Gebeden op de zesentwintigste zondag door het jaar

Inleiding:

De afgelopen week was het vredesweek, aandacht voor het mooiste en moeilijkste dat we kennen: echte vrede, tussen volken, tussen individuen. Op alle mogelijke manieren wordt die vrede regelmatig verstoord in het groot en dan kijken we bijvoorbeeld naar Afghanistan, in het klein in onze eigen samenleving en dan hoef je maar naar bijvoorbeeld Hart van Nederland te kijken om een heleboel voorbeelden van onvrede te zien, allerlei situaties waarin goede relaties verstoord worden door gewelddadigheden, agressie in allerlei vormen. Men spreekt van verharding van de samenleving, terwijl een houding van respect, tolerantie en mildheid jegens anderen een elementaire voorwaarde is voor een vreedzame samenleving. Hoe tolerant zijn wij jegens mensen die anders denken en doen dan wij gewend zijn, dan wij wellicht normaal vinden? Hoe tolerant of misschien beter hoe intolerant zijn wij naar eigen fouten en tekortkomingen toe of praten we die al heel vlug goed? Met de woorden van Jezus in het evangelie willen we daar even over nadenken.

Openingsgebed:

God van alle mensen, God voor alle mensen, U laat uw Geest waaien waar hij wil, overal ter wereld brengt hij mensen in beweging om te werken aan vrede, aan eerbiediging van mensenrechten, aan een rechtvaardige verdeling van de rijkdommen der aarde. Schenk ook ons uw geest van wijsheid en kracht opdat ook wij in beweging komen om te werken aan een samenleving waarin ruimte is voor ieder mens, vrede en welvaart voor iedereen. Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen

Gebed over de gaven:

God van alle mensen, God voor alle mensen, in uw huis is ruimte voor velen, aan uw tafel is iedereen welkom. Schenk ons uw Geest van liefde opdat wij ons niet schuldig maken aan vooroordelen of discriminatie die mensen buitensluit, aan hokjesgeest waardoor mensen zich niet ontplooien kunnen. Moge de geest van saamhorigheid die wij aan deze tafel beleven ons hele leven doordrenken, tot welzijn van heel onze mensengemeenschap. Amen

Slotgebed

God van alle mensen, God voor alle mensen, nu wij weer onze eigen wegen gaan, bidden wij U: help ons dat we bruggenbouwers zijn en mensen tot elkaar brengen, dat wij deuren opzetten om elkaar van harte te ontmoeten, dat we scheidsmuren afbreken en mensen bevrijden uit hun isolement. Laat uw Geest van liefde waaien door heel onze gemeenschap opdat iedereen zijn naaste met welwillendheid tegemoet treedt. Dat bidden wij U in Jezus' naam. Amen

Voorbede
    Bidden wij om een bevrijdende en hartverwarmende kerk,
    die open staat voor alle mensen en alle culturen,
    die oog heeft voor het goede dat buiten haar gedaan wordt;
    bidden wij om een kerk die geen harde veroordelingen uitspreekt
    maar het positieve dat onder mensen groeit, waardeert en stimuleert.
    Laat ons zingend bidden.
    Bidden wij om een zorgzame en creatieve samenleving,
    die niet door angst wordt geregeerd
    en zich niet schuldig maakt aan hokjesgeest;
    bidden wij om een samenleving,
    die niemand uitsluit, geen mens vergeet,
    en aan kansarmen en minstbedeelden de meeste rechten toekent.
    Laat ons zingend bidden.

    Bidden wij om een ommekeer in ons denken en doen,
    dat wij het anders-zijn van anderen, niet als een bedreiging zien
    maar als een aanvulling en verrijking;
    dat wij het welzijn van de gemeenschap zwaarder laten wegen
    dan eigen belangen en voordelen.
    Laat ons zingend bidden.

    Bidden wij voor alle kinderen die opgroeien in onze samenleving,
    dat zij zich veilig en geborgen weten, thuis en op school
    en beschermd worden tegen kwade invloeden
    maar dat zij ook de kans krijgen zich te ontplooien
    zodat ze kunnen uitgroeien tot goede en gezonde volwassenen.
    Laat onze zingend bidden.

    God, maak uw Geest over ons vaardig
    en geef dat wij, onder inspiratie van die Geest,
    grenzen verleggen, muren afbreken tussen mensen
    en zo bouwen aan uw koninkrijk van liefde, waarheid en vrede. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij de zesentwintigste zondag door het jaar
Gebed
    Vergeef mijn handen:
    ze sloegen toen ze konden strelen,
    ze waren lui toen ze moesten helpen;
    vergeef mijn voeten:
    ze schopten toen ze moesten stampen uit protest,
    ze liepen weg toen problemen aangepakt konden worden;
    vergeef mijn ogen:
    ze bleven kijken toen ze zich moesten sluiten,
    ze bleven blind terwijl ze konden zien;
    vergeef mijn lippen:
    ze spraken leugens in plaats van de waarheid,
    ze zwegen toen ze moesten spreken;
    vergeef mijn oren:
    ze waren doof toen ze moesten luisteren,
    ze hoorden maar namen niet het goede op.
    Vergeef me God
    die er altijd is voor mij,
    vergeef me en geef me een nieuwe kans,
    ik wil opnieuw proberen te leven
    met hart en ziel voor Jou.
Gebed
    Heer, laat niet toe dat ik dingen zie,
    die verkeerde gedachten opwekken.
    Het zou beter voor mij zijn dat ik blind was.
    Heer, laat niet toe dat ik mijn lippen
    met onreine woorden besmet.
    Het zou beter voor mij zijn, dat ik stom was.
    Heer, laat niet toe dat ik
    een of ander woord van laster of smaad verneem.
    Het zou beter voor mij zijn, dat ik doof was.
    Heer, laat niet toe dat ik
    iemand vol begeerte aanschouw
    die mijn zuster zijn kon.
    Het zou beter voor mij zijn, dat ik dood was.
Toegewend
    Waar mensen zich toewenden naar elkaar
    en ervan afzien om over elkaar
    macht uit te oefenen -
    daar kan iets van God gebeuren.

    Waar mensen niet meer geloven in
    het recht van de sterkste -
    daar kan iets van God gebeuren.

    Waar mensen elkaar gaan herkennen
    en aanvaarden als kwetsbare lotgenoten,
    als breekbare reisgenoten -
    daar kan het Koninkrijk van God komen.

    Waar mensen van elkaar willen weten,
    dat ze geen van allen zonder liefde kunnen,
    dat ze zich geen van allen kunnen beschermen
    tegen de pijn die het leven huilen doet -
    daar kan iets van God gebeuren.

    God komt nooit met vertoon van macht.
    Maar in ogen van zwakken en weerlozen
    zie je het licht van zijn Gelaat.

      L. Loosen sj:
Drempels
    Drempels tussen de een en de ander.
    Waarom zijn er drempels?
    Het kan zijn omdat je tégen iemand opziet.
    Iemand staat op een afstand.
    Je zegt 'U' tegen hem. Dat is veiliger.
    Je voelt je niet helemaal thuis bij de ander.
    Je kunt niet jezelf zijn.
    Je voelt dat je je moet inhouden.

    Een mens kan ook drempels oplopen in zijn leven.
    Als je onbegrip ondervindt.
    Als je tegen een muur aanloopt.
    Als je wantrouwen ondervindt.
    Als je geen gehoor vindt.
    Als je buiten wordt gehouden of gezet.

    Zo een drempel kan heel hoog worden.
    Zo hoog dat je er achter verdwijnt.
    Je kunt niets meer van jezelf laten zien.
    Je wilt misschien wel, maar durft niet meer...
    bang voor nieuwe teleurstellingen,
    opnieuw afgewezen te worden.

      Marinus van den Berg
Egoïsme
    De wereld in tweeën delen
    de goede en de slechte,
    jezelf bij de eerste rekenen
    en zo jezelf prijzen ten koste van anderen.

    De wereld in drieën delen
    die werken, die niet meer kunnen werken
    en die niet willen werken,
    jezelf bij de eerste tellen
    en zo jezelf beter achten ten koste van anderen.

    in oost en west, rijk en arm
    en het daarbij houden, omdat zo duidelijk is:
    ieder zijn plaats
    maar wij toevallig wel de beste,
    en zo onszelf handhaven ten koste van anderen
Binnen de kring
    Geloven op je dooie eentje,
    of met zijn tweetjes dat gaat eigenlijk niet.
    Als gelovige kun je nooit solist zijn.

    Je zult altijd zoeken
    naar verbondenheid met anderen,
    naar een of andere vorm van gemeenschap.

    Geloven betekent altijd:
    meegeloven met anderen.

    Ons geloof is niet levend
    als we het niet met elkaar delen.
    Ook mijn twijfel
    en mijn gevecht om God
    en mijn steeds verdergaande vragen ze zijn alleen maar uit te houden,
    alleen maar vol te houden
    als ik die kan beleven
    binnen de kring.
    te midden van mijn broeders enn zusters,
    in de ruimte waar ik thuis hoor:
    in de gemeenschap van de gelovigen.

      L. Loosen sj
De hemel begint thuis

    Er waren eens twee monniken. Ze hadden allebei in een heel oud boek gelezen dat aan het eind van de wereld een plek te vinden zou zijn, waar hemel en aarde tezamen kwamen. Ze besloten die plaats te zoeken en niet terug te keren, voordat ze hem gevonden hadden.
    Ze liepen de hele wereld door, overwonnen ontelbare gevaren, doorstonden alle ontberingen die zo'n tocht door de wereld maar kan opleveren en leden onder alle mogelijke verleidingen die mensen van hun doel kunnen afhouden.
    Er zou daar een deur zijn -zo stond in het boek -waarop ze maar behoefden te kloppen om bij God te komen. Eindelijk vonden ze wat ze zochten. Ze klopten op de deur. Met bevend hart zagen ze, hoe hij openging.
    Toen ze naar binnen liepen, bleken ze thuis in hun kloostercel te staan. Toen begrepen ze dat de plek, waar hemel en aarde elkaar ontmoeten, in de wereld is, op de plek die je van God gegeven is.

Leid ons niet in bekoring

    Er waren eens twee monniken op reis gingen. Ze stapten welgemoed en uiteraard zwijgend verder tot ze bij een woeste rivier kwamen.
    Er stond een buitengewoon knap meisje aan de kant: ze huilde, want niemand wilde haar helpen over de rivier. De jongste monnik bedacht zich niet lang, nam haar in zijn armen en droeg haar door de wilde stroom.
    De gehele dag liepen de monniken verder in diep zwijgen. Maar tegen de avond barstte de oudste uit: 'Hoe durf je het eigenlijk. Een monnik mag niet eens een vrouw aanzien, en jij neemt er zelfs een in je armen en draagt haar!'
    En de jongste antwoordde: 'Ik heb haar daar aan de oever weer losgelaten, maar jij draagt haar nu nog.

De Les van de vlinder

    "Op een dag, verscheen er een kleine opening in een cocon. Een man zat uren te kijken hoe de vlinder zijn lijf door de kleine opening probeerde te worstelen." Op een gegeven moment leek het of de vlinder geen vooruitgang meer boekte. Het leek of hij niet verder kon dan hij gekomen was.
    De man besloot de vlinder te helpen: hij pakte een schaar en opende de cocon. De vlinder kwam er nu een stuk gemakkelijker uit. Maar de vlinder had een verweerd lijf. Hij was klein, met verschrompelde vleugels.
    De man bleef kijken want hij verwachtte dat de vleugels zich elk moment zouden openen en groter en steviger zouden worden zodat ze het lijf konden dragen. Er gebeurde niets !
    Integendeel, de vlinder leefde zijn leven al strompelend. Hij kon zich slecht bewegen met zijn verweerde en verschrompelde vleugels. Hij heeft nooit kunnen vliegen.
    De man was vol liefde en goede bedoelingen, maar begreep niet dat de kleine opening in de cocon en de worsteling van de vlinder om er uit te komen, de natuurlijke weg was om vocht vanuit het lijf in de vleugels te persen, zodat hij gereed zou zijn om te vliegen zodra hij de cocon had verlaten.
    Soms, zijn worstelingen precies wat we nodig hebben in het leven. Als we ons leven zouden leven zonder obstakels zouden we kreupel raken. We zouden niet zo sterk zijn als we zouden moeten zijn. We zouden nooit kunnen vliegen.

terug naar de overweging