Een wonderlijk tafereel. Pilatus en Jezus. Aan de ene kant de
wereldse machthebber, weliswaar geen koning, Pilatus was zetbaas
van de Romeinse keizer. Niettemin was hij een groot heerser, bekleed
met absolute macht, met een groot leger om zijn macht op te leggen. Een
man van pracht en praal, met een groot paleis, met talloze dienaren die
alles deden om hun meester te behagen. En zoals bij alle groten der
aarde: met waarheid en gerechtigheid nam hij het niet zo nauw. Wat is
waarheid? zei hij schamper.
Aan
de andere kant staat Jezus, een profeet, een leraar, verstoten en
verguisd door zijn eigen volk, geen pracht en praal, geen macht, geen
leger, wel dienaren
maar die waren op de vlucht. Mooie dienaren. En toch, bent u koning?
Ja, dat ben ik!
Pilatus
en Jezus, twee totaal verschillende mensen, twee totaal verschillende
werelden. In de ene wereld gaat het om macht en machtszucht, en daarom
ook om willekeur in de uitoefening van die macht, waarbij het eigen
belang, de eigen positie, voorop
staat. In die andere wereld gaat het niet om macht of heerszucht, maar
juist om dienstbaarheid en dat betekent: de bereidheid je eigen positie
ondergeschikt te maken aan het welzijn van anderen.
Dat is de waarheid waarvan Jezus kwam getuigen, en alleen in die
waarheid kan een mens echt mens zijn. De ware menselijke grootheid
bestaat niet in macht en in al die andere zaken die in de wereld van
Pilatus als belangrijk gezien worden. De waarheid is dat mensen alleen
dan geluk en levensvervulling kan vinden als hij zijn leven geeft voor
zijn vrienden.
Pilatus
en Jezus, twee tegenpolen tegenover elkaar. Winnaar en verliezer, zo
ziet het er tenminste uit. De winnaar is toch altijd de man met de
macht, die heeft in alle
omstandigheden het laatste woord. De verliezer is altijd de machteloze,
die heeft uiteindelijk geen been om op te staan als het op een
confrontatie aankomt. En machthebbers voelen zich toch gauw bedreigd
door mensen die zich inzetten voor de waarheid. Die moeten het maar al
te vaak bekopen met hun leven. Zo ook Jezus. Natuurlijk verloor hij het
tegen Pilatus, vanzelfsprekend moest hij het onderspit delven tegenover
de machtige klasse van de joodse
priesters en schriftgeleerden, die ook al niet van zijn waarheid
gediend waren. En toch, die machteloze, die verliezer, reageert op de
spot van Pilatus: Ja, koning ben ik. Maar hij voegt er meteen aan toe:
maar wel totaal anders dan jij denkt, mijn koninkrijk is niet van deze
wereld.
Bij koninkrijk denken we toch altijd aan macht, aan grootheid, Welke
macht vertegenwoordigt die verguisde, verraden, verloochende Jezus? In
het licht van het evangelie gaat het hier om de macht van de
dienstbaarheid, de grootheid van liefde en trouw.
Elders
zegt Jezus in het evangelie: jullie weten dat de heersers der volken
hen met ijzeren vuist regeren en dat de machtigen misbruik maken van
hun macht over hen. Dit mag bij jullie niet het geval zijn. Als jullie
groot willen zijn, eersten, dan moet je dienaar van allen zijn.
Pilatus
en Jezus, twee uitersten, extremer kan gewoon niet. En de vraag is:
waar staan wij? Waarvoor kiezen wij? Of weten we niet te kiezen?
Proberen we wat te schipperen? Politici zijn daar
bijzonder goed is, ook christelijke politici. Maar doen we het allemaal
niet een beetje? O, we zullen heus niet voor die macht van Pilatus
kiezen, we zijn toch democratisch ingesteld, en dus tegen tirannie, en
dus tegen machtsmisbruik, machtswillekeur en onderdrukking. Maar kiezen
voor de waarheid van Jezus, voor zijn dienende en onbaatzuchtige liefde
en trouw aan anderen, dat
is meestal toch ook teveel gevraagd. We zitten er een beetje midden in:
een beetje van de ene kant, een beetje van de
andere kant. Veel goede wil, maar het vlees is zwak.
Christus koning, met onderdanen, dienaren, gelovigen, die in alles net
zo handelen zoals hij, dat lijkt nog een droom, geen haalbare kaart,
misschien een verre toekomst. Maar wil die droom ooit werkelijkheid
worden, dan moeten we vandaag al werken aan de
verwezelijking ervan, hoe dwaas het uitzichtloos het ook lijkt. Maar
kiezen voor de waarheid van Jezus, is wezenlijk kiezen voor
dienstbaarheid, liefde en trouw, hoe moeilijk dat in de konkrete
omstandigheden van het leven ook is.
Er was eens een jongen die Willy heette.
Toen hij een jaar of vijf was, vroeg men hem: "Wat wil je later
worden?"
"Koning", zei hij zonder aarzeling.
Zijn vader en moeder lachten er eens om.
Die kinderfantasie ging vanzelf weer over, dachten ze.
Toen hij in groep acht zat werd hem weer eens gevraagd wat hij wilde
worden.
En weer zei hij zonder aarzeling: "Ik word koning".
Heel de klas lachte hem uit, en omdat ze wel van pesten hielden werd
Willy in het vervolg altijd koning genoemd.
Toen hij 16 was, moest hij aangeven wat hij verder wilde leren.
En weer kwam de vraag: "Wat wil je worden?"
En het antwoord was weer: "Ik wil koning worden!"
Weer werd hij uitgelachen en voor gek verklaard.
Toen hij achttien was ging hij bij het gilde en bij het eerste
koningschieten schoot hij het laatste stukje van vogel naar beneden en
was hij koning.
"Dat heb ik nu altijd gewild," zei hij.
Het is een verhaaltje met een kronkel
maar diezelfde kronkel zit ook in het evangelie van vandaag.
We hoorden dat Jezus voor Pilatus stond op de beschuldiging dat hij
koning wilde worden.
En Pilatus dacht daarbij aan een man met macht, en dus een bedreiging
voor zijn macht en gezag.
Uit andere evangelie verhalen blijkt wel dat er ook onder zijn
leerlingen meerderen waren die in Jezus een nieuwe koning zagen , een
machthebber
die de Romeinse bezetters het land uit zou jaren.
Jezus kan dan wel dan wel koning genoemd worden,
maar totaal anders dan Pilatus en zijn tijdgenoten een koning zagen.
En in de man die voor hen stond, zagen ze helemaal niets koninklijks,
daarom lachten ze hem ook uit en spotten ze met zijn koningschap.
Maar Jezus maakt duidelijk dat zijn koningschap
niets te maken had met macht en gezag, met pracht en praal.
Zijn koninklijke waardigheid lag in de liefde die hij uitstraalde,
de manier waarop hij mensen inspireerde het goede te doen.
Je kunt zijn koningschap vergelijken met een pasgeboren kind.
Dat is ook een beetje de koning in huis.
Hij of zij wordt op zijn wenken bediend door vader en moeder.
Als je wat wil hebben, drinken of een knuffel, dan huil je maar even
flink
en je krijgt, meestal, wat je wilt.
Iedereen buigt voor je, iedereen probeert het je naar de zin te maken.
Je hebt als baby iedereen in je macht.
Dat is natuurlijk een beetje overdreven.
Maar het is wel een persoontje waar alles om draait, of in elk geval
heel veel.
En de macht van een kindje heeft niets te maken met wat we normaal
onder macht verstaan.
Je zou het de macht van de liefde kunnen noemen,
die liefde die het kind oproept, de liefde die het geeft,
zonder woorden, zonder daden, maar gewoon door er te zijn.
Als Jezus vandaag gevierd wordt als koning van het heelal,
dan wordt er gedroomd van een verre toekomst,
van een tijd waarin hij een figuur is waarom alles draait,
niet als machthebber maar als inspirerende en motiverende persoon.
Dan wordt er gedroomd van iemand die zoveel liefde oproept
dat hij een bindende factor is in de wereld,
juist zoals een baby dat is in een gezin.
En als wij die koning willen dienen dan moeten we dat doen door zijn
koninklijke weg van dienstbaarheid en liefde geven te gaan,
ieder van ons in zijn eigen levenssituatie, ouders naar hun kinderen
toe, kinderen naar hun ouders toe,
buren jegens buren, dorpsgenoten jegens dorpsgenoten.
Alleen als we zo met elkaar omgaan, heeft het feest van vandaag zin,
anders is het eerder een bespotting van wat Jezus echt bedoelde.
Ik heb eens een cartoon gezien van een baby op een troon,
met een kroon op het hoofdje en een grote koningsmantel om.
En voor de troon stond de vader en moeder van de baby,
diep gebogen uit eerbied voor zijne of hare majesteit.
Aan zo'n cartoon kun je allerlei gedachten vast knopen.
Een pasgeboren baby beheerst wel heel het leven in huis,
en de vader en moeder doen alles om het naar de zin te maken
En hoe klein ook, de baby heeft al gauw door hoe het
met huilen de aandacht kan trekken van zijn dienaren.
En in het proces van opgroeien en de wereld verkennen
probeert het kind een beetje de baas te spelen in huis,
en iedereen zijn wil op te leggen en soms slaagt het daar heel goed in.
Natuurlijk zijn de ouders de baas in huis
en natuurlijk moeten zij ook daadwerkelijk laten merken dat zij de baas
zijn,
maar ze staan wel ten dienste van hun kind,
ze zijn steeds zorgend in de weer voor zijn of haar welzijn.
Vandaag vieren we het feest van Christus Koning.
Eigenlijk is dat ook een soort cartoon of meer nog echt een spotprent.
Een koning met een kruis als troon, getooid met een doornenkroon.
Wat voor soort koning is dat in hemelsnaam?
Niet het soort koningen dat we kennen. Dat maakt het evangelie van
vandaag ons ook duidelijk.
Als Jezus voor Pilatus staat, zegt hij dat helder en klaar:
mijn koningschap is niet van deze wereld.
Zoals hij in zijn preken wel vaker dingen op zijn kop zette,
zo deed hij dat hier ook met het begrip koningschap.
Niet een koningschap van macht en gezag,
maar eerder een soort koningschap van een kwetsbaar kindje,
dat de zorg van zijn ouders nodig heeft.
Hij is een koning die niets afdwingt en niets oplegt aan zijn
onderdanen,
maar die hen steeds weer van harte uitnodigt en oproept
om toch zorg en aandacht te hebben voor de kleinen en zwakken. Hij is
niet een koning die de eerste is, de voornaamste,
maar een dienaar die de laatste is en zich dienstbaar maakt aan de
anderen.
Dit feest van Christus Koning staat op de laatste zondag van het
kerkelijk jaar,
als een soort visioen van de toekomst, een droom van wat eens waarheid
zal worden,
namelijk dat Christus' Koninkrijk heel de mensheid zal omvatten.
Dit beeld roept heel gemakkelijk een gevoel van triomfalisme op,
zoals de eerste lezing van vandaag ook heel sterk suggereert:
Jezus zal alle kwade krachten overwinnen, hij triomfeert over alles.
Dan is hij Heer en Meester van alle mensen.
Zo is het in het verleden ook vaak voorgesteld.
Maar wie het zo ziet, heeft niets begrepen van wat Jezus zei:
mijn koningschap is niet van deze wereld, dat heeft niets te maken met
de macht en de pracht en praal
zoals we dat kennen van het aardse koningschap.
Het gaat hier om de droom dat het ooit eens zal gebeuren
dat alle mensen die oproep tot dienstbaarheid aan elkaar
ook daadwereklijk zullen waar maken aan elkaar.
Dat mensen niet langer vechten om macht, invloed, geld en goed,
dat zij niet langer geleid worden door afgunst en jaloezie,
maar dat zij van harte begaan zijn met het welzijn van medemensen,
en dat zij alles doen om samen een gemeenschap te vormen
waarin iedereen welkom is en niemand wordt buitengesloten.
Het is een droom. En dromen zijn bedrog, zegt men wel.
Je kunt je eigenlijk niet voorstellen dat die droom ooit werkelijkheid
kan worden.
En toch, als we zeggen te geloven in de blijde boodschap van Jezus,
dan moeten we in zijn geest toch werken aan een stukje verwerkelijking
van die droom van dat koninkrijk van liefde en dienstbaarheid.
Als je zegt; het haalt toch niets uit, dan gebeurt er niets.
En elk klein stapje in de goede richting, hoe minimaal ook, is de
moeite waard.
Een kind kun je zien groeien, niet per minuut of per uur maar wel per
maand, per jaar.
Het koninkrijk van Christus kunnen we niet zien groeien,
hoe graag we ook zouden willen. Maar ook als we niets zien,
wil dat nog niet zeggen dat er helemaal geen groei is en dat die droom
van een betere wereld bedrog is.
En die droom moet wel de motor zijn die ons in beweging houdt
op de goede weg.
Klant is koning, is een gezegde dat we allemaal wel kennen.
Winkeliers doen hun uiterste best om het hun klanten naar de zin te
maken,
want die bepalen voor een groot deel hun inkomsten.
Als bij de klant wit de modekleur van dat moment is,
dan moet de winkelier daarop inspelen, anders verliest hij klanten.
Als een paar jaar later blauw de modekleur is, dan moet de winkelier
zijn aanbod aanpassen.
Hij is a.h.w. in dienst van de klant, die bepaalt wat hij wil.
Er is natuurlijk wel het risico dat klanten met extravagante wensen
komen,
wensen die onmogelijk te vervullen zijn,
en winkeliers die dat toch proberen, komen vaak zelf in de
moeilijkheden.
Klant is koning is natuurlijk maar heel betrekkelijk.
Er wordt ook wel eens gezegd: een kind is koning is huis.
De ouders en anderen doen alles om het hun naar de zin te maken.
Hoe klein ze ook nog zijn, ze hebben vaak al hun wensen,
en er wordt scherp geprotesteerd als ze hun zin niet krijgen.
In hun drang om de wereld te verkennen, willen ze wel eens wat teveel.
Maar zijne of hare majesteit is er niet van gediend dat er nee verkocht
wordt.
Er zijn soms ouders aan alle wensen van hun kroost tegemoet willen
komen,
dat is vaak wel het gemakkelijkste, dan heb je minder protesten in
huis,
maar ze roepen wel problemen af over zichzelf en hun kinderen.
Want kinderen moeten ook leren dat er grenzen zijn, dat niet alles maar
kan.
Liefde en grenzen maken van kleine kinderen lieve mensen,
dat is een heel mooi en treffend gezegde.
Klant is koning. Vandaag vieren we het feest van Christus Koning.
Je zou wat oneerbiedig kunnen vragen: is hij ook als een klant voor
ons?
Is hij iemand die we het zoveel mogelijk naar de zin willen maken,
proberen we zijn wensen zo goed mogelijk te vervullen?
Christus Koning is een heel vreemd feest.
Zoals in winkels klanten beïnvloed worden door de mode,
zo is dit feest in de loop der tijden onderhevig geweest aan een soort
kerkelijke mode.
Het feest is ontstaan in een tijd dat er in de Kerk nogal
triomfalistisch gedacht werd,
met veel pracht en praal, waarmee ook aardse koningen bekleed waren.
Er is een tijd geweest dat pausen met de tiara op hun hoofd liepen,
een drievoudige kroon om te onderstrepen dat ze machtiger waren dan
koningen en keizers.
In die tijd werd ook Christus met Koninklijke luister omkleed.
Maar ik ben ervan overtuigd dat Jezus zelf helemaal niet gelukkig was
met deze titel en deze zienswijze.
Er is een tijd geweest dat men in kerkelijke kringen meer
toekomstgericht dacht:
Christus Koning was niet zozeer iets van deze aardse tijd
maar iets van de eindtijd, als alles in Hem zijn voltooiing gevonden
had. Daarom is jaren geleden dit feest ook verplaatst van de laatste
zondag van oktober waarop het vroeger altijd gevierd werd, naar de
laatste zondag van het kerkelijk jaar,
dat altijd al in het teken stond van het einde van de wereld.
Ik vraag me af of Jezus zo gelukkig is met deze zienswijze.
Het gaat hem niet om Koninklijke pracht en praal of Koninklijke macht.
Eerder het tegendeel: heel zijn leven staat in het teken van de
dienstbaarheid.
Hij zei toch: wie de eerste wil zijn, moet dienaar zijn van allen.
Dit weerspiegelt een fundamenteel andere zienswijze dan we bij de
meeste machthebbers aantreffen,
en waar we ons ook vaak genoeg toe aangetrokken voelen.
Klant is koning. Christus Koning geeft daar a.h.w. een eigen invulling
aan:
je naaste moet je zien als koning,
je naaste moet je het zoveel mogelijk naar zijn zin proberen te maken,
en als hij of zij het moeilijk heeft, moet je een helpende hand
toesteken.
En je naaste is niet een mens aan de andere kant van de wereld,
maar iemand in je nabijheid, iemand die je ontmoet ,
iemand met wie je samen werkt, waar je samen mee optrekt.
Je naaste is je kind dat je mag opvoeden, dat je mag leren leven,
dat je je liefdevolle aandacht mag geven.
Je naaste is je broer of zus, met wie je samen opgroeit.
met wie je lief en leed kunt delen
Je naaste is je vader, je moeder, die altijd naast je staan en achter
je staan
die je zoveel vreugde kunt schenken.
Zij zijn je klanten, je koningen. Zij rekenen op jouw welwillendheid.
Dat is voor mij de mooiste betekenis van het feest van Christus Koning.