Lezingen: Daniël 12, 1-3: Marcus 13, 24-32

Drieëdertigste zondag door het jaar 2000

Een mijnramp, een treinongeluk, ernstige overstromingen, het zijn rampen die regelmatig wel gebeuren. Maar meestal is het iets ver van ons vandaan. Maar als iemand te horen krijgt dat hij kanker heeft en dat er niets meer aan te doen is, dan is dat voor die persoon ook een ramp. Of als iemand door een hersenbloeding gedeeltelijk het gebruik van je ledematen kwijt raakt, dan is dat voor hem of haar ook een ramp.
En elke ramp, in het groot of in het klein, is altijd een beetje het vergaan van de wereld, van dat stukje wereld waarin iemand zijn eigen vertrouwde plek heeft. Elke ramp, in het groot of in het klein, heeft altijd iets schokkends, een aardbeving in het klein, zowel voor de slachtoffers als voor degenen die met hen verbonden zijn door banden van familie of vriendschap.
En elke ramp stelt mensen voor een uitdaging: Wat doe je eraan? Wat doe je om te voorkomen dat zo'n ramp weer opnieuw gebeurt? Natuurlijk weten we best dat sommige rampen gewoon niet te voorkomen zijn, andere rampen echter vaak wel dank zij verbeterde inzichten. Dank zij de moderne techniek en de hedendaagse medische wetenschap kan veel onheil voorkomen worden. Maar ik denk dat er een veel belangrijkere uitdaging is: niet zozeer de vraag: wat doe ik eraan, om een dergelijke ramp te voorkomen maar veel meer: wat doe ik ermee? Hoe ga ik ermee om? Want elke ramp brengt een hoop ellende, een hoop lijden, met zich mee. voor de betrokkenen zelf, voor hun omgeving.
Hoe ga ik daarmee als iemand die mij heel dierbaar is opeens de boodschap krijgt: je hebt kanker? Hoe pak ik het op? Wat doe ik ermee als ik in mijn omgeving een ramp zie gebeuren, in welke vorm dan ook. als mensen vlak in de buurt in een crisis terecht komen. Zeg ik: o wat erg maar blijf ik verder passief aan de kant staan? Of kijk ik de andere kant op onder het mom van: ik kan er niet tegen, of: daar heb ik toch niets mee te maken, of probeer ik een helpende hand toe te reiken om het leed te verzachten. De onderliggende vraag aan ieder van ons is: ben je een mens die echt meevoelt met het lief en leed van anderen, of laat het je allemaal koud?
Een ramp, lijden, pijn, het heeft geen zin van zichzelf, maar het kan een zin krijgen door de manier waarop mensen ermee omgaan. Maar het vraagt wel dat je meevoelt, je betrokken voelt. Als vrienden van je, of familie, iets overkomt, dan voel je dat veel meer dan wanneer een vreemde hetzelfde overkomt. Dat is heel normaal, maar het probleem van onze tijd is wel dat we steeds vaker vreemden worden voor elkaar, steeds vaker langs elkaar heen leven en dus voelen we minder met anderen mee. Bovendien dreigen we allemaal een beetje gevoelloos te worden door de toenemende verzakelijking en algehele verharding van de samenleving, en ook door het feit dat de T.V. zoveel narigheid over ons heen stort, dat we er gewoon immuun voor worden.
Het probleem is ook dat meevoelend zijn een hele lastige eigenschap is, laten we eerlijk zijn. Het leven is veel gemakkelijker als je ongevoelig bent voor wat anderen overkomt. Het leed van anderen meevoelen, is ook er constant mee belast zijn, niet alleen met dat gevoel van pijn, van medelijden, maar ook met die roep die er in zit om hulp te geven, ook een grote machteloosheid. Een meevoelende mens zijn is zeker niet altijd gemakkelijk, maar het kan ook heel verrijkend zijn, het kan je een soort innerlijke blijheid geven. Als je merkt dat gedeelde smart toch een beetje halve smart wordt, als je ziet hoe mensen, met wat hulp, toch hun kruis kunnen dragen, als je ervaart hoe mensen bij een ernstige crisis in hun leven, hele grote en indrukwekkende mensen blijken te zijn, mensen waar je zelf rijker van wordt, dan kun je alleen maar blij zijn dat je daarbij een beetje, misschien een heel klein beetje, aan hebt meegeholpen. Dan kun je dankbaar zijn dat je het hebt mogen doen. Leed en verdriet zullen er altijd wel zijn.
Rampen in het groot of in het klein, zullen zich altijd wel voor doen, we leven nu eenmaal in een wereld en in een lichaam waarin van alles mis kan gaan. Dat de wereld vergaat voor mensen, dat is niet iets van een verre toekomst, in het klein gebeurt het gisteren, vandaag en morgen, ver weg en heel vlak bij. Maar zolang er meevoelende mensen zijn, zolang mensen hun meeleven en medelijden laten uitmonden in daden van hulp, zolang is er hoop voor de wereld, voor onze wereld. Zolang mensen de oproep van Jezus Christus verstaan en iets voor elkaar willen doen, zolang kunnen zelfs rampen iets goeds voortbrengen.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Drieëndertigste zondag door het jaar 2003

Toen Marcus dit evangelieverhaal van vandaag opschreef, was het een heel spannende tijd. We zijn dan rond het jaar 75 na Christus. De tempel was in het jaar 70 verwoest, met de grond gelijk gemaakt. Dat was een heel schokkende ervaring voor de joden, de tempel was immers het middelpunt van hun godsdienstbeleving. Maar ook voor de christenen was deze gebeurtenis schokkend, zeker ook omdat veel christenen van joodse afkomst waren. Bovendien maakte zij toch al heel moeilijke tijden door. Op talloze plaatsen werden zij vervolgd, velen werden gemarteld om hun geloof, velen vonden de dood. Veel christenen vroegen zich angstig af: overleven we dit?
Maar die tijd was nog om een heel andere reden spannend. Dat klinkt ook door in de evangelietekst van vandaag. In die tijd geloofde men immers dat Jezus spoedig terug zou komen, dan zou het rijk van God in alle volheid doorbreken, dan kwam er een eind aan alle narigheid en werd alles goed. Wanneer dat moment zou komen, wist niemand maar het zou niet lang meer duren, meende men. Daarom werd er vaak gezegd: hou nog even vol, we zijn er bijna. Zo was het in die dagen best spannend als je een christen was.
We zijn nu bijna 20 eeuwen verder in de tijd. Het is een totaal andere tijd, toch is het ook nu best spannend. Niet in de zin dat we bang moeten zijn voor vervolgingen. Gelukkig hoeft hier tenminste niemand bang te zijn dat hij narigheid ontmoet omdat hij gelovig is. Toch is voor veel gelovige mensen deze tijd best spannend en leeft bij velen de vraag: overleven we dit? niet als individu maar als geloofsgemeenschap.
Het gaat niet goed met de Kerk van Jezus, tenminste niet hier in Nederland en in heel West-Europa. Het aantal kerk-betrokken mensen loopt gestadig terug. In veel grotere steden zijn al veel kerken afgebroken of hebben ze een andere bestemming gekregen. Je hebt ook binnen de Kerk best veel spanningen tussen ruwweg gezegd behoudende en vooruitstrevende christenen, tussen mensen die alles bij het oude willen houden en mensen die nieuwe wegen willen gaan. Ook dit doet de geloofsgemeenschap geen goed. Men vraagt zich wel eens bezorgd af waar het allemaal naartoe moet.
Het is best spannend en ik zou best willen weten hoe de Kerk van Jezus er over 50 jaar uit zal zien. En eigenlijk gaat het ook nu om de vraag: komt Jezus spoedig terug? Dezelfde vraag als bijna 20 eeuwen geleden maar wel met een heel andere inhoud. Toen dacht men aan het einde van de wereld en dan zou Jezus op de wolken verschijnen om alles te voltooien. In die zin verwacht niemand van ons de terugkomst van Jezus.
Jehova-getuigen denken wel vaak dat de wereld binnenkort vergaat, maar bij de allermeesten leeft die gedachte beslist niet. In de begintijd van het christendom is dat geloof ook al vrij snel door de werkelijkheid achterhaald. Toch gaat het ook nu om de vraag: komt Jezus weer terug, niet als triomfator, niet als overwinnaar boven de wolken, maar wel in het leven van mensen, in de manier waarop zij omgaan met elkaar, in de zorg en hulp die zij elkaar geven, in de manier waarop zij over hem praten en samen proberen zijn boodschap te begrijpen. Komt Jezus weer terug als een bindende factor in onze gemeenschap, als bron van inspiratie voor alle gelovigen.
Misschien denkt u: is hij dan weggegaan? Hij is toch altijd bij ons gebleven in de kerk, in de sacramenten, in onze gebeden, in onze liederen. Dat klopt, voor ons tenminste, voor ons die nog regelmatig in de kerk komen. Maar hoeveel ouders leren hun kinderen nog verhalen over Jezus? Wat weten ze zelf nog van zijn boodschap? Hoeveel mensen verdiepen zich in de bijbelverhalen? Hoeveel mensen praten wel eens over hun gelovig zijn?
Het is best spannend. Zakt het geloof in Jezus helemaal weg in onze samenleving, of komt hij toch terug, raken mensen toch weer in Hem geïnteresseerd. Maar laten we wel bedenken: welke kant het opgaat, hangt voor een groot deel van ons af, hoe wij ons gelovig zijn beleven en zichtbaar maken, hoe ons leven anderen zal inspireren. Tegelijk mogen we ook de hoop hebben dat Jezus zijn Kerk ook in de toekomst blijft ondersteunen. Als die Kerk alleen maar mensenwerk was geweest, dan was ze allang over de kop gegaan.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Drieëndertigste zondag door het jaar 2006

Pas op, de wereld vergaat, klinkt het in de lezingen van vandaag. Het zijn teksten die wel een beetje passen bij deze tijd van het jaar, met zijn najaarsstormen, met zijn vallend blad en zijn kale bomen. Van alle kanten wordt ons duidelijk gemaakt dat de zomer echt voorbij is. Veel planten kunnen niet tegen de kou en vorst en moeten toegedekt worden of binnen gezet worden. Want we weten allemaal dat het einde van de zomer niet het einde van de wereld is. Na de winter wordt het toch weer lente en zomer, en dan wordt alles weer groen. Het leven gaat door.
Help, de wereld vergaat. Dat gevoel hebben mensen die het slachtoffer worden van grote natuurrampen, een tsunami, een aardbeving, een vulkaanuitbarsting, een tornado. En de verwoestingen kunnen verschrikkelijk zijn, op sommige plaatsen het einde van haast alle leven. Het gebeurt nu hier en dan daar, elk jaar wel weer. Velen vinden in die verwoestingen de dood maar het is niet het einde van de wereld. De overlevenden gaan door, ze bouwen hun huizen weer op, en proberen eveneens weer een zinvol bestaan op te bouwen. Voor hen gaat het leven door, ondanks de ellende die zij hebben meegemaakt.
Help, mijn wereld vergaat, dat overkomt mensen die ernstig ziek worden en van de dokter te horen krijgen dat ze niet meer beter kunnen worden, of mensen die van de ene dag op de andere zwaar gehandicapt raken. Dan komt er een einde aan allerlei zaken die men zo gewoon vindt, die een vast onderdeel van hun normale levenspatroon uitmaken, dingen waarvan men denkt niet zonder te kunnen, en toch dat einde is niet meteen het einde van hun wereld. Zelfs in een gehandicapt leven met zijn vele beperkingen zelfs als men aangewezen is op de goede zorgen van anderen, kan het er zijn toch nog zin en inhoud hebben, zelfs als men weet dat men op weg is naar de dood. Het kan een hele worsteling zijn om het hoofd boven water te houden. Het kan een hele tour zijn om de moed niet te verliezen, maar ook dan kan het leven nog mooie momenten hebben, momenten die de moeite waard zijn.
Pas op, de wereld vergaat, pas op, elk moment kan het einde van de wereld een feit worden, die waarschuwing klinkt door in het evangelie van vandaag. Vroeger werd ook vaak zoiets vanaf de preekstoel geroepen: zorg dat je in staat van genade bent, de dood kan elk moment toeslaan. En de Jehova-getuigen lopen nog steeds de huizen af om te waarschuwen voor het einde van de wereld. Maar we laten ons niet meer bang maken, gelukkig maar, want angst is nooit een goede leermeester. En toch is het goed om nu en dan eens even stil te staan bij de betrekkelijkheid van ons bestaan in deze wereld, niet om ons bang te maken, daar koop je niets voor, maar om wijs en verstandig met het leven om te gaan.
Een wijs man heeft eens gezegd: je moet elke dag zo leven alsof het de laatste dag van je leven is. En die goeie raad was niet bedoeld als bangmakerij, zoals vroeger vaak het geval was, maar als een oproep om heel bewust in het leven te staan en open te staan voor alle mogelijkheden die je vandaag hebt om iets goeds te doen met je leven, voor jezelf en voor anderen. Pluk de dag en stel niet uit tot morgen wat je vandaag kunt doen. En dat wordt toch nog al eens vergeten.
Zoals de man die altijd maar aan het sparen was voor zijn oude dag. Hij was steeds super zuinig en gunde zich geen enkel pleziertje. Toen hij in de vut ging, dacht hij: nu ga ik allemaal leuke dingen doen. Maar na een paar maanden kreeg hij een hersenbloeding en de rest van zijn leven zat hij in een rolstoel. En toen dacht hij: was ik maar eerder van mijn geld gaan genieten.
Of zoals die vrouw die overhoop lag met haar vader, die heel graag weer toenadering wilde zoeken, want ze voelde zich wel wat schuldig aan de gegroeide situatie. Maar iedere keer stelde zij een bezoek aan haar vader uit, totdat ze op een dag het bericht kreeg dat hij gestorven was. Toen had ze gruwelijke spijt dat ze niet eerder gegaan was.
Wat je vandaag kunt doen, stel dat niet uit tot morgen, dat is ook voor ieder van ons een heel goeie raad, heel belangrijk voor ons eigen levensgeluk en voor dat van anderen.

Gebeden en teksten bij deze zondag