Stel u voor: meneer van Bommel gaat schoenen kopen. Hij heeft al wat
schoenen gepast en zegt dan: ik zou toch graag een wat betere kwaliteit
willen. Dat kan, maar als hij dan de prijs hoort, dan schrikt hij ervan
terug, toch maar niet.
Meneer van Rijswijk gaat ook schoenen kopen en hij wil ook een wat
betere kwaliteit en daar heeft hij best wat voor over. "Als ik er goed
en fijn op lopen kan, dan mag dat best wat meer kosten".
Goedkoop is duurkoop is het gezegde, en dat is maar al te vaak waar,
niet alleen als het gaat om schoenen of kleding of andere
gebruiksvoorwerpen, maar minstens evenzeer als het gaat om het leven
zelf, om al die waarden die het leven zijn echte zin en inhoud geven.
Maar velen schrikken terug voor de prijs.
De jongeman uit het evangelie wilde een hogere kwaliteit van leven, hij
wilde wat meer dan de gewone dingen, zoals het onderhouden van de
geboden. Maar als hij de prijs hoort, dan schrikt hij en haakt hij af.
Het kost hem teveel. En zo vergaat het heel velen.
Misschien laten ook wij het vaak om de prijs afweten. We zijn wel van
goede wil, we willen goede mensen zijn, maar tegelijk: het mag niet
teveel kosten, het moet niet te moeilijk worden.
Goedkoop is duurkoop, juist ook hier. We willen allemaal zo graag
gelukkig worden, hoe meer geluk hoe beter, maar dan is het wel noodzaak
dat we kiezen voor een betere kwaliteit van leven én dat we daar de
prijs voor willen betalen. Dat is de ware wijsheid, levenswijsheid, dat
is verstandig omgaan met alle mogelijkheden in je leven. En toch zie je
steeds weer dat velen zo kortzichtig zijn om toch maar te kiezen voor
de goedkoopste en gemakkelijkste manier van leven, om het moeilijke
toch maar uit de weg te gaan.Net als die jongeman uit het evangelie
vindt men zo snel dat de prijs te hoog is.
Maar er is nog een ander probleem: velen beseffen niet waar die betere
kwaliteit van leven in bestaat. Wat is beter leven? Het heeft in elk
geval niets te maken met meer welvaart, meer luxe, meer dingen die het
leven gemakkelijker maken. Het evangelie van vandaag geeft ook
duidelijk aan waar dat betere leven in bestaat: nl. in kiezen voor de
medemens, en wel heel concreet: zorgen voor de hulpbehoevende medemens,
hulpbehoevend in de breedste zin van het woord. Verkoop je bezit en
geef het geld aan de armen, kreeg de jongeman te horen: dat is nl. de
hulp die armen nodig hebben. Zo hebben eenzamen tijd en aandacht nodig,
verdrietigen troost en opbeuring, zieken naast concrete verzorging ook
meeleven en ondersteuning. Die zorg voor de medemens is het betere
leven en die is beslist niet goedkoop. Jezus is daar heel radicaal in.
Armen helpen is, in zijn visie, niet het geven van een paar centen die
toch over hebt, maar het geven van alles wat je hebt. Mensen die het
moeilijk hebben helpen, moet ook meer zijn dan zo nu en dan eens iets
van je tijd geven, als dat zo uitkomt, maar het gaat om alles wat je
geven kunt aan tijd en aandacht. Maar die prijs is velen te hoog. En ze
vinden het dom. Je bent wel gek om al je geld aan de armen te geven. Je
bent wel gek om al je vrije tijd te steken in vrijwilligerswerk of iets
soortgelijks. En toch, die houding is dom en kortzichtig.
We willen allemaal geluk in ons leven maar om dat te bereiken moet onze
houding zijn: anderen gelukkig willen maken, en minstens: alles doen om
het ongeluk van anderen te verzachten en te verminderen. Dat is de
prijs. En juist hier geldt: goedkoop is vaak een miskoop.
Mag het iets meer zijn, vraagt de groenteman
als hij drie kilo appels voor me afweegt. Ja natuurlijk.
Zou je een half uurtje kunnen overwerken, vraagt een afdelingshoofd in
een ziekenhuis,
er heeft zich iemand ziek gemeld. Ja natuurlijk.
Wil jij voor mij vandaag de afwas doen, vraagt het ene zusje aan de
ander,
want ik moet naar een extra repetitie. Ja natuurlijk.
Mag het iets meer zijn? Als het in ons voordeel is, dan is het altijd
wel: ja natuurlijk.
Maar als het in ons nadeel is, als het wat meer van ons vraagt dan wat
gewoon is,
zeggen we dan ook altijd: ja natuurlijk?
Of voelen we ons al heel gauw overvraagd?
Zeggen en denken we: dat hoef ik niet en dus doe ik het niet.
Onze rechten en plichten zijn in veel gevallen duidelijk omschreven.
En dat we voor onze rechten moeten opkomen, dat wordt ons van alle
kanten aangepraat.
Met onze plichten springen we vaak wat slordiger om.
Maar als het gaat om meer doen dan je moet, dan wordt het wel eens heel
moeilijk.
Een moeder van vier kinderen met nog een halve baan
rekende eens uit dat zij wel 10 tot 12 uur per dag aan het werk was.
Zij besloot om het eens anders te doen: 8 uur per dag en geen minuut
meer.
Het gevolg was dat er 's avond soms niet meer gekookt werd
of dat de hele afwas bleef staan, of de bedden niet opgemaakt werden
omdat haar werktijd verstreken was.
Een bejaard echtpaar woonden nog zelfstandig,
hij was zwaar gehandicapt maar met wat hulp van de thuiszorg
lukte het de vrouw heel goed om voor hem te zorgen.
Maar op een dag besloot zij op aandringen van vriendinnen
dat een achturige werkdag ook voor haar moest gelden,
en dus stopte zij met zorgen als haar tijd om was.
Ik denk dat u dit allemaal absurde voorbeelden vindt,
geen moeder en geen echtgenote zal zo redeneren en handelen.
Gelukkig niet, anders liep het in veel situaties grandioos fout.
Maar op andere terreinen wordt er vaak wel zo gedacht en gehandeld.
Arbeidsverhoudingen worden tegenwoordig door allerlei CAO's bepaald,
die precies vastleggen hoeveel en hoelang er gewerkt mag worden.
Het is goed dat op dit terrein rechten en plichten precies omschreven
zijn.
Toch blijft op allerlei gebied de vraag staan:
Mag het iets meer zijn?
Die vraag wordt ons allemaal gesteld
als het gaat om zorg en aandacht te hebben voor elkaar,
als het gaat om een goede sfeer en saamhorigheid in een gemeenschap,
als het gaat om mensen die het moeilijk hebben te ondersteunen.
Mag het iets meer zijn, dat vroeg Jezus ook aan die jongeman in het
evangelie.
Het was zo te horen een heel brave en idealistische jongen,
die beslist niet oppervlakkig door het leven ging
en er wat meer van wilde maken dan de meeste anderen.
Maar toen Jezus aan zijn bezit, zijn geld kwam, toen was dat over.
Dat was teveel gevraagd, dat kon hij niet opbrengen.
En dat gebeurt wel vaker.
Je hebt natuurlijk wel mensen die er de kantjes vanaf lopen,
die nooit ergens aan meedoen, die altijd aan de zijlijn blijven staan,
maar die soms wel commentaar hebben op hetgeen anderen doen.
Maar de meeste mensen zijn best van goede wil.
Ze willen ook best iets doen voor de gemeenschap
maar als het concreet wordt ingevuld, dan schrikken ze wel eens
en voelen zij zich al gauw overvraagd. Dat is me teveel.
Kom toch bij ons koor, we kunnen hard wat nieuwe leden gebruiken.
Ik vind zingen best leuk, maar ik ga niet elke week in de kerk zingen.
Wil je niet helpen bij het brigadieren? We komen nog enkele mensen
tekort.
Ik zou best wat willen helpen, maar ik ga me niet daarop vastleggen.
Wil je wat vrijwilligerswerk doen in het verzorgingstehuis?
Dat zou ik graag doen maar ik heb een drukke baan
ik heb er gewoon geen tijd voor.
En dat is tegenwoordig bij veel jongere mensen heel vaak de
werkelijkheid.
Anderzijds, waar een wil is, is een weg, zegt men wel.
Mag het iets meer zijn dan wat is voorgeschreven, iets meer dan moet?
Gelukkig zijn er in onze gemeenschap die dat wel opbrengen,
die dat gewoon doen uit de goedheid van hun hart.
En bijna altijd zijn ze heel blij dat ze het kunnen doen.
In mijn ogen is die man uit het evangelie een heel verstandige
kerel.
De woorden van Jezus klinken natuurlijk heel idealistisch,
verkoop al wat je hebt en geef het aan de armen,
maar in de praktijk van het leven kun je er niets mee.
Die man was best een idealist, anders kwam hij niet met zijn vraag.
Hij wilde ook best wat meer dan gewoon goed en plichtsgetrouw leven.
Maar in Jezus' antwoord voelt hij zich wel flink overvraagd,
want alles verkopen was wel zijn toekomst verkopen en zo zijn leven
heel onzeker maken.
Dat gaat hem wel een paar grote stappen te ver en dat vind ik heel
begrijpelijk.
Wie is zo gek om alles te verkopen wat hij heeft en dat aan de armen te
geven?
Iedereen die een beetje zijn gezonde verstand gebruikt,
beseft dat het misschien wel een mooi gebaar is,
maar dat je er in feite het armoede probleem daarmee niet oplost
en voor jezelf alleen maar problemen schept.
Nee, ik vind die man een heel verstandige kerel,
maar of hij ook een wijze man is, daar kun je vraagtekens bij zetten.
Verstandig en wijs hebben voor ons meestal dezelfde betekenis,
toch is er een groot verschil van inhoud en reikwijdte,
zeker zoals het begrip wijsheid in het oosten gehanteerd werd,
zoals er ook in de eerste lezing van vandaag over gesproken werd.
Iemand is verstandig als hij over dingen nadenkt,
het voor en tegen op een rijtje zet en dan een keuze maakt.
Dat is een heel belangrijke levenshouding,
zeker als het gaat om meer fundamentele zaken
die je leven grondig kunnen veranderen.
Daar hebben we toch verstand voor gekregen.
Er zijn natuurlijk wel mensen die hun verstand lang niet altijd
gebruiken,
en maar doen wat in hen opkomt, of wat de anderen ook doen,
maar soms moeten ze achteraf zeggen: wat ben ik dom geweest.
Maar echte wijsheid gaat veel verder van verstandelijk over dingen
nadenken,
het zit voor een deel in je hoofd maar ook voor een groot deel in je
hart.
In je hart zitten veel ervaringen, door ervaring wijs geworden, zeggen
we wel.
in je hart zit, als het goed is, ook een stuk idealisme,
waardoor je vaak toch anders tegen dingen aankijkt.
Neem meneer Marsman. Hij heeft een goede baan, verdient goed,
maar hij krijgt de kans om in een andere baan nog veel meer te
verdienen.
En iedereen zegt: man als je verstandig bent, pak je die baan,
je gaat er alleen maar op vooruit.
Maar zijn nieuwe baan zou wel betekenen dat hij ofwel moet verhuizen,
ofwel elke dag lange reistijden moet maken.
Hij weet dat zijn vrouw en kinderen niet graag verhuizen,
en als hij langer moet reizen, ziet hij zijn kinderen minder.
En na lang nadenken besluit hij de nieuwe baan niet te nemen.
Je bent gek dat je die kans voorbij laat gaan, roept iedereen.
Maar ik denk dat meneer Marsman een heel wijs besluit nam.
Hij besefte dat meer verdienen hem niet gelukkiger zou maken,
maar dat zijn levensgeluk lag in de verbondenheid met zijn gezin.
Mevrouw Nachtegaal gaat met haar zestigste in de vut.
Ze is heel haar leven verpleegster geweest en haar werk met veel
toewijding gedaan. Altijd stond zij voor iedereen klaar.
Bij haar afscheid kreeg ze lovende woorden te horen
en werd haar nog vele rustige jaren toegewenst,
jaren waarin ze nog echt van het leven kon genieten.
Tot ieders verbazing trok zij na een paar maanden naar India
om daar in een weeshuis voor aids kinderen te gaan werken.
Ze is gek, vond velen van haar oud collega's.
Maar zijzelf had er lang over nagedacht en vond zich nog te jong om
helemaal niets te doen.
Ze kon nog best wat voor anderen betekenen, meende ze.
Ze wist dat zij in haar werk voor de weeskinderen meer plezier zou
vinden dan in het genieten van haar pensioen en daarom was het een wijs
besluit.
Die man uit het evangelie was zo verstandig om niet alles te verkopen.
maar als hij echt een wijs man was geweest, als hij echt wat meer wilde
dan het onderhouden van de bestaande geboden en regels,
als zijn idealisme net wat groter geweest zou zijn,
dan had hij wellicht beseft dat hij gelukkiger zou zijn als hij arme
mensen weer een beetje toekomst kon geven
dan dat hij zijn eigen toekomst veilig stelde door vast te houden aan
zijn bezit.
Ik denk dat we onszelf wel zien als verstandige mensen,
maar misschien moeten we ons wat meer afvragen of we ook wijze mensen
zijn.
Maar misschien moet je daar ook een beetje gek voor zijn.
Ik ben ooit op bezoek geweest in een parochie in het Noorden van de
Filippijnen.
Daar werkten twee Belgische priesters, broers van elkaar.
Van huis uit hadden ze nogal wat centen en daarmee hadden ze een
prachtige kerk gebouwd en een grote ruime pastorie. Ze hadden een
sjieke auto.
Wat huisvesting en leefwijze betreft staken ze ver uit boven de meesten
van hun parochianen.
Ik ken ook een priester die in Brazilië werkt, in de sloppenwijken van
een enorme grote stad. Hij werkt er niet alleen maar woont er ook, in
net zo'n armzalig krotje als zijn parochianen, hij eet hetzelfde
voedsel en heeft geen auto.
Ik dacht dat deze twee voorbeelden een goede illustratie vormden van
het evangelieverhaal van vandaag. Waar gaat het om? De vraag is: Wat is
nodig om een goed leven te leiden?
Daar kun je verschillende antwoorden op geven.
De eerste voorwaarde voor een goed leven is dat je niemand kwaad doet,
niemand benadeelt, niemand pijn doet.
Dat wordt vooral verwoord in de tien geboden
en andere leefregels die moeten voorkomen dat er chaos ontstaat tussen
mensen.
Maar hier gaat het wel om een soort minimum.
Als je geen slechte dingen doet, ben je daardoor alleen nog geen goede
mens.
Een tweede voorwaarde voor een goed leven is dat je je plichten
vervult,
je plichten die voortvloeien uit je beroep, uit je werk,
de plichten van ouders, leerkrachten, pastoors, bestuurders, noem maar
op.
Wie dat doet, leeft goed. Maar echt goed zijn gaat vaak een stuk
verder. Wat gewoon goed is, kan vaak toch beter, en daar gaat het Jezus
om. En dat betere bestaat in meer doen dan je per se verplicht ben,
meer dan je moet. Velen zullen dat dom vinden. maar voor hem is dat de
ware levenswijsheid.
We mogen niet tevreden zijn met het minimum,
maar in de geest van Jezus moeten we idealisten zijn,
mensen die streven naar iets hogers, iets beters.
Om even terug te komen op de voorbeelden waarmee ik begonnen ben. Die
Belgische broers met hun mooie kerk en pastorie vervulden hun plichten
heel goed, het waren goede en toegewijde priesters. En toch een
priester die zelf ook in een krot gaat wonen, die in zijn solidariteit
met zijn parochianen ook hun armoede deelt, voor die mens heb ik grote
bewondering. Maar niet iedereen kan dat opbrengen
en velen zullen het maar dom vinden.
Maar ik denk dat hij in de geest van Jezus veel meer voor zijn mensen
betekent,
dan iemand die precies zijn plichten vervult.
Gewoon goed leven of het betere doen. Voor die keuze staan we allemaal.
En laten we niet vergeten: het heeft bovenal te maken met de manier
waarop we omgaan met elkaar. De geboden die in het evangelie genoemd
worden betreffen onze minimale plichten jegens onze evenmens. Als we
die in ons leven onderhouden, dan is het in elk geval niet slecht. Maar
is het dan goed genoeg?
Ook tegen ons zou gezegd kunnen worden: er ontbreekt nog iets: je kunt
nog meer doen. Voor die rijke jongeman in het evangelie was dat:
ga verkopen wat je bezit en geef het aan de armen, m.a.w. doe wat meer
voor noodlijdende medemensen.
Er ontbreekt nog iets, je kunt nog meer doen. Wat betekent dat voor
ons, mensen van goede wil? Het is moeilijk om dat in zijn algemeenheid
in te vullen, iedere mens en iedere levenssituatie is verschillend.
Voor de een kan het vrijwilligerswerk zijn, of misschien wat meer
vrijwilligerswerk,
voor een ander het regelmatig bezoeken van een zieke of eenzame mens,
voor een derde: het geduldig luisteren naar het verhaal dat hij al tien
keer gehoord hebt. Het kan de vorm krijgen van verdraagzaamheid,
vergevingsgezindheid,
een woord van troost, een gebaar van hartelijkheid, en soms ook de vorm
van een geldelijke bijdrage.
De man uit het evangelie ging ontdaan heen. Dat wat meer doen was voor
hem een brug te ver.
Wat doen wij? Durven wij wel wat meer te doen dan per se moet,
wat meer voor de gemeenschap, wat meer voor de parochie, wat meer voor
de jeugd, wat meer voor de ouderen.
Een beetje meer kan al een heel groot verschil maken voor een leefbare
gemeenschap.