Gebeden op het feest van Chrstus Koning

Openingsgebed:

God, wij geloven in U, maar U bent zo ongrijpbaar ver weg, en toch wilt U dat wij U ontdekken midden in onze mensenwereld, niet in het grote en machtige, maar in het kleine en zwakke, niet waar mensen elkaar harteloos voorbijlopen, maar waar zij in liefdevolle zorg omzien naar elkaar. God, wees herkenbaar aanwezig in ons midden zoals U tegenwoordig was in Jezus, uw gezondene, in zijn grandioze dienstbaarheid. Mogen wij op Hem gelijken, vandaag en alle dagen. Amen.

Gebed over de gaven:

God, die ons nabij wil zijn in brood en wijn, de tekenen van Jezus' liefde en trouw. Mogen deze gaven voor ons een bron van kracht zijn om ook zijn weg van dienstbaarheid te gaan elke dag van ons leven, dat wij juist als hij de kant kiezen van zwakke en gekwetste medemensen. Dat vragen wij U voor vandaag en alle dagen. Amen

Slotgebed

God, klein en zwak in mensen, in ons hier samen. Help ons te bouwen aan uw rijk op aarde, uw rijk van waarheid, van licht, van liefde, uw rijk waarin plaats is voor kleine en onaanzienlijke mensen, voor arme, hongerige en dorstige mensen, voor zieke, verdrietige en lijdende mensen. Geef dat wij hen allen welkom heten in ons bestaan, en met hun welzijn begaan zijn, naar het voorbeeld van Jezus Christus, die dienaar van mensen bij uitstek, voor vandaag en alle dagen. Amen


    Wij bidden voor de machtigen der aarde,
    voor alle politici en regeringsleiders,
    voor allen die gezag hebben over medemensen,
    en die altijd weer bloot staan aan de bekoring
    om hun macht ten eigen bate aan te wenden.
    Mogen zij leren wat waarheid en rechtvaardigheid is
    dat zij opkomen voor hen die tekort komen.

    Wij bidden voor de kleine man, zonder macht en aanzien,
    voor de armen in de wereld, en hen die onderdrukt worden,
    de rechtelozen en de velen die niet gehoord worden,
    die altijd weer een speelbal zijn in de handen der machtigen.
    Mogen zij gaan verstaan wat menselijke waardigheid en solidariteit is
    dat zij samen met elkaar zich daarvoor inzetten.

    We bidden voor de kerk van Christus op aarde,
    door Hem geroepen om te dienen en te bevrijden,
    maar zo vaak gevangen in zichzelf,
    in eigen dogma's en tradities,
    zo vaak ook onbekwaam tot ware dienstbaarheid.
    Moge zij de waarheid van Jezus' boodschap steeds beter gaan verstaan
    en de moed hebben zich duidelijk voor die waarheid uit te spreken
    en de kant te kiezen van de machtelozen.

    Wij bidden voor onszelf,
    kleine mensen in een grote wereld vol spanningen,
    mensen van goede wil maar toch vaak zo zwak,
    heen en weer getrokken tussen Pilatus en Jezus.
    Mogen wij de moed hebben te kiezen voor de waarheid van het evangelie,
    en dus te kiezen voor de zwakken, de armen, de gekwetsten.

    God, Uw waarheid is de waarheid van de liefde,
    de gerechtigheid van de onbaatzuchtige dienstbaarheid.
    Moge die waarheid ons leven steeds meer beheersen,
    dan alleen is Christus koning in ons en door ons,
    vandaag en alle dagen. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij het feest van Christus Koning
Man van Nazaret
    Zeg, man van Nazaret,
    ik heb wel wat met jou,
    maar soms word jij zó groot gepraat
    dat ik niets meer met je kan:
    Verlosser, meester, koning.

    Ik wil vrij zijn, ongeremd,
    niet ingeperkt door regeltjes.
    Maar mijn studie houdt me vast.
    Het werk eist me op.
    Ik zit barstens vol verlangens.
    De tintelingen in mijn lijf
    schreeuwen om vervulling.
    En toch weet ik:
    dat is niet het enige dat telt.

    Ik zoek naar samen verder gaan
    met iemand van wie ik houden kan.
    Ik verlang naar tederheid,
    maar mijn stoerheid staat dat niet toe.
    Ik wil meedoen aan alles wat er is,
    vakantie, sport, uit stappen gaan.
    De ogen van een hongerig kind maken mij onzeker.
    Iemand met wie ik praten kan
    over al dat ongerijmde diep in mij,
    dat zou ik willen.
    Geen koning.
    Die maakt een wet en torst zijn kroon.
    Ik zoek een echte vriend die mij begrijpt,
    die luisteren kan, emoties toont.
    Die met mij lacht en vecht,
    voor wie niets vreemd is.
    Man van Nazaret. Jij kunt dat zijn.
    Want zó sta je te boek.

      (Pierre Verheggen)
Zoals U maar dan op mijn manier
    Zoals U zou ik op water willen wandelen,
    meester van de zee en de golven,
    maar graag had ik eerst een zeilboot om ze te bevaren.

    Zoals U zou ik de woestijn in willen trekken
    op zoek naar een eenzame plaats,
    maar als 't kan niet te ver van een vakantieoord.

    Zoals U zou ik de zweep willen hanteren
    om uitbuiters te verdrijven met hun geld,
    maar laat er dan nog wat over zijn
    om met mijn vrienden te verteren.

    Zoals U zou ik een boodschap willen brengen
    op een berg, een grootse levenstaak,
    maar moet ze werkelijk zó veeleisend zijn
    als uw Rede op uw Berg?

    Zoals U zou ik willen spreken in parabels,
    mensen boeien met mijn woorden,
    maar graag had ik wel dat eenieder ze verstond.

    Zoals U wil ik velen tot mij laten komen,
    kleinen en groten, goeden en kwaden,
    maar liefst op de uren van een door mij vastgestelde dag.

    Zoals U zou ik eens willen verrijzen,
    een nieuwe mens, een nieuw thuis,
    maar als 't kan zonder te sterven op een kruis.

    Maar vooral, Heer, zou ik graag geloven zoals U.
Een vreemde koning
    Een vreemde koning
    die wordt geboren in een stal
    en een koninkrijk wil
    niet te geloven.

    Een vreemde koning
    die niet geeft om eten en kleren
    en niet woont in grote paleizen
    niet te geloven.

    Een vreemde koning
    die omgaat met zondaars en zwervers
    en zijn vijanden lief heeft
    niet te geloven.

    Een vreemde koning
    die op een ezel de stad binnen gaat
    en zich gevangen laat nemen
    niet te geloven.

    Een vreemde koning
    die zich laat martelen
    en kronen met doornen draagt
    niet te geloven.

    Een vreemde koning
    die ons uitdaagt hem
    daarin te volgen
    niet te geloven.

    Vreemde mensen
    die zo gek zijn
    dat te willen doen
    niet te geloven.
LIED VAN ROEPING: OVER EN WEER
    Verborgen vuur, een sterk vermoeden.
    Verwaaide flarden van een lied.
    Voldoende om de hoop te voeden
    op 't rijk waarin God zelf voorziet.

    Als wij in machteloze woede
    vertwijfeld vragen waar God blijft,
    komen soms mensen als geroepen
    om stem of hand van God te zijn.

    De Geest wil in de harten wonen.
    Van jong tot oud, van laag tot hoog
    spelen wij in op wat gaat komen.
    Pijlen van vrede op Gods boog.

    Wij mogen sprekend op God lijken.
    Hij brengt ons samen in een kring,
    waar wij elkaar de handen reiken:
    de laatste wordt steeds eersteling.

    De rollen zijn ons voorgeschreven:
    de koning komt als één die dient
    om machtigen de les te lezen,
    de armen delen in de winst.

    Wij scholen samen rond de Schriften.
    de weg wordt vóór ons uitgelegd,
    woorden doorbreken onze driften.
    Mens Gods, uit duister opgedregd.

    Vermenigvuldig dan de vreugde
    waarmee gij rijk gezegend zijt,
    om in de wereld te getuigen
    van liefde en gerechtigheid.

      Henk Abma
DE KONING IN ZIJN HEMD

    Een koning liep eens door het korenveld. Hij deed dat niet uit landsbelang, of omdat hij graag wilde weten of het koren van zijn onderdanen tot goede wasdom groeide.
    Hij deed het uitsluitend voor zijn plezier. Het was prettig, dat al die halmen slechts tot zijn heupen kwamen en dat zij bogen tot de grond, telkens als er een briesje over voer.
    'Wat is een koning toch machtig,' sprak hij glimlachend, 'niet alleen de mensen, doch ook de halmen buigen voor mij. Ieder weet toch waar hij staan moet.' Nu gebeurde het, dat hij, halverwege de wandeling, de behoefte gevoelde, die wij allen weleens gevoelen. De koning zag rond naar een schuilplaats. Doch er was er geen. Nu viel zijn oog op het koren.
    'Komaan,' sprak hij, 'daar zal ik in gaan. Ik moet wel enige halmen vertreden, doch het is de koning ook.' Hierop hing hij zijn hermelijnen mantel aan een wilg, zette zijn kroon af, en stapte in het koren.
    Na enige ogenblikken kwam er een boer voorbij. 'Hé daar! vlegel!' riep de boer, 'wat zit jij daar te doen?' De koning werd rood van kwaadheid; doch daar hij nog niet gereed was, keek hij op zijn hurken de ander bars aan. 'Kun je niet spreken, kwajongen!' schreeuwde de boer vervolgen, 'is het niet genoeg dat je mijn koren plattrapt? Moet je het nog vies maken ook?'
    'Het is niet aldus dat men zijn vorst aanspreekt,' antwoordde de koning waardig.
    'Een viezerik ben je!' schreeuwde de boer, dwars door het koren op hem toe stappend, 'een viezerik in een hemd! Een landloper zonder broek! D'r uit!'
    En hij riep de andere boeren en samen joegen zij de koning met knuppelslagen door het korenveld. Bij de ingang van het dorp echter riep een soldaat: 'Het is de koning! Geef acht!' En hij presenteerde het geweer.
    De boeren stonden beschaamd en wachtten met gebogen hoofd hun vonnis. Doch de koning was beschaamder. Hij sloop naar zijn paleis en bedacht dat hij zonder hermelijn een man was in een hemd.

De prinses

    Er was eens een prinses die in het huwelijk wilde treden. Maar er was geen prins om mee te trouwen. De koning en de koningin besloten herauten uit te sturen om aan prinsen bekend te maken dat er een prinses was die wilde trouwen. En als er een prins op af zou komen, zouden de prinses en haar ouders uit maken of hij geschikt was.
    In de tijd dat de herauten weg waren, kwam er een arme man naar het paleis. Zijn vrouw was zojuist gestorven en hij had niemand om voor zijn vele kinderen te zorgen. Hij vroeg de koning om geld. Maar deze koning was een arme koning. Zijn schatkist was leeg. Maar toen zijn dochter het verhaal hoorde, vroeg ze haar ouders of zij voor het gezin mocht zorgen.
    Ze vonden het heel goed. Zo zou hun dochter Ieren dat er meer was dan mooie kleren en tafelzilver. Ze zou er achter komen dat het leven ook zorgen kent. Van die dag af was de prinses moeder van acht kinderen. Ze waste, streek, schilde aardappelen, stopte kinderen in bad, las verhaaltjes voor. Ze wist niet eens meer dat ze prinses was.
    Intussen kwam er een prins aan op het kasteel. De koning stuurde hem het dorp in. Daar was de prinses, zei hij. Maar de prins kon haar niet vinden. Teleurgesteld ging hij terug naar zijn land. Zo ging het met alle prinsen. En toen uit één land achtereenvolgens drie prinsen van één koning voor niets gekomen waren, werd die vader heel boos en stapte naar de vader van de prinses. "Kollega (zo praten koningen onder elkaar), je zegt dat je een dochter hebt die wil trouwen. Ze moet in het dorp zijn, maar niemand kan haar vinden. Is er eigenlijk wel een prinses?" De koning stuurt een heraut om de prinses te gaan halen. Ze zat juist aardappelen te schillen. Ze vergat het mesje uit haar handen te leggen, of haar schort af te doen. Vader riep. Dus het was dringend.
    Zo ging ze met ongewassen handen naar het paleis. "Is ze dat?" vroeg de boze gast van de koning. "Geen wonder dat mijn zoons haar niet hebben gevonden, want ze is ook helemaal geen prinses. Nou ja, ik bedoel, ze ziet er niet uit als een prinses."
    De koning antwoordde: "En daarmee zegt u nog eens duidelijk hoe ongeschikt uw zonen zijn om met onze dochter te trouwen. Want ze trouwen wel met het tafelzilver en de mooie jurk, maar niet met onze dochter."

terug naar de overweging