Lezingen: Deuteronomium 6, 1-7; Marcus 12, 28b-34

Eenendertigste zondag door het jaar 1997

Ik wil beginnen met een verhaaltje. Er waren eens twee broers. Samen hadden ze één akker. Van de opbrengst kreeg ieder precies de helft. De oogsttijd kwam en de tarwe werd gemaaid de schoven werd geteld en verdeeld. Na een hele dag werken, gingen ze 's avond moe naar bed.
De oudste van de twee kon de slaap niet vatten. Hij lag te denken: Het is niet eerlijk dat ik de helft van de opbrengst krijg. Ik ben maar alleen maar mijn broer heeft ook zijn vrouw en kinderen te onderhouden. Daarom stond hij op, ging naar zijn deel van de oogst, nam drie schoven en zette deze bij het deel van zijn broer.
Maar ook de jongste broer kon niet in slaap komen. Hij dacht: Het is niet eerlijk als ik de helft van de opbrengst neem. Mijn ongetrouwde broer heeft een extra deel nodig om te kunnen sparen voor de oude dag. Mijn kinderen zullen later wel voor mij zorgen. Daarom stond hij op, ging naar zijn deel van de oogst, nam drie schoven en bracht die naar het deel van zijn broer.
Toen ze de volgende morgen weer op de akker kwamen stonden ze verbaasd omdat iedereen nog evenveel schoven had. Maar ze zeiden niets. De tweede nacht bracht elk weer drie schoven naar het deel van de ander. En de volgende dag zagen ze weer dat er niets veranderd was. Ze waren heel verbaasd maar zeiden niets.
De derde nacht toen zij de schoven aan het verplaatsen waren, kwamen ze elkaar midden op de akker tegen. Toen begrepen zij wat er gebeurd was en ze omhelsden elkaar.
Dit is een heel ontroerend verhaal van echte liefde. Er wordt zo vaak gesproken over de liefde, over God beminnen en je naaste beminnen, vaak in heel mooie woorden, liederen of gebeden. Maar bij liefde gaat het altijd om het doen, en dat wordt misschien wel eens te vaak vergeten. Al kun je er nog zo mooi over praten, als je het niet doet. is en blijft het een loze kreet. Daarom is dat verhaal van die twee broers ook zotreffen: het geeft een heel concreet voorbeeld van liefde, juist zoals Jezus in de bekende gelijkenis van de barmhartige Samaritaan ook een heel concreet voorbeeld gaf.
Het is ook niet voor niets dat God beminnen meteen gekoppeld wordt aan het beminnen van je naaste. Alleen daar kun je liefde doen, heel concreet in daden. Iemand zei eens: Ik bemin mijn naaste in God, maar hij was een heel vervelend mens voor zijn omgeving. Het moet veeleer andersom zijn: Ik bemin God in mijn naaste. In het verhaal van de twee broers is het ook heel belangrijk te zien hoe ze tot hun daden komen, hoe ze denken. Allebei dachten ze namelijk op de eerste plaats aan de ander en daaruit trokken ze heel eerlijk consequenties voor zichzelf. Meestal is het immers andersom: eerste aan jezelf denken en dan pas aan de ander. Vaak is het: ieder voor zich en God voor ons allen.
Als we in ons dagelijks leven eerst aan anderen proberen te denken en dan pas aan onszelf, als we dat klaar krijgen, dan staan ook wij niet ver af van het koninkrijk van God. Dan kunnen ook wij een heel belangrijke bijdrage leveren aan het leefbaar houden van onze samenleving.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Eenendertigste zondag door het jaar 2000

Wat is het allerbelangrijkste gebod voor elke mens? God beminnen boven alles en je naaste als jezelf, was het antwoord. Maar wat moet je met zo'n uitspraak, met dit gebod van de liefde? Ik ben geneigd om te zeggen: je kunt er als zodanig niets mee.
Je begint al met de vraag: wat is liefde? Wat is van een ander houden? Als je liefde alleen als een gevoel ziet, en zo wordt het toch vaak gezien, dan kun je echt niet aan dat allerbelangrijkste gebod voldoen, tenminste niet in zijn algemeenheid. Het liefdesgevoel kun je wel hebben jegens een aantal mensen maar nooit naar alle medemensen toe, en meestal ook niet naar God toe.
Maar liefde in de bijbelse zin is niet een gevoel maar een levenshouding: anderen, alle anderen, een goed hart toedragen, anderen het goede gunnen en waar mogelijk ook echt geven. Maar ook als je liefde in deze zin ziet is dat allerbelangrijkste gebod in de praktijk van het leven heel verwarrend.
De rangorde die het evangelie stelt is: eerst komt God, ten tweede komt de naaste en jezelf komt achteraan. Ik zou die volgorde eigenlijk willen omdraaien. Het eerste gebod is: hou van jezelf. Het tweede is: hou van je naaste, en het derde is: hou ook van God.
Hou eerst van jezelf. Dat klinkt misschien wat vreemd. We zijn niet gewend dat het zo gezegd wordt. En toch denk ik dat het niet anders kan. En waar het anders is, klopt er iets niet. Als iemand een hekel heeft aan zichzelf, dan dan is dat niet gezond. Als iemand zichzelf haat, dan is er iets grondig mis. Als iemand zichzelf verwaarloost of zichzelf nodeloos in gevaar brengt. dan is hij heel verkeerd bezig. Zelfliefde is een eerste vereiste om mens te zijn: het goede willen voor jezelf zit in onze natuur ingebakken. Wie dat niet wil is geen normaal mens. Jezelf kwaad toewensen of kwaad doen, is onmenselijk.
Nu is het best wat riskant om te praten over zelfliefde, want het kan gemakkelijk misverstaan worden en het kan ook vlug een vorm van egoïsme worden. Teveel zelfliefde is ook niet goed, maar dat geldt voor alle goede dingen. Eten is heel wezenlijk maar teveel eten is schadelijk. Slapen is een noodzakelijk iets, maar teveel slapen is ook niet goed. Zelfliefde vraagt dat je jezelf wel in de juiste proporties blijft zien, niet groter en niet kleiner dan je bent. Wie in de greep is van hoogmoed, eigenwaan, of een superioriteitsgevoel doet zichzelf, onbedoeld, veel te kort maar wie een minderwaardigheidscomplex heeft, doet dat evenzeer.
Alleen wie een goede zelfliefde heeft, kan ook voldoen aan het tweede gebod: van een ander houden zoals je van jezelf houdt. Voor een ander, voor elke ander, het goede willen, zoals je dat wilt voor jezelf. Niemand verwaarlozen of in gevaar brengen, zoals je jezelf niet wilt verwaarlozen of beschadigen. Niemand kwaad toewensen of kwaad doen zoals je jezelf geen kwaad toewenst of toebrengt.
Ook hier gaat het niet om een gevoel maar om een levenshouding. Als je een hekel aan iemand hebt, of zelfs haat voelt jegens een ander, dan klopt er natuurlijk iets niet, maar gevoelens heb je niet altijd in de hand, maar ook dat mag je die ander geen kwaad toewensen of kwaad doen ook dan moet je die andere toch het goede gunnen en als de situatie zich voordoet het goede geven. En dit juist maakt het tweede gebod in de praktijk van het leven vaak zo moeilijk, in sommige gevallen schijnbaar onuitvoerbaar.
Kijk maar naar de situatie in Israël tussen Joden en Palestijnen. Daar is tussen beide bevolkingsgroepen zoveel haat gegroeid dat het steeds meer een vraag wordt of het nog wel ooit goed kan komen. Maar ook tussen individuen kunnen soortgelijke situaties bestaan, waarin gevoelens mensen blind maakt. Niet alleen het liefdesgevoel maakt mensen blind, maar het haatgevoel doet dat nog veel en veel meer en dat kan verschrikkelijke gevolgen hebben.
In het evangelie staat de liefde voor God voorop en boven alles. Ik zie het toch liever als een derde laag van het gebod van de liefde, zij het wel als een heel bijzondere laag en eigenlijk zit het al in de eerste twee geboden. Gezonde zelfliefde is liefde voor het schepsel van God dat je bent, is eerbied voor zijn bedoelingen met jou zoals Hij die in jouw menselijke natuur heeft neergelegd. Wie zichzelf tekort doet, doet zijn Schepper tekort. Dat geldt nog veel meer wat betreft onze liefde voor de naaste.
Elke medemens is juist als ik een schepsel van God, Dat klinkt misschien wat vreemd. niet meer en niet minder. En als ik een medemens tekort doe, doe ik zijn en mijn Schepper tekort. Als ik een medemens goed doe, dan doe ik God goed, ook dat is heel bijbels. Het gaat steeds weer om een positieve en welwillende houding, naar jezelf toe, naar je medemensen, naar je Schepper. Waar wij dat beleven en waar maken, daar wordt het koninkrijk van God een stukje werkelijkheid.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Eenendertigste zondag door het jaar 2006

Het gaat vandaag in het evangelie over de liefde en dat vind ik een verschrikkelijk moeilijk onderwerp. Hoe zeg ik iets zinnigs over het gebod van de liefde?
Als ik dat zo zeg, klinkt dat u waarschijnlijk vreemd in de oren. De liefde, daar gaat het toch om in ons leven, dat is toch de voornaamste bron van menselijk geluk maar de vraag is wel: welke liefde, hoe liefde, wat liefde.
Ik heb wel jonge mensen ontmoet die stapel verliefd waren op elkaar, maar met die liefde kun je nooit iedereen liefhebben, dat zou ook helemaal niet goed zijn. Ik ken mensen die heel veel van elkaar houden, echte liefde is er, maar met die liefde kun je onmogelijk van iedereen houden. Op die manier van iemand houden die je heel onsympathiek vind, of van iemand die je heel erg beledigd hebt of tekort gedaan, dat is menselijkerwijs natuurlijk niet op te brengen. Ik ken mensen die alles voor elkaar over hebben, maar die liefde kun je onmogelijk jegens iedereen hebben. Dat is namelijk niet op te brengen, onze krachten zijn nu eenmaal beperkt.
De vraag is welke liefde, hoe liefde, wat liefde. De liefde wordt in duizenden liedjes en gedichten bezongen, de een nog gevoeliger en romantischer dan de andere, maar je kunt je afvragen wat ze te maken hebben met het grote gebod van de liefde uit het evangelie. Ik denk eigenlijk: niets, over dat soort gevoelde liefde gaat het niet. Maar waarover dan wel?
Ik heb eens een zuster gekend die zei: ik bemin alle mensen in Christus. Dat klinkt heel mooi, alleen was ze zelf meer een kreng van liefde, een heel hard en streng persoon, die niets voor mensen over had. Als een pastoor zegt: Ik dien God en de Kerk zo goed als ik kan, maar hij ligt ondertussen wel overhoop met de meeste parochianen, dan kun je je afvragen wat zijn liefde voor God en de Kerk betekent.
Wat is liefde? De vraag is welke liefde, hoe liefde, wat liefde. Ik zou liefde waar het in evangelie over gaat, willen vergelijken met een trap, en de treden ervan vormen de verschillende stadia van echte liefde. Langs die trap kun je naar boven klimmen, naar beter mens zijn, naar gelukkiger mens zijn, naar een betere wereld, een gelukkiger wereld.
De eerste trede is die van een gezonde zelfkennis en zelfrespect, van zicht op de ware zin van je leven, van een duidelijk besef welke waarden werkelijk belangrijk zijn. Zonder deze eerste trede kom je niet hogerop.
De tweede trede is die van een gezonde zelfliefde. Het gebod van de liefde zegt niet voor niets: bemin je naaste als jezelf. Als je niet van jezelf houdt, kun je ook niet van anderen houden. En als je van jezelf houdt, wil je ook het beste voor jezelf, dan zoek je naar manieren om gelukkig te worden. Als je die houding niet hebt jegens jezelf, kun je die ook niet hebben jegens anderen.
De derde trede van de trap is respect voor de ander, wie of wat die ander ook is, mooi of lelijk, aardig of vervelend Ieder mens heeft er recht op dat ik zijn rechten eerbiedig dat ik hem respecteer als mens, als medemens. En dit is in onze samenleving vaak al moeilijk genoeg.
De vierde trede is die van de welwillendheid, aan ieder ander het goede gunnen en waar mogelijk ook het goede geven. Het goede willen voor mensen van wie je veel houdt, dat is niet zo moeilijk, dat is haast vanzelfsprekend. Maar het goede willen voor mensen die verkeerd gehandeld hebben, dat is in werkelijkheid vaak heel erg moeilijk. Als het gaat om criminelen, terroristen, klinkt al gauw de roep: ze moeten ze veel en veel strenger straffen, zeker als je zelf slachtoffer bent geweest. En dat is heel begrijpelijk. Maar Jezus zegt ook ergens: bemin je vijanden, d.w.z. gun ook je vijanden het goede.
De vijfde trede is dat anderen je echt ter harte gaan, dat je begaan bent met hun lot, meeleeft met hun vreugde en verdriet, dat je doet wat je kunt om jouw levensgeluk met hen te delen. En dit kan gebeuren in allerlei gradaties van intensiteit. Hoe nauwer de verbondenheid, hoe meer anderen je ter harte gaan.
Liefde is een trap die minstens die vijf treden kent, en hoe hoger je op die trap komt, des te meer mens ben je, des te rijker ben je in je leven, des te groter is je levensgeluk.

Gebeden en teksten bij deze zondag