Ik ben wel goed maar niet gek, die uitspraak hoor je nogal eens.
En heel dikwijls heeft degene die dat zegt, helemaal gelijk.
Die weduwe uit de eerste lezing was bereid
om haar laatste beetje eten te delen met een vreemdeling.
Dan zeggen wij allemaal: ze is niet goed bij haar hoofd,
zoiets doe je toch niet in die omstandigheden. Wij begrijpen dan ook
weinig of niets van die oosterse gastvrijheid
waarin mensen bereid zijn het kleine beetje dat ze hebben
te delen met hun gast of gasten. Dat is absurd, zeggen we.
Die weduwe uit het evangelie geeft haar laatste centen aan de tempel.
Ook dan zeggen we allemaal: dat is te gek voor woorden,
die arme vrouw moest eerst maar eens aan zichzelf denken.
En iedereen die dat zegt heeft nog een beetje gelijk ook,
tenminste in onze gewone manier van denken.
Als je alleen maar rationeel denkt, dan zijn die twee vrouwen stapelgek
om zo te handelen.
Beide lezingen geven een extreem voorbeeld, niet om te zeggen: zo moet
iedereen in soortgelijke gevallen doen.
maar wel om ons aan het denken te zetten.
Er zijn situaties waarin je een beetje gek moet zijn om echt goed te
zijn.
Er zijn situaties waarin je je hart moet laten spreken
ook al zegt je verstand: hier hoef je niets te doen,
of: het is niet verstandig dat je het doet.
Een vrouw was altijd in de weer voor haar invalide buurman.
Dag en nacht stond zij voor hem klaar.
Haar kinderen zeiden vaak: Mam, je bent gek, dat je dat allemaal doet,
denk toch wat meer aan jezelf.
Die man heeft ook kinderen, die moeten maar wat meer voor hem doen.
Ze maken nu misbruik van jouw goedheid.
Dan zei ze meestal maar niets en ze dacht bij zichzelf:
jullie hebben in theorie misschien wel gelijk,
maar ik kan die man toch niet laten vallen, hij rekent op mij.
Een ander voorbeeld van een kinderloos echtpaar,
ze hadden allebei een goede baan en verdienden een hoop geld.
Toch leefden ze heel sober, heel zuinig, zonder enige luxe
en alles wat ze konden sparen, ging naar een weeshuis in India.
Daar waren ze ooit geweest en de armoede daar had zo'n indruk op hen
gemaakt dat ze besloten hadden
om al hun geld daaraan te besteden.
Toen een van de twee promotie maakte en dus meer ging verdienen,
was de reactie: o wat fijn, nu kunnen we wat meer naar India sturen.
Sommige mensen in hun omgeving bewonderden hun houding,
voor de meeste waren ze niet goed snik.
Zoiets doe je toch niet als normaal mens.
Zo'n levensinstelling van alles geven wat je hebt
kun je echt niet van iedereen verwachten,
en in veel gevallen zou dat ook niet verantwoord zijn.
En toch, de wereld zou er heel wat beter aan toe zijn als wat men wat
meer om zijn medemensen zou geven,
wat meer aan hen zou geven, en dan moet je niet alleen aan geld denken,
maar nog veel meer aan wat tijd, wat aandacht, wat zorg en hulp.
Ik ben wel goed maar niet gek.
Te vaak is het ook een excuus om maar niet in actie te komen,
ook als je hart eigenlijk zegt: hier zou ik wat moeten doen.
In onze computergestuurde samenleving moet alles verstandelijk
beredeneerd en berekend worden,
of het wel verantwoord is om iets wel of niet te doen.
Liefst moet er nog een onderzoek plaatsvinden
of moet de een of andere commissie zich erover buigen.
Zo maar spontaan je hart laten spreken,
daar lijkt steeds minder ruimte voor te zijn. Dat is namelijk riskant.
En dat is het zeker in onze tijd ook wel een beetje,
maar gelukkig zijn er veel mensen die zoveel vertrouwen hebben
in zichzelf en de samenleving dat ze risico's durven lopen,
als het op geven aan komt.
Als het gaat om collectes voor noden elders in de wereld,
hoor je mensen wel zeggen: ik doe niet meer,'
dat geld komt toch niet goed terecht.
Ja, dat risico loop je als je wat geeft,
anderzijds dat risico is veel en veel minder groot
dan men wel eens wil doen geloven.
Maar vaak is zo'n opmerking niet meer dan een zwak excuus
om maar niet mee te doen.
Gelukkig zijn er nog heel veel mensen die wel zo gek zijn
om toch te geven, geld, zorg, liefde.
Zolang die mensen er zijn, is er
Toen ik het eerste stukje van het evangelie las.
moest ik denken aan een voorval met bisschop Bekkers.
Hij moest naar een vergadering in Nijmegen van dekens
en andere hoogwaardigheidsbekleders uit de kerkelijke wereld.
Bijna al die dekens liepen in togen met paarse knoopjes en paarse
sjerpen zoals toen bij dekens de gewoonte was in de tijd van het rijke
roomse leven.
En bisschop Bekkers kwam daar binnen gewandeld in een gewoon zwart pak
met boordje zonder een streepje paars.
Stonden al die paarse heren wel even raar te kijken.
Het gaat niet om het uiterlijk maar om het innerlijk,
en in de kerk van Jezus gaat het niet om pracht en praal
maar om eerlijke trouw aan zijn blijde boodschap.
Dat is de eerste les van het evangelie van vandaag.
Misschien heb u zich ook wel eens een beetje geërgerd
aan alle pracht en praal in Rome als er een viering uit de Sint Pieter
komt,
met al die kardinalen en bisschoppen in vol ornaat.
Dat hoort ook allemaal een beetje bij het rijke Roomse leven
zoals dat in Rome een eeuwenlange traditie achter zich heeft
en het heeft natuurlijk ook wel wat.
Ik zou die traditie echt niet willen afschaffen
Toch ik denk dat Jezus zich meer thuis voelt in een armoedig kerkje
ergens in Afrika of Latijns-Amerika of waar ook ter wereld
waarin de kerkgangers gekleed gaan in een schamel T-shirtje.
Het gaat niet om het uiterlijk maar om het innerlijk,
het gaat niet om mooie kleren die door iedereen bewonderd worden,
het gaat ook niet om grote en opvallende daden die iedereen ziet, maar
het gaat om de gesteldheid van je hart,
om jouw bereidheid trouw te zijn aan de Jezus' blijde boodschap.
En in die boodschap neemt het delen met elkaar een heel grote plaats
in.
In alle toonaarden komt dat terug in de evangelieverhalen.
En echt delen met elkaar betekent altijd: het zelf met wat minder doen.
Als iemand elke maand duizend euro aan een of ander goed doel geeft,
dan lijkt het heel veel, maar als hij elke maand meer dan een ton
verdient
dan lijdt hij er in zijn gewone leven geen centje pijn aan.
Hij kan het bovendien nog aftrekken van de belastingen.
Maar als iemand met een minimum inkomen honderd euro geeft
aan een of ander goed doel, dan voelt hij dat wel degelijk in zijn
portemonnee.
Maar hij is wel degenen die echt gedeeld heeft in Jezus ogen.
Dat spreekt hij duidelijk uit als hij die weduwe een paar cent in de
offerkist ziet gooien. Zij heeft het meest geofferd, zegt hij.
Dat is in zijn visie pas echt delen. Daar gaat het in zijn koninkrijk
om.
Ook de eerste lezing vertelt zo'n prachtig verhaal over delen.
Die weduwe uit Sarefat was bereid het laatste beetje eten dat zij had
te delen met de profeet Elia.
Ik denk dat we allemaal wel onze bedenkingen hebben bij deze verhalen.
Het klinkt misschien wel heel mooi en indrukwekkend maar het is
natuurlijk niet erg realistisch.
Je bent wel gek als je je laatste centen weggeeft voor een goed doel.
Je bent niet goed bij je verstand als je je laatste beetje eten
weggeeft aan een ander, ook al vergaat die misschien van de honger.
Ons gezonde verstand zegt ons dat dit niet kan.
Laten we realistisch zijn: het hemd is altijd nader dan de rok.
Echt delen betekent toch: zelf met wat minder doen.
Wij zijn in Nederland best een vrijgevig volkje,
er wordt heel veel gegeven aan goede doelen,
toch zijn het meestal slechts wat kruimels die van onze tafels vallen,
terwijl wij ons tegoed doen met alles wat onze welvaart ons te bieden
heeft.
Maar het gaat hier niet alleen over delen van geld en goed,
daar zitten haast vanzelfsprekend allerlei beperkingen aan.
Maar het gaat ook om delen van tijd en aandacht.
Zoals Jozef die een fanatiek kaarter was, bijna elke avond was hij de
deur uit
naar een van zijn vele kaartclubjes.
Maar toen zijn vrouw ernstig ziek werd en in een verpleeghuis terecht
kwam,
stopte hij met kaarten, hoe graag hij het ook deed.
Hij wilde elke avond bij zijn vrouw zijn.
Dat was een heel concrete vorm van delen.
Of zoals Maria die graag zong en wel bij drie verschillende koren was.
Dat kan ik niet missen, zei ze vaak genoeg.
Maar toen haar man begon te dementeren en niet meer alleen thuis
gelaten kon worden.
Toen gaf zij haar zingen op om bij haar man te blijven.
Zij offerde echt iets van zichzelf op voor haar partner.
In allerlei gradaties en situaties vind je die vorm van delen nog heel
dikwijls,
en zolang er mensen zijn die dat opbrengen
zolang is er hoop voor een wereld waarin egoïsme en individualisme,
d.w.z. de houding van niet willen delen, steeds meer terrein lijkt te
winnen.
Hopelijk zijn ook wij mensen die bereid zijn tot delen, tijd, aandacht,
liefde,
dan brengen we licht waar het donker is en warmte waar het koud is.
We kennen in ons land de Balkenende-norm.
Leidinggevenden in het onderwijs, gezondheidszorg, publieke omroepen
zouden niet meer mogen verdienen dan de minister-president.
Maar ik zou niet graag de kost geven aan al die lui
die daar ver boven zitten, met hun salaris of met de verschillende
bonussen
die zij bijna automatisch binnenhalen.
Het zit in de aard van veel mensen om een beetje hebberig te zijn,
meer te willen hebben dan anderen
en dan wordt het al gauw: ikke en de rest kan stikken.
Maar het kan ook anders.
Een collega van me vertelde me eens over een jong echtpaar dat hij
kende, ze hadden allebei een hele goede baan en daaraan verbonden ook
een flink salaris. Toch leefden zij heel sober, zonder enige luxe, en
alles wat zij overhadden, in feite het grootste deel van hun inkomen,
gaven zij weg aan allerlei goede doelen, vooral aan de missie en de
derde wereld. Toen een van de twee promotie maakte en dus ook meer
verdienen ging, was de eerste reactie: "0 wat fijn, nu kunnen we
tenminste wat meer geven aan dat weeshuis in India".
Mensen die zo leven, zo denken en voelen, kom je maar heel zelden
tegen. Voor de meesten is zo'n levenshouding totaal onvoorstelbaar,
voor heel velen zijn ze vast en zeker niet goed snik. Het past in elk
geval helemaal niet in onze graaicultuur,
Bij haast iedereen wordt immers het leven vooral beheerst door vragen
als: hoe krijg ik meer geld in mijn portemonnee, wat kan ik nog meer
kopen? Het liefst de duurste dingen, Maar zelden is de vraag: wat kan
ik nog meer missen om anderen te helpen.
In het evangelie van vandaag hoorden we hoe een arme weduwe een paar
stuivers in de collectebak doet voor de tempel en Jezus geeft aan dat
hij haar kleine gave veel en veel waardevoller vindt dan de vaak veel
grotere giften van de rijkeren, want die voelden er toch niets van. En
als wij iets geven aan een van de vele collectes die er op allerlei
gebied zijn,
dan geven de meesten van ons ook iets van onze overvloed. We voelen er
zelf niets van? We hoeven daarom echt niet minder te doen.
In de eerste lezing was die arme weduwe bereid haar allerlaatste beetje
eten te geven aan de profeet, ergens onvoorstelbaar. Ieder normaal
denkend mens in onze tijd zou zeggen: ze is stapelgek.
Maar omdat zij wist te geven, bleef zij in leven. Want leven, daar gaat
het om, niet enkel lichamelijk leven maar het echte leven, leven als
mens, als kind van God. Hoe meer het bij mensen draait om bezitten en
verdienen,
hoe minder ze leven als echt mens en dus ook als medemens,
als iemand die van harte begaan is met anderen.
"Wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft."
Dat gezegde heb ik ergens gelezen en daar zit heel veel in. Je zou het
ook zo kunnen zeggen: de waarde van het leven ligt in hetgeen je kunt
geven. En laten we wel bedenken: het gaat hierbij zeker niet alleen om
het geven van geld en goed, ook al is dat in bepaalde omstandigheden
van hele grote waarde,.
Het gaat veeleer om het geven van jezelf, je aandacht en zorg, je
vriendschap en trouw, je hartelijkheid en liefde. Dat zijn de werkelijk
waardevolle dingen in elk leven, wie dat weet te geven is waard dat hij
leeft.
Natuurlijk: iedereen verlangt ernaar zelf wat zorg en aandacht en
hartelijkheid te ontvangen. Je kunt ook terecht zeggen: niemand kan
zonder de vriendschap en liefde van anderen. Maar feit is wel dat je
die levensbelangrijke waarden niet ontvangen zult als je ze niet eerst
zelf weet te geven. En dan nog geven niet met de vooropgezette
bedoeling om ze terug te krijgen, maar geven om het geven, gewoon omdat
je het zelf fijn vindt om te geven, omdat je weet dat in dat geven de
werkelijke waarde ligt van je leven. En als er in onze tijd velen zijn
die zich maar niet gelukkig kunnen voelen, zou dat heel vaak niet komen
omdat ze vergeten zijn dat het zaliger is om te geven dan om te
ontvangen?