Gebeden op de vijfentwintigste zondag door het jaar

Inleiding:

We hebben de afgelopen week Prinsjesdag gehad. Aan de ene kant heel veel pracht en praal, met de gouden koets, de hoedenshow van de dames, met al die deftige dames en heren van de Staten Generaal. Als daarna dan de miljoenennota besproken wordt in de Tweede Kamer, dan blijkt toch dat de gewone man, mensen met een uitkering weer met meest getroffen wordt door de bezuinigingen. De grote man en de kleine man, ook in een democratisch land als het onze is daar nog een heel groot verschil tussen. In het evangelie van vandaag maakt Jezus ons duidelijk dat zijn voorkeur uitgaat naar de kleine man. Groot is in zijn ogen degene die zich dienstbaar maakt aan anderen. En daarmee hanteert hij een totaal ander criterium voor grootheid dan wij in onze maatschappij gewend zijn. Het is goed om daar even over na te denken.

Openingsgebed:

Onze Vader in de hemel, Vader van grote en kleine mensen, van de machthebbers en van de rechtelozen in onze wereld. we hebben U door Jezus van Nazareth leren kennen als een God met voorliefde voor de kleinen. Help ons om onze kleinheid te beseffen en ons nooit boven anderen verheven te voelen. Help ons de weg te gaan die Jezus ons gewezen heeft, de weg van de dienstbaarheid. Dat bidden wij in Jezus' naam. Amen.

Gebed over de gaven:

Onze Vader van hemel en aarde, zie genadig neer op ons nu wij hier uw rijk op aarde vieren, dat rijk van vrede en liefde, waarin alle mensen gelijk zijn. Moge Jezus ons voedsel zijn en ons de kracht geven om het levensbrood te delen met elkaar, in een hechte geest van verbondenheid en saamhorigheid. Dat bidden wij in Jezus' naam. Amen

Slotgebed:

Onze Vader van hemel en aarde, wij verlangen naar uw hemel op aarde maar vaak maken we het leven hier tot een hel door onze machtsstrijd, waardoor mensen beschadigd worden, letterlijk en figuurlijk, door onze grootheidswaan waardoor mensen gekleineerd worden, door onze competitie geest waardoor mensen in de hoek gedrukt worden. Schenk ons uw Geest van wijsheid en kracht opdat we ons nooit te groot voelen om ons dienstbaar te maken aan iedereen met wie wij het leven delen, vooral aan de kleinen en de zwakken. Dat bidden wij in Jezus' naam. Amen

Voorbede
    Wij bidden voor alle belangrijke mensen in onze samenleving,
    voor allen die leidinggevende functies bekleden,
    dat zij zich nooit verheven voelen boven anderen
    en zich steeds oprecht dienstbaar maken aan de mensen
    die aan hun zorgen zijn toevertrouwd.
    Laat ons zingend bidden.

    Wij bidden voor alle belangrijke mensen in onze samenleving,
    voor alle Bekende Nederlanders en andere beroemdheden,
    dat zij zich nooit te groot en te voornaam voelen
    om omgang te hebben met de gewone mensen
    en hen altijd met respect tegemoet treden.
    Laat ons zingend bidden.

    Wij bidden voor alle onbelangrijke mensen in onze samenleving,
    voor allen die een beetje aan de zijlijn staan in het grote gebeuren,
    dat zij toch zichzelf kunnen zijn en alle ruimte krijgen
    om zich te ontplooien en een goed bestaan op te bouwen.
    Laat ons zingend bidden.

    Wij bidden voor alle kinderen in onze samenleving,
    vooral voor hen die wel veel speelgoed krijgen maar weinig liefde,
    dat zij geholpen worden om op te groeien tot goede mensen,
    die veelliefdevolle zorg kunnen geven aan anderen.
    laat ons zingend bidden.

    Barmhartige, liefdevolle en betrouwbare God,
    U hebt een zwak voor kleine en weerloze mensen;
    en dienstbare mensen die zich voor anderen inzetten, acht U hoog.
    Wij bidden U: maak ons vertrouwd met de levenswijsheid van uw Zoon Jezus,
    die ons allen is voorgegaan in dienstbaarheid. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij de vijfentwintigste zondag door het jaar
Het lied van kennis inkomen en macht
    Een lied tegen de wijzen
    die wijs zijn voor zichzelf,
    die denken en bewijzen
    ten bate van zichzelf.
    dat zij zich herbezinnen
    op God die Schepper is
    en die van den beginne
    een bron van wijsheid is.

    Een lied tegen de rijken
    die rijk zijn zondermeer,
    die enkel nog bekijken
    het spel van meer en meer.
    Dat zij in deze dagen
    nog de Messias zien
    in mensen die geslagen,
    gedeerd zijn, ongezien.

    Een lied tegen de sterken
    het volk van stand en staat,
    die aan hun status werken,
    gedreven zonder maat.
    Dat zij niet tegenstreven
    de Geest van alle tijd,
    die over alle leven
    haar kracht heeft uitgespreid.

    Een lied voor alle mensen
    die hier verzameld zijn
    en die niet anders wenzen
    dan broer en zus te zijn.
    Kom armen en kom rijken
    en maak geschiedenis:
    dat wij weer leren kijken
    naar wie de minste is.

      A. Bosch
Dat onmogelijke rijk
    Dat onmogelijke rijk
    is niet van hier,
    niet van de groten,
    niet van de goudgerande machtigen,
    niet van hen die zetelen op geld.

    In dat onmogelijke rijk
    ligt de macht in handen van de armen,
    wordt de gemartelde gekroond,
    wordt geluisterd naar hen die vrede brengen,
    wordt niet getwijfeld
    aan de goede trouw van hen die vergeving schenken.

    In dat onmogelijke rijk
    heerst alleen de liefde.
Kind zijn
    Kind zijn
    is blind geboren worden
    tussen dromen en sprookjes,
    zoekend naar vrijheid
    in een raadselachtig bestaan.

    Kind zijn
    is leven met een lach en een traan
    in een veel te nauwe ruimte,
    groeiend in hels lawaai
    van motor en ander vreemd signaal.

    Kind zijn
    is spelen in de zon
    zoekend naar een stukje groen,
    waar je nog rustig
    een spelletje met de bal kunt doen.

    Kind zijn
    is groeien in het licht van de zomer
    om naar je eigen echo te kunnen luisteren;
    tot je moegeteld aan uren en tijd
    jezelf niet meer herkent in de spiegel der volwassenheid.

      Jos Vandromme
Een zegen
    Al wat een mens geluk kan geven
    draag je van binnen met je mee:
    zoek het niet hoog of over zee,
    het staat al in je hart geschreven.

    Een stem is het, ons doorgegeven,
    die zegt: Ik zal er zijn voor u.
    Laat je gezeggen, hier en nu,
    en kies de ware weg ten leven.

    Wie antwoord aan de stem durft geven,
    weet zich geboren en bemind,
    ontvangt de vrijheid van een kind
    en wordt van anderen een zegen!

      Naar Deut. 30, 11-16
psalm van de vrede
    Tegenwoordig gaan de wereldvoeten over asfaltstraten,
    zij bewandelen de weg van het geweld.
    Maar het hart der nederigen is sterker dan de tanks.

    Niet van buiten komt de vrede tot de mensen;
    niet met behulp van kernwapens wordt zij geconstrueerd,
    noch geschapen door regeringsverdragen.
    Zij leeft in het hart van het heelal,
    en alle dingen jagen vrede na.

    Zij zal komen met het morgenrood
    in deze gekwelde, afgematte wereld.
    Zij wordt gebracht door de handen
    van de eenvoudige mensen,
    de nederigen en armen der aarde.
    Door een kinderhand wordt zij aangereikt
    en begeleid door de muziek van een moedige jeugd.

    Vrede zal zijn als de dauw
    voor deze uitgedroogde aarde.
Het recht van de sterkste
    Hoelang zal het duren dat macht en geweld,
    het recht van de sterkste alleen nog maar telt?
    De morgen meldt oorlog, de avond brengt pijn;
    de hel moet beslist hier op aarde zijn.

    Hoelang zal het duren dat mensen in nood
    vergetelheid hebben als dagelijks brood?
    De morgen meldt oorlog, de avond brengt pijn:
    hoe kan er nog hoop in de mensen zijn?

    Hoelang zal het duren dat ieder goed woord
    verkeerd wordt begrepen, niet eens wordt aangehoord?
    De morgen meldt oorlog, de avond brengt pijn:
    zou vrede alleen maar een droombeeld zijn?

    Moet het zolang duren tot goedheid het wint
    van moordende wapens en vrede begint,
    tot honger verandert en welvaart alom en
    haat gaat verdwijnen als sneeuw voor de zon?

    Moet het zolang duren,
    zijn wij dan te groot ons schuldig te weten
    aan oorlog en dood?
    Hoe zou het toch worden als wij,
    in Gods naam, onszelf gaan vergeten,
    elkaar weer verstaan?
      Henk Jongerius
Maak van mij een regenboog
    Maak van mij een regenboog,
    met al die mooie kleuren
    waarin u, God, voor iedereen,
    uw licht breekt na de regen.
    Maak van mij een regenboog,
    symbool van betere tijden,
    die na iedere storm op zee
    uw licht mag laten schijnen.

    Is het waar, Heer dat u ook vandaag de dag
    nog graag naar de wateren kijkt,
    naar de wind en naar het licht?
    Is het toeval dat het vogels zijn,
    bloemen en ook kinderen
    waarvoor u speciale aandacht hebt?
    Maar zeker weet ik ook
    dat u niet minder oog hebt
    voor wat mensen onophoudelijk doen,
    die delen in uw schepping.

    Als ik kon zou ik ieder kind
    een globe geven of een wereldkaart,
    om hun een wijde blik te geven
    en hart voor ieder volk en ras.

    Is het waar dat u de regenboog
    als teken van vrede aan de hemel plaatst,
    als teken van verzoening met alle mensen?
    Geef ons opnieuw zo'n duidelijk teken,
    dat de wereldbevolking wakker schudt.
    Maak dat de rijken van deze aarde
    de waanzin van de oorlog zien
    en de armoede van zo velen
    als schande voor hun kinderen.

      Dom Helder Camara
Een nieuwe parabel
    Het hemelse koninkrijk lijkt op een mensenkind,
    dat ontstaat in de schoot van zijn moeder.
    Zijn leven begint als een zaadje,
    haast onzichtbaar voor het menselijk oog.
    Maar als het begint te groeien
    verheugen zich de ouders.

    En als het geboren wordt
    is het een wonder, en een bron van geluk.
    Maar ook daarna, wanneer het opgroeit
    van baby tot kleuter tot puber tot volwassen mens
    kan een mensenkind anderen gelukkig maken.

    En als het uitgroeit
    zoals God heeft bedoeld,
    wordt het als een boom
    waarin mensen als vogels komen nestelen.
    Zo wordt een mensenkind als God zelf:
    iemand om bij geborgen te zijn.
    Het hemelse koninkrijk lijkt dus op een mensenkind.

      Paul Bergheyn Sj
De machtigste

    In China leefde eens een steenhouwer die ontevreden was. Op een dag kwam hij langs het prachtige huis van een rijk man. 'Deze man moet enorm machtig zijn', dacht hij. 'Ik zou wensen dat ik kon zijn als hij.'
    De steenhouwer werd de rijke man. Hij werd rijker dan hij ooit had kunnen dromen. Maar al snel kwam er een hoge regeringsbeambte op bezoek, vergezeld door bedienden en geëscorteerd door soldaten. Iedereen, rijk of arm, moest een diepe buiging voor hem maken. 'Wat is die man machtig', dacht de steenhouwer. 'Ik zou willen dat ik die beambte kon zijn.'
    De steenhouwer werd de beambte. Hij werd rondgedragen in zijn draagstoel, hij werd gehaat door de mensen die voor hem moesten buigen en gevreesd vanwege zijn macht. Het was een hete zomerdag en de steenhouwer voelde zich benauwd in zijn draagstoel. Hij keek op naar de brandende zon en dacht: 'Wat is de zon toch machtig. Ik zou willen dat ik de zon was.'
    De steenhouwer werd de zon. Hij scheen onbarmhartig over het land, verschroeide akkers en scheen neer op alle mensen. Maar een enorme wolk schoof tussen de zon en de aarde zodat zijn licht het land en de mensen niet meer raakte. 'Wat is die regenwolk machtig', dacht de steenhouwer. 'Ik zou willen dat ik die wolk was.'
    De steenhouwer werd de regenwolk. Hij overstroomde de akkers en de dorpen. Al snel merkte hij echter dat hij werd weggeduwd door de wind. 'Wat is die machtig', dacht de steenhouwer. 'Ik wou dat ik de wind kon zijn.'
    En hij werd de wind. Hij ontwortelde bomen, blies de pannen van het dak en werd gevreesd door iedereen. Maar na een tijdje stuitte hij op iets dat niet meegaf: een grote steen, die boven alles uittorende. 'Wat is die steen machtig', dacht hij. 'Ik wou dat ik die steen was.'
    En de steenhouwer werd de steen. Harder, groter en machtiger dan al het andere op de wereld. Tot hij het geluid hoorde van een hamer en een beitel die in de massieve steen stond te hakken. 'Wat zou er nou machtiger kunnen zijn dan ik?', dacht hij.
    Hij keek omlaag en zag een steenhouwer.

De prinses

    Er was eens een prinses die in het huwelijk wilde treden. Maar er was geen prins om mee te trouwen. De koning en de koningin besloten herauten uit te sturen om aan prinsen bekend te maken dat er een prinses was die wilde trouwen. En als er een prins op af zou komen, zouden de prinses en haar ouders uit maken of hij geschikt was.
    In de tijd dat de herauten weg waren, kwam er een arme man naar het paleis. Zijn vrouw was zojuist gestorven en hij had niemand om voor zijn vele kinderen te zorgen. Hij vroeg de koning om geld. Maar deze koning was een arme koning. Zijn schatkist was leeg. Maar toen zijn dochter het verhaal hoorde, vroeg ze haar ouders of zij voor het gezin mocht zorgen.
    Ze vonden het heel goed. Zo zou hun dochter Ieren dat er meer was dan mooie kleren en tafelzilver. Ze zou er achter komen dat het leven ook zorgen kent. Van die dag af was de prinses moeder van acht kinderen. Ze waste, streek, schilde aardappelen, stopte kinderen in bad, las verhaaltjes voor. Ze wist niet eens meer dat ze prinses was.
    Intussen kwam er een prins aan op het kasteel. De koning stuurde hem het dorp in. Daar was de prinses, zei hij. Maar de prins kon haar niet vinden. Teleurgesteld ging hij terug naar zijn land. Zo ging het met alle prinsen. En toen uit één land achtereenvolgens drie prinsen van één koning voor niets gekomen waren, werd die vader heel boos en stapte naar de vader van de prinses. "Kollega (zo praten koningen onder elkaar), je zegt dat je een dochter hebt die wil trouwen. Ze moet in het dorp zijn, maar niemand kan haar vinden. Is er eigenlijk wel een prinses?" De koning stuurt een heraut om de prinses te gaan halen. Ze zat juist aardappelen te schillen. Ze vergat het mesje uit haar handen te leggen, of haar schort af te doen. Vader riep. Dus het was dringend.
    Zo ging ze met ongewassen handen naar het paleis. "Is ze dat?" vroeg de boze gast van de koning. "Geen wonder dat mijn zoons haar niet hebben gevonden, want ze is ook helemaal geen prinses. Nou ja, ik bedoel, ze ziet er niet uit als een prinses."
    De koning antwoordde: "En daarmee zegt u nog eens duidelijk hoe ongeschikt uw zonen zijn om met onze dochter te trouwen. Want ze trouwen wel met het tafelzilver en de mooie jurk, maar niet met onze dochter."

Het lam

    Kort na de schepping waren alle dieren gelukkig en tevreden. Op eentje na; dat dier was treurig en teleurgesteld. Dat dier was het lam. De schepper merkte de teleurstelling bij zijn schepsel en vroeg: wat mankeert er aan? Waarom zijn alle schepselen zo vrolijk en laten ze opgetogen van zich horen en ben jij zo zwijgzaam en bedroefd?
    Ach, mijn God, als ik het zeggen mag, waarom ben ik zo'n uitzondering tussen die duizenden anderen? Waarom gaf u mij niet, zoals de andere dieren een schild en wapen om me te verdedigen. Immers, de één heeft spitse horens, de ander scherpe klauwen, weer een ander een krachtige slurf of een gevaarlijke slagtand. Maar ik heb niets. Zoveel andere dieren kunnen wegvliegen, omhoog klauteren, wegduiken in de diepte van de zee, of vliegensvlug rennen. Maar wat kan ik?
    God hoorde het klagen van het hulpeloze lam welwillend aan en zei: dan mag je een wens doen. Kies maar of je klauwen wilt, of scherpe tanden of wat ook maar om tegenstanders te verscheuren of te verjagen.
    O nee, zei het lam, dat wil ik niet. Ik wil niemand leed toebrengen, laat staan doden. Maar misschien wilt u mij dan die wapens geven die mij helpen om het leed dat mij wordt toegebracht te kunnen vergeten, om mijn lijden dragelijk te maken. Dat is een verzoek dat ik niet kan weigeren, sprak God. Ik zal je de drie krachtigste wapens geven, waardoor je in tegenspoed niet ongelukkig zult zijn en zelfs in staat bent om het grootste kwaad te overwinnen. Dit zijn jouw wapens: zachtmoedigheid, toewijding en geduld.

terug naar de overweging