Onze samenleving is ingedeeld in allerlei hokjes en vakjes. En
zolang ieder maar in zijn eigen hokje blijft, dan is er niets aan de
hand. Maar een ander moet niet proberen in ons hokje te komen, daar is
hij niet welkom. En als je door de samenleving in een bepaald vakje
gestopt ben, dan mag je daar niet meer uit. Hokjesgeest is dat en het
komt meer voor dan we zelf in de gaten hebben.
Jezus' leerlingen waren verontwaardigd omdat buitenstaanders in Jezus'
naam goed gedaan hadden, terwijl zij helemaal niet bij hun groep
hoorden. Maar Jezus reageert heel nuchter: wat maakt dat nu uit, als ze
maar goed doen.
Tegenwoordig kennen we dat gelukkig niet meer maar als vroeger een
katholiek eens naar een protestantse kerk ging, dan was dat schande en
zonde. Ieder hoorde in zijn eigen hokje te blijven. Ik denk dat Jezus
zou zeggen: wat maakt dat toch uit, als ze maar bidden in mijn naam.
Een oudere man in de mijnstreek vertelde eens verontwaardigd hoe zijn
kinderen geweigerd werden voor de eerste communie omdat hij toen bij de
socialistische mijnwerkersbond was, bij de rooien. Zijn kinderen
mochten niet echt in het katholieke hokje zijn omdat volgens de pastoor
de vader in het verkeerde hok zat. Ik denk dat Jezus die handelswijze
zonder meer afgekeurd zou hebben: wat maakt het nu uit, als die vader
maar goed voor zijn kinderen zorgt.
Groepsvorming is natuurlijk heel normaal, dat gebeurt altijd en overal
op allerlei niveaus. Het is vanzelfsprekend dat families een hechte
groep vormen, dat vrienden elkaar opzoeken, dat gelijke belangen,
gelijke idealen mensen bij elkaar brengen.
En natuurlijk liggen soms grenzen van groepen vast: als een
vrachtwagenchauffeur hoort niet thuis bij de bond van huisartsen, en
een fietsenmaker hoort niet thuis bij de apothekersvereniging.
Maar heel vaak worden door mensen onnodige en bedenkelijke grenzen
opgeworpen, grenzen die er niet zouden mogen zijn. Vaak worden mensen
buitengesloten op grond van vooroordelen of zelfs discriminatie, of ook
een stuk onverschilligheid of zelfs domheid.
Als een Nederlander en een Turk voor dezelfde baan komen solliciteren,
dan heeft in de meeste gevallen die Turk geen schijn van kans. En als
er ergens een woonwagenbewoner aan de deur komt, dan wordt die zo gauw
mogelijk afgepoeierd, daar wil men niets mee te maken hebben.
Hokjesgeest is dat en ook al is het vaak best een beetje begrijpelijk,
het is niet goed te praten en toch je komt het overal tegen, in het
groot en in het klein.
Iemand die pas een kamer in een verzorgingstehuis gekregen had, zei me
eens: Ik weet gewoon niet waar ik kan gaan zitten, want steeds krijg ik
te horen: hier mag jij niet zitten, daar zitten wij altijd met een vast
groepje. Over gastvrijheid gesproken! Onbedoeld en onbewust zijn mensen
soms hard en geven anderen het gevoel dat ze er niet bij horen, en dat
is heel erg.
Zeker in het verleden maar ook nu nog wel hebben sommige gelovige en
kerkelijke mensen ook iets van zo n bedenkelijke hokjesgeest: zo van:
wij zitten in het goede hokje en al die andersdenkenden in het
verkeerde of ze dwalen maar wat rond. Sommige gelovige mensen hebben
een beetje de neiging om zichzelf een beetje bij de beteren te rekenen
en neer te kijken op de anderen. Ik denk dat Jezus tegen hen en ons zou
zeggen: het kan me niets schelen bij welke groep je hoort, als je mijn
idealen maar uitdraagt en mijn blijde boodschap maar daadwerkelijk
gestalte heeft in je leven. Wie niet tegen ons is, is voor ons.
Wij zijn allemaal wel een beetje hekkensluiters, bewust of onbewust.
Hekkensluiters niet in de zin dat we altijd achteraan lopen,
de laatsten zijn om het hek te sluiten, dat is de letterlijke
betekenis.
Maar in de zin dat we alles graag met hekken afsluiten,
dat we terreinen afbakenen met de boodschap:
dit is voor jou verboden toegang, hier mag jij niet komen.
Of andersom: we bakenen terreinen af om te zeggen:
dit is jouw gebied, daar mag jij niet buiten komen.
Jij moet in jouw hokje blijven.
Als er een nieuw huis gebouwd gaat worden, dan is de eerste handeling
dat er een groot hekwerk rond de bouwplaats wordt opgetrokken.
Dat heeft een tweeledig doel:
enerzijds ter bescherming van alle spullen die er opgeslagen liggen,
om ongewenste gasten met lange vingers te weren van de bouwplaats,
anderzijds ter bescherming van voorbijgangers of nieuwsgierigen
die zich zouden kunnen bezeren op de meestal wat rommelige bouwplaats.
Als het huis klaar is, wordt er een muur omheen gebouwd, of een hek of
een stevige heg van coniferen of andere struiken.
En de boodschap is ook overduidelijk: dit is ons terrein ,
wie hier niets te zoeken heeft, moet wegblijven.
Als een kind geboren is, doen wij eigenlijk iets soortgelijks.
Er wordt er ook al gauw een hekje omheen gezet,
ik bedoel de box waarin de meeste kinderen heel wat uurtjes in
doorbrengen in hun eerste levensjaar.
Ook dat is ter bescherming van het kind.
Zo gauw het ook maar een beetje kan kruipen, wil het ook overal naartoe
en overal aanzitten
en dan zou het zich lelijk kunnen bezeren.
En als het kind heeft leren lopen en buiten mag spelen,
dan komt er een groot hek rond het huis om te voorkomen dat het de
straat op gaat.
Ook ter bescherming van het kind.
We zijn hekkensluiters, we sluiten alles af met hekwerken
vaak in letterlijke zin, maar ook in figuurlijke zin
En zolang we dat doen ter bescherming van mensen,
kan dat heel goed zijn, soms echt noodzakelijk,
zeker als het gaat om zwakke mensen of kleine kinderen,
maar het kan ook heel benauwend en frustrerend werken.
Het kan zelfs in bepaalde omstandigheden heel onrechtvaardig zijn.
In het evangelie hoorden we hoe Jezus' leerlingen een beetje
verontwaardigd reageren als buitenstaanders in Jezus' naam mensen beter
gemaakt hebben.
In hun ogen gingen die buiten hun boekje: dat was hun terrein,
daar hadden die anderen niets te zoeken.
Maar Jezus zegt eigenlijk: doe niet zo bekrompen, geef ze toch wat
ruimte. Zolang ze iets goeds doen, is het toch altijd de moeite waard.
Eigenlijk zegt hij tegen ons: wees toch een beetje ruimdenkend,
claim niet te vlug dat iets jouw terrein is, zeker niet als het gaat om
goed zijn en goed doen aan anderen,
geef niet toe aan een soort hokjesgeest waarin ieder op zijn eigen plek
moet blijven,
dat kan voor het geheel heel schadelijk zijn.
Als kinderen klein zijn, en dus heel kwetsbaar,
moet je ze beschermen tegen gevaren van die grote buitenwereld.
Maar de kunst van opvoeden is ook ze de ruimte te geven
om die grote wereld met al haar mogelijkheden en onmogelijkheden
te verkennen om te leren hoe er mee om te gaan.
Ouders die te beschermend zijn voor hun kinderen
maken het hun veel en veel moeilijker om echt volwassen te worden.
Te vaak worden er in de samenleving hekken en hekwerken opgetrokken
alleen om eigen belangen, eigen voordelen, eigen welvaart te
beschermen.
Willen we onze samenleving echt leefbaar maken voor iedereen,
dan moeten we geen hekkensluiters zijn maar juist mensen zijn die
hekken open zetten,
dan moeten we open staan voor elkaar, elkaar ruimte geven.
En anderen ruimte geven, betekent heel vaak:
zelf tevreden zijn met wat minder ruimte.
Daar ligt de kunst van leven en samen leven,
de kunst om steeds het goede te willen voor iedereen.
Ik weet niet wat u gedacht hebt bij het beluisteren van het laatste
gedeelte van dit evangelie, maar toen ik deze tekst las, moest ik
denken aan die donderpreken van vroeger: toen ging het ook van dik hout
zaagt men planken, toen werd er ook zo vlug gedreigd met de straf van
de hel.
Dat was de tijd dat de predikanten ook alles afwisten van goed en
kwaad, en ook precies wisten aan te geven wie bij de goeden hoorden en
nog meer: wie bij de slechten, wie de hemel verdienden en wie zeker in
de hel terecht kwamen, nou ja, bijna zeker, want misschien hadden ze
nog een heel klein kansje om zich op het laatste ogenblik te bekeren.
Dat was ook de tijd dat katholieken en protestanten elkaar
verketterden, dat het hier in het katholieke zuiden kon gebeuren dat
katholieke kinderen niet mochten spelen met protestantse kinderen, want
die zaten, klein en onschuldig als ze waren, toch aan de verkeerde
kant.
Ieder moest in zijn eigen hok blijven.
Dat was ook de tijd dat een jongen of meisje thuis verstoten kon worden
als hij of zij protestant werd om te kunnen trouwen met degene van wie
ze hielden, met alle verdriet en pijn die daar het gevolg van waren.
Dit is gelukkig verleden tijd, en tegelijk toch ook weer niet.
De wrijving tussen katholieken en protestanten is dan wel verleden
tijd,
maar nu is er vaak wrijving tussen christenen en moslims.
Te gemakkelijk worden soms alle moslims bij de slechten gerekend,
te vaak ziet men in moslims potentiële terroristen, een gevaar voor de
samenleving en dat is wezenlijk een onchristelijke houding.
Nou, dat soort hokjesgeest heeft Jezus zeker nooit bedoeld, dat blijkt
ook wel uit het evangelie, m.n. ook uit de tekst van vandaag.
Johannes spreekt er schande van dat iemand die geen volgeling is van
Jezus, toch in zijn naam wonderen doet. Dat kan toch niet! Maar Jezus
wuift de verontwaardiging van Johannes heel luchtig weg. Laat hem toch,
Als hij maar goed doet, maakt het toch niets uit in wiens naam hij het
doet. Wie niet tegen ons is, is voor ons.
Heel Jezus' prediking, al zijn handelen: het gaat steeds om zorg en
aandacht voor de medemens,
met name voor de kleine, de zwakke. de weerloze, de verdrukte. Zijn
blijde boodschap gaat heel concreet om goed doen, goed zijn voor
anderen: een beker water, een woord van troost,
een helpende hand, voor een zieke mens, voor een verdrietige mens,
voor wie dan ook.
In de tijd dat katholieken dachten dat zij alleen in de hemel konden
komen, gebeurde het in een Brabants dorp dat de dokter kwam te
overlijden, een zeer geziene en geliefde arts, die dag en nachts voor
zijn patiënten klaar stond. Er mankeerde maar één ding aan hem: hij was
niet katholiek, hij was niets, geloofde nergens in.
En de mensen in het dorp treurden en zeiden: zo'n goeie mens, wat
verschrikkelijk toch dat hij niet in de hemel kan komen.
Maar de oude pastoor, een wijs man, ergens zijn tijd ver vooruit, zei:
maak je maar geen zorgen: die zit vast en zeker heel hoog in de hemel.
Hij droeg wel niet de naam van Jezus, maar Jezus heeft ongetwijfeld
zichzelf in hem herkend.
Dat vind ik een heel mooie zegswijze: het gaat er niet zozeer om wie of
wat je bent
het gaat er niet om bij welke club je hoort,
of wat jouw politieke, culturele of godsdienstige achtergrond is: als
Jezus zich maar in jou herkennen kan: dat is uiteindelijk het
allerbelangrijkste. En hij zal zichzelf alleen herkennen in het goede
dat we doen voor elkaar.
Toen ik het eerste gedeelte las van het evangelie van vandaag
moest ik denken aan iets wat onlangs hier in Overloon gebeurd is.
Een ernstige zieke wilde graag de ziekenzalving ontvangen
maar ik was op vakantie en priesters zijn schaars tegenwoordig.
Toen hebben, op mijn advies, twee parochianen de gebeden en de zalving
gedaan,
en toen ik terug was vertelde de zieke dat zij en haar gezin
het als heel fijn en zinvol ervaren hadden.
Nu zal dat hier in Overloon niet zo gauw gebeuren,
maar het zou kunnen dat iemand het ongepast zou vinden
en misschien wel naar de bisschop zou stappen.
"Ze hebben iets gedaan wat ze volgens het boekje niet mogen."
De bisschop zou het daar, denk ik, helemaal mee eens zijn maar ik wil
wedden dat Jezus gezegd zou hebben: als ze in mijn naam goed doen, vind
ik dat prima.
Jezus zat niet zo vast aan regeltjes en wetjes,
en volgens de farizeeën ging hij vaak zijn boekje te buiten.
Dat gaf, juist als in deze tijd, de nodige conflicten
maar bij Jezus was het welzijn van de mens steeds belangrijker dan de
regels.
Dat wordt, jammer genoeg, in zijn kerk nogal eens vergeten.
We hebben in onze parochie regelmatig gebedsvieringen.
Van hogerhand wil men die afschaffen of in elk geval inperken,
men vindt dat alleen gewijde personen mogen voor gaan in vieringen,
en als parochianen voorgaan vindt men dat eigenlijk ongepast.
Men wil dat alle vieringen eucharistievieringen zijn, dus met een
priester.
Maar ik durf te wedden dat Jezus zou zeggen:
als jullie in mijn naam samenkomen, ook zonder priester, vind ik dat
prima.
In het evangelie staat ook ergens de uitspraak:
waar twee of drie in mijn naam samenkomen, ben ik in hun midden.
En zeker nu het aantal priesters steeds minder wordt,
is het van belang dat er ook zonder priester gevierd kan worden,
en dat kan op een heel mooie en goede manier gebeuren.
Het zou een enorme verarming van de kerk zijn
als dit helemaal verboden zou worden.
Jezus zou het in elk geval alleen maar toejuichen.
Wellicht zou hij zeggen, zoals in de evangelietekst van vandaag:
wie niet tegen ons is, is voor ons. Doe er niet zo moeilijk over.
Dat was zijn antwoord aan Johannes die het maar niets vond
dat andersdenkenden in zijn naam het kwade uitdreven.
Maar Jezus heeft er geen enkele moeite mee.
In het evangelie van vandaag zie je trouwens twee gezichten van Jezus.
In het eerste deel zie je een milde en tolerante Jezus,
die tegen Johannes zegt: erger je toch niet als mensen iets goed doen,
ook al vind je dat het niet volgens het boekje is.
Nu is die tolerantie en die mildheid vaak ver te zoeken in zijn Kerk,
waarin sommigen zich heel snel ergeren
als er dingen gedaan worden die niet volgens het boekje zijn.
In het tweede deel van het evangelie zien we echter een heel
intolerante Jezus
een die harde taal gebruikt, letterlijk genomen onverteerbare taal.
Je moet die uitspraken dan ook met de nodige korreltjes zout nemen,
Je hand of je voet afhakken om in de hemel te komen,
dat slaat natuurlijk nergens op, maar het benadrukt wel
dat het hier in zijn ogen over heel ernstige zaken gaat.
Aan de ene kant zegt hij: erger je toch niet zo gauw aan anderen,
wind je niet op als je om je heen mensen ziet die anders denken en
anders doen dan jij misschien correct vindt.
Maar, en dan komt de strenge Jezus, kijk eerst naar je zelf,
naar je eigen fouten, naar de ergernissen die jij anderen geeft
door de wijze waarop jij omgaat met mensen,
vooral door je zo gemakkelijk uitgesproken veroordelingen.
Daar moet je je druk over maken want dat is belangrijk
om samen een zinvol leven te leiden.
Een gemeenschap kan alleen dan echt leefbaar zijn,
kan alleen een vreedzame samenleving zijn, als iedereen welwillend
staat tegenover anderen,
welwillend, zoals het woord zegt: het goede willend voor iedereen.
Aan de ene kant vraagt dat heel veel verdraagzaamheid,
want niemand is volmaakt en overal worden wel fouten gemaakt.
Dat vraagt dat mensen elkaar respecteren als mens, als individu, als
gelovige.
Aan de andere kant vraagt het ook de bereidheid om samen te werken
aan een goede verstandhouding in alle gelederen van de gemeenschap. Dan
alleen doen we recht aan de boodschap van het evangelie
dan alleen kan echte vrede werkelijkheid worden.