteken. Vandaag dus de eerste.

Bij het aansteken van de eerste kaars

De eerste kaars mag branden; veel licht geeft dat nog niet. Maar donker is het niet meer, er is hoop in het verschiet. Een groene krans, vier kaarsen, want Kerstmis komt in zicht. Het wordt steeds minder donker, dus zie je steeds meer licht.

Openingsgebed:

God, in een wereld vol onzekerheid, zoeken wij houvast bij U in het vaste geloof dat ons welzijn U ter harte gaat en dat Uw heil werkelijkheid kan worden als wij trouw zijn aan uw bedoelingen. U hebt ons het leven geschonken om het te delen met anderen als enige weg naar een goede toekomst van uw schepping. Leer ons de vreugde van het waarachtige delen, vandaag en morgen, altijd door. Amen

Gebed over de gaven:

God, brood en wijn, eten en drinken, geen mens kan zonder, ze betekenen leven en toekomst. Leer ons breken en delen zoals Jezus zichzelf gebroken en gedeeld heeft, niet om er zelf beter van te worden, maar tot welzijn van heel onze mensengemeenschap. Mogen wij zo bijdragen aan een goed leefklimaat in onze wereld, voor nu en voor de toekomst. Amen.

Slotgebed:

God, in een wereld vol onzekerheden zoeken wij houvast. Behoed ons ervoor dat we dat houvast zoeken in valse zekerheden die ons zo dikwijls van alle kanten worden voorgehouden.. Behoed ons ervoor dat angst en een gevoel van machteloosheid ons verlamt zodat we niet meer in beweging komen voor een betere wereld. Behoed ons ervoor dat we zwalkend door het leven gaan, en verdwalen in het woud van mooie beloftes die geen waarde hebben. Geef dat wij in de geest Jezus werken aan de dag van morgen in de hoop dat de wereld stapje voor stapje dichter komt bij het ideaal dat U ons hebt meegegeven. Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen

Voorbede
    In een wereld waarin veel duisternis is,
    waar mensen leven in angst omdat er geweld en oorlog is,
    waar zij speelbal zijn in de handen van de machtigen,
    waar zij de kans niet krijgen om zichzelf te zijn,
    bidden we om licht en een menswaardige toekomst,
    Moge Jezus, de komende, hun dit licht brengen.

    In een wereld waarin veel duisternis is,
    waar ziekte en invaliditeit een kruis zijn, zwaar te dragen,
    waar mensen niet meer voor zichzelf kunnen zorgen
    maar in alles afhankelijk zijn van anderen,
    bidden wij om licht en een zinvol leven.
    Moge Jezus. de komende, ook hun Gods licht brengen.

    In een wereld waarin veel duisternis is,
    waar mensen vervreemden van elkaar
    en onverschillig langs elkaar heenlopen,
    waar egoïsme en jaloezie mensen hard maken,
    gevoelloos voor de noden van anderen,
    bidden wij om licht en een houding van eerlijk meeleven.
    Moge Jezus, de komende, ook hun Gods licht brengen.

    In een wereld waarin veel duisternis is,
    waar mensen verloren lopen in de bestaande bureaucratie,
    waar velen hun geloof in de medemens verloren hebben,
    waar het pessimisme omtrent de toekomst steeds groter wordt,
    bidden wij om licht en vertrouwen.
    Moge Jezus, de komende, hun Gods licht brengen.

    God, verlangend zien wij naar Hem uit, de vreugdebode van uw genade.
    Moge Hij in en door ons steeds weer tot leven komen,
    tot welzijn van heel onze mensengemeenschap. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij de eerste zondag van de advent
Liedje van verlangen: Zal het ooit vrede zijn?
    Donkere wolken, sterren, maan, mensen, verdriet en pijn,
    zal het ooit vrede zijn?

    Zon ver van ons vandaan, nevel en mistgordijn
    zal het ooit vrede zijn?

    Naakte takken in de wind knoppen onzichtbaar klein,
    zal het ooit vrede zijn?

    Open je, open je, hoor een stem in de woestijn,
    zal het ooit vrede zijn?

    Wat moeten we doen, doen voor de vrede, kind-van-mij,
    zal het ooit vrede zijn?

    Mijn hart klopt en klopt voor jou, voor jou, kind-in-mij
    zal het ooit vrede zijn?

    Kom, kom stukje hemel op onze aarde, dan zal het vrede zijn.
    Zal het dan vrede zijn?
Gebed:
    Lieve God,
    om licht zijn we gekomen
    licht in donkere dagen
    licht op onze levensweg.
    Om warmte zijn wij gekomen
    warmte voor koude handen
    warmte die de kou verjaagt.
    Om blijheid zijn wij gekomen
    blijheid om het feest dat komt
    blijheid met mensen om ons heen
    Om troost zijn wij gekomen
    troost als het feest niet komt, troost om gemis.
    Om licht zijn wij gekomen, lieve God,
    zegen ons met het licht van uw ogen.
    Amen.
En toch, als ik naar de hemel kijk... (van Anne Frank)
    Het is een groot wonder
    dat ik niet al mijn verwachtingen heb opgegeven,
    want ze lijken absurd en onuitvoerbaar.
    Toch houd ik ze vast, ondanks alles,
    omdat ik nog steeds aan de innerlijke goedheid van de mens geloof.
    Het is me ten enenmale onmogelijk
    alles op te bouwen op basis van dood, ellende en verwarring.
    Ik zie hoe de wereld langzaam
    steeds meer in een woestijn herschapen wordt;
    ik hoor steeds harder de aanrollende donder,
    die ook ons zal doden;
    ik voel het leed van miljoenen mensen mee,
    en toch, als ik naar de hemel kijk,
    denk ik dat alles zich weer ten goede zal wenden,
    dat ook deze hardheid zal ophouden,
    dat er weer rust en vrede in de wereldorde zal komen.
    Intussen moet ik mijn denkbeelden hoog en droog houden;
    in de tijden die komen, zijn ze misschien nog uit te voeren.
Waar moet het naartoe?
    Waar gaat het naartoe?
    Er zijn tekenen aan zon, maan, sterren.
    Het gat in de ozonlaag staat ons niet meer toe
    gewoon lekker in de zon te liggen
    zonder gevaar voor huidkanker.
    Zo ver is het al gekomen.

    Waar gaat het naartoe?
    Volkeren verkeren in angst.
    De beelden van geweld zijn op ons netvlies gegrift:
    beelden van dood, honger, verdriet.
    We zien het, we weten het en we kijken toe,
    geslagen door machteloosheid.
    Zo ver is het al gekomen.

    Waar gaat het naartoe?
    Onze geesten zijn afgestompt
    door een roes van dronkenschap.
    De televisie met zijn dagelijkse dosis
    show, vermaak, glamour en glitter
    laat ons de boze wereld vergeten.
    We kunnen wegdromen,
    verdoofd door ons dagelijkse shotje.
    Zo ver is het al gekomen.

    God van mensen,
    wij vragen je om weg-wijzers te sturen,
    mensen die hoop belichamen in deze idiote wereld.
    Het failliet van de wereld kan toch niet het einde zijn?
Geloven
    Geloven in een wereld vol van geweld,
    van cynisme, van liefdeloosheid,
    is zijn als een wereldvreemde.

    Geloven in een wereld die vol is
    met mooie woorden en grote beloften
    en tegelijk vol van armen,
    vluchtelingen, vereenzaamde en miskende mensen
    lijkt weinig geloofwaardig.

    Het is niet vreemd om niet te kunnen geloven
    in een God die liefde is, en van mensen houdt.
    Het is eenvoudiger om te zeggen dat God niet bestaat.

    En toch is er dat eeuwige verlangen van mensen,
    om te geloven dat het anders en beter kan worden.
    Dat verlangen wordt tot een kracht,
    in de geloofwaardige inzet van de ene mens voor de ander.
    God laat zich niet anders zien dan in mensen,
    die handen en voeten geven aan menselijkheid.
DROMEN NAAR KERSTMIS
    oogverblindend duister in de straten
    oorverdovende stilte slokt stemmen op

    dorstig makend water
    vuur dat kou uitstraalt koude kille uitstraalt
    koude kille kleuren doven vreugde uit

    dromen naar de toekomst
    stem die adem geeft aan een roep om ruimte:
    plaats voor kleine mensen helend aan elkaar

    flakkerend vlammetje hoop tegen angst en wanhoop
    oogverblindend duister oorverdovend licht
    kaarsvlam van verlangen: ooit een zee van licht?

      Wil Kamminga
Omgekeerde wereld

    Eens waarschuwde God de mensen dat er een aardbeving zou komen die al het water van het land zou doen verdwijnen. Het water dat er voor in de plaats zou komen, zou iedereen gek maken.
    Slechts een profeet nam God ernstig. Hij droeg kolossale kruiken vol water naar zijn woonplaats in de bergen zodat hij zijn hele leven genoeg water zou hebben. De aarde beefde, al het water verdween en het nieuwe water vulde de rivieren, meren en vijvers.
    Een paar maanden later kwam de profeet van zijn berg af om te kijken wat er precies gebeurd was. Iedereen was inderdaad gek geworden. Men viel hem aan, wilde niets met hem te maken hebben en velen dachten dat HIJ gek geworden was.
    De profeet ging dus maar weer terug naar zijn woonplaats in de bergen, blij met het water dat hij opgeslagen had.
    Maar naarmate de tijd verstreek ging hij merken dat zijn eenzaamheid niet te dragen was. Hij verlangde hartstochtelijk naar menselijk gezelschap, dus ging hij weer terug naar het dal. Weer werd hij door de mensen daar uitgestoten want hij was zo helemaal anders dan zij.
    Toen nam de profeet een besluit. Hij gooide het water dat hij opgeslagen had, weg, dronk van het nieuwe water en werd net zo gek als zijn medemensen.

'In de put'

    Een klein jongetje van acht jaar was bij het spelen in een diepe koker terechtgekomen. De koker was nog geen veertig centimeter breed. U begrijpt het al: overal paniek, verwarring en heen-en-weer-geren van mensen. Sommigen schreeuwden dat er zo snel mogelijk dit gedaan moest worden, anderen schreeuwden precies het tegenovergestelde. Iedereen was doodsbenauwd dat het kind zou stikken. Mannen komen aanlopen met ladders, schoppen en touwen. Zij buigen zich over de put om te kijken of het kind nog leeft.
    Het kind gilt in doodsangst. Eén man stelt voor om een graafmachine te gaan halen om een nieuwe koker te graven vlak naast die andere. Dat is de enige mogelijkheid om het kind nog te redden, zegt hij. En temidden van al die paniek komen de ouders van het kind aangerend. Als zij bij de put komen en vader zich over de rand van de put heen buigt, wordt iedereen doodstil. Alleen uit de put klinkt een hartverscheurend geroep. Het kind leeft nog, maar omdat zijn vader over de put heen hangt, wordt het in de put aartsdonker. Het kind raakt nog meer in paniek, schreeuwt in doodsangst.
    Toen zei vader: 'Je hoeft niet bang te zijn, want als het donker wordt, dan ben ik het'. Het gegil verstomt en nauwkeurig geeft de vader zijn zoontje instructies over wat hij wel en wat hij niet moet doen. Hij laat een touw naar beneden zakken en zegt tegen zijn zoon dat hij dat onder zijn arm moet binden. Daarna begint hij langzaam en behoedzaam het kind omhoog te trekken. Zo wordt het kind toch nog gered, want hij wist: 'Als het donker wordt, is het papa!'.

EEN BEERTJE

    Een beertje wil voor zijn moeder bloemen gaan plukken, want zij is jarig. Het stapt vrolijk door het bos en komt tenslotte bij een rivier waar een smalle brug over ligt. Aan de overkant staan de bloemen.
    Ons beertje stapt voorzichtig op het bruggetje en ziet beneden zich zijn eigen spiegelbeeld. Het schrikt, rent terug en durft het bruggetje niet meer op. Na een poosje denkt het: "Als ik mijn ogen dicht doe, dan zie ik dat boze beest niet als ik over die brug ga".
    Hij probeert het maar voelt zich na een aantal stappen toch zo onzeker, dat hij de ogen open moet doen en verschrikt weer terug rent.
    Als hij daar zo troosteloos zit, komt er een vos aan, die hem vraagt wat er aan de hand is. Ons beertje vertelt van het monster in het water en de vos geeft hem de raad: "Je moet heel boos kijken, dan schrikt het monster en dan gaat het wel weg."
    Als ons beertje welgemoed naar het bruggetje stapt en de raad opvolgt, dan ziet hij het monster heel boos naar hem kijken en hij is geen held, hij vlucht weer snel naar de veilige kant.
    De volgende raadgever is de wolf, die hem aanraadt een grote stok mee te nemen, met het gevolg dat het monster nu ook gewapend is.
    Tenslotte is het de wijze uil, die het beertje aanraadt om naar het monster te lachen, dan zal hij ook wel vriendelijk teruglachen.
    Aarzelend volgt ons beertje deze raad op en kan tenslotte zielsgelukkig met de geplukte bloemen zijn moeder blij gaan maken.
    De moraal is duidelijk: we vallen vaak ten prooi aan de angsten die wij zelf oproepen.

terug naar de overweging