Op de Molukken was enkele jaren geleden een verschrikkelijk
burgeroorlog aan de gang.
Waar Moslims en christenen altijd in vrede naast elkaar geleefd hadden
was de harmonie wreed verstoord door alle gewelddadigheden
die daar in die jaren hebben plaatsgevonden.
Ondanks alle ellende die mensen elkaar aandeden, waren er ook
lichtpuntjes.
Een voorbeeld ervan stond in een tijdschrift:
John Wandan, een Indonesisch priester, stond op een smalle bergweg
langs een gapende afgrond tegenover zijn islamitische vriend. Die had
hem achterop zijn motorfiets meegenomen om hem naar zijn laatste nog
niet verwoeste katholieke kampong te brengen. "Pastoor, weet je dat ik
je nu in deze afgrond kan duwen? Ben je bang?" "Nee!" "Waarom niet?"
"Omdat ik jou vertrouw". En daarop, zo vertelde die priester later,
begon deze man te huilen en hij zei: "Pastoor, stap maar weer op en ik
breng je veilig bij je mensen in de bergen."
Zo'n voorval is een lichtpuntje in de verstoorde verhoudingen tussen de
verschillende bevolkingsgroepen ten gevolge van de afschuwelijke
gebeurtenissen die de Molukken in hun greep hebben. En zo zijn er nog
veel meer lichtpuntjes die de televisie niet halen.
Elkaar kunnen vertrouwen is dé grote voorwaarde voor vrede,
voor een harmonieuze en rechtvaardige samenleving.
Wantrouwen, achterdocht maken elke vorm van gemeenschap kapot.
Het is de voedingsbodem waarop het onkruid van geweld voortwoekert.
Je ziet dat op de Balkan, je ziet het in Israël, dat is het geval op
verschillende plaatsen in Indonesië.
En bijna altijd gaat het om macht, om invloed, om grotere rijkdom.
En waar mensen bezeten zijn van macht, steeds meer macht najagen,
waar ze hun macht willen handhaven ten koste van alles,
daar kun je elkaar ook niet meer vertrouwen,
daar raken menselijke verhoudingen ernstig verstoord.
Macht, zucht naar macht, maakt mensen heel gemakkelijk corrupt,
bij hen geldt meestal de regel: het doel heiligt de middelen.
Ik heb wel eens iemand horen zeggen:
je kunt geen enkele politicus vertrouwen,
want het gaat alleen maar om hun machtspositie
en om die te handhaven waaien ze soms met alle winden mee
en wordt de waarheid maar al te gemakkelijk verdraaid.
Nu is dat wellicht wat erg kort door de bocht,
maar in de praktijk is het wel heel vaak zo,
zeker in landen waar macht en geld alles beheersen.
Jezus' leerlingen waren ook al kleine politici in de dop.
Ze droomden van een nieuw koninkrijk dat hun Jezus kwam brengen,
en ze maakten ruzie over wie daarin wel de voornaamste post zou
bekleden.
Jezus steekt de draak met hun politieke aspiraties:
hij roept een kind en zegt: ik identificeer me met een kind,
en niet met jullie verlangen naar macht.
Als je mijn weg wilt gaan, dan moet je me vertrouwen zoals een kind
zijn vader en moeder vertrouwt,
en als je mij je vertrouwen geeft, dan geef je dat aan God.
Dat op de Molukken en op de Balkan en elders in de wereld
wantrouwen en geweld de samenleving vergiftigen en onleefbaar maken,
dat zien we duidelijk genoeg.
Maar beseffen we ook dat we in onze eigen samenleving
op onze hoede moeten zijn om te voorkomen
dat ook hier zoiets gaat gebeuren, misschien niet in die ernstige mate
als elders,
maar toch serieus genoeg om ons zorgen over te maken.
Anderen ons vertrouwen schenken wordt steeds moeilijker.
Hoe vaak hoor je niet: je kunt tegenwoordig niemand meer vertrouwen.
Het wantrouwen jegens vreemden en vreemdelingen neemt steeds meer toe.
Dat is een slechte ontwikkeling, die de leefbaarheid van onze
samenleving geweld aan doet.
En ook hier speelt macht, bezit, invloed, rijkdom al te vaak een rol.
En te vaak ook allerlei vooroordelen, voortkomend uit de angst onze
machtspositie te verliezen
"Straks zijn de buitenlanders hier de baas. "
"Ze komen profiteren van onze welvaart."
"Straks moeten wij op de fiets en rijden zij in dure auto's rond."
Nu het ons economisch voor de wind gaat, hoor je die geluiden minder,
als het ons wat tegenzit, als we een stapje terug moeten doen,
dan hoor je dat des te meer.
Natuurlijk, niemand kan ontkennen dat er grote problemen zijn,
met de toenemende criminaliteit, met de verruwing in de samenleving,
met de vervreemding die steeds toeneemt,
met het probleem van asielzoekers.
Elkaar vertrouwen schenken wordt er niet gemakkelijker op.
Maar als dat wederzijdse vertrouwen weg zakt,
dan wordt onze samenleving onleefbaar.
En dus moeten we alles doen om dat vertrouwen mogelijk te maken.
Er waren eens drie jongetjes aan het opscheppen over hun vader.
Mijn vader is hoofd van de afdeling en heeft wel 20 man onder zich, zei
de eerste.
Mijn vader heeft wel vijftig man onder zich, zei de tweede,
hij is directeur van de fabriek.
O, zei de derde, bij mijn vader werken er wel 200 man onder hem.
En wat doet hij dan? Hij is schoonmaker.
Dan heeft hij toch geen 200 man onder zich.
Jawel, hij werkt op de bovenste verdieping van een groot kantorenflat.
Al die anderen werken onder hem.
Prachtig relativerend, daar kunnen we allemaal veel van leren.
We denken zo dikwijls in termen van boven of onder anderen staan,
van meer of minder macht hebben, van voornamer of minder voornaam.
Als we met zijn allen wat meer de betrekkelijkheid van boven en onder,
van hoger of lager zouden beseffen,
dan zou dat een vreedzame samenleving zeer bevorderen.
Zolang rivaliteit, prestatiedrang, machtszucht het leven beheersen,
zal jaloezie een splijtzwam zijn die mensen verdeelt en tegen elkaar
opzet.
Rivaliteit is best goed in de sport of in de handel
maar nooit in de gewone menselijke verhoudingen.
Prestatiedrang is tot op zekere hoogte best goed,
maar ze mag nooit het hele leven beheersen.
Als we dat met zijn allen echt zouden beseffen,
zou de samenleving heel wat gezonder en gelukkiger zijn.
Maar het vraagt wel een grote omslag in ons denken.
In het evangelie hoorden we hoe Jezus een heel andere kijk op dingen
had
dan de gemiddelde burger, dan zijn leerlingen.
Ze geloofden in Jezus als de beloofde messias,
maar ze dachten daarbij aan een soort nieuwe koning David,
een man met macht bekleed die de joodse staat zou herstellen
en de Romeinse bezetters het land uit zou gooien.
Maar als Jezus dan praat over lijden en dood die hem te wachten staan,
kunnen ze daar niets mee, dat past niet in hun denken.
Ze dromen er juist van dat ze een beetje in zijn macht zullen delen
als het nieuwe koninkrijk werkelijkheid geworden is.
En dan zie je hoe ook meteen een stuk rivaliteit naar boven komt:
ik ben voornamer dan jij, ik ben groter dan jij.
Ze hadden een woordenwisseling gehad over de vraag wie de grootste was.
Maar Jezus zet heel hun manier van denken op zijn kop:
als je de eerste wil zijn moet je de laatste van allen zijn en de
dienaar van allen.
Niet eerst aan jezelf denken, aan je eigen belangen, je eigen
voordelen,
maar rekening houden met anderen, zorgen voor anderen.
Als het nodig is jezelf een beetje ondergeschikt maken aan anderen.
Dat is zijn visie op zijn eigen leven, op zijn eigen taak,
het ook de visie op en het ideaal van een goede en gelukkige
samenleving.
Hij noemt dat het rijk van God: de situatie zoals God die bedoeld heeft
voor alle mensen.
Nu kun je zeggen: dat is het onmogelijke vragen,
die houding kan geen mens opbrengen,
dat blijkt ook wel, kijk maar om je heen.
Er zijn er zeker wel die zeggen: ik ben wel goed maar niet gek,
ik ga me niet ondergeschikt maken aan anderen,
je moet op de eerste plaats voor jezelf opkomen.
Toch gebeurt het, in allerlei vormen en gradaties.
Dan denk ik aan echtparen die voor elkaar leven,
die alles doen om elkaar gelukkig te maken.
Dan denk ik aan ouders die zich soms veel ontzeggen
om toch maar goed voor de kinderen te kunnen zorgen.
Dan denk ik aan de vele vrijwilligers,
die zich dienstbaar maken aan de medemens.
En dan kun je zeggen: ja maar, die vinden het fijn om dat te doen,
die vinden er voldoening is, maar die houding kun je niet van iedereen
vragen.
Toch zouden we allemaal wat gelukkiger in het leven kunnen staan
als we de belangen van anderen wat zwaarder zouden laten wegen,
als we zelf een stapje terug zouden doen ten gunste van anderen.
Het zal een moeilijke opdracht blijven, men denkt er meestal anders
over.
En toch, als we zeggen te geloven in Jezus,
moeten we ook proberen zijn levenshouding van dienstbaarheid
na te volgen. We worden er alleen maar beter van.
Ik wil vanwege de vredesweek beginnen met een verhaaltje.
Ergens dreigde een oorlog uit te breken tussen twee buurlanden.
De generaals van beide vijandelijke landen stuurden spionnen om na te
gaan waar men het buurland het best kon binnenvallen.
Na enige tijd kwamen die terug en vertelden aan beide kanten hetzelfde:
er was maar één plaats aan de grens, die geschikt was
om het buurland binnen te trekken
Maar - zeiden de spionnen - precies op die plek woont een kleine boer
in een klein huis met zijn lieve vrouw. Ze houden van elkaar en men
zegt, dat ze de gelukkigste mensen van de wereld zijn. Ze hebben een
kind van twee jaar oud, dat het liefst buiten speelt.
Als we over het erf van die boer marcheren met ons leger, dan verstoren
we het geluk van die drie mensen. Dat kunnen we niet maken. Er kan dus
geen oorlog komen. De generaals begrepen het en de oorlog bleef uit,
zoals iedereen zal begrijpen.
Waarschijnlijk vindt u dit een absurd verhaaltje en u hebt gelijk,
althans als we naar de werkelijkheid in onze wereld kijken.
Waar het gaat om oorlog en geweld is men niets ontziend,
en het welzijn van onschuldige burgers telt echt niet mee
als er oorlogen of terroristische aanslagen gepland en uitgevoerd
worden.
Dat hebben we onlangs nog kunnen zien in Israël en Libanon,
maar het is iets van alle tijden, en zo zal het ook wel blijven,
tenzij er nog eens ooit een andere mentaliteit gaat groeien,
tenzij misschien ooit die droom van Jezus van Nazaret werkelijkheid
wordt.
In het evangelie hoorden we hoe zijn leerlingen volop meededen
met dat machtsdenken welk in heel de wereld populair is:
meer willen zijn, meer willen hebben dan anderen,
de machtigste, de belangrijkste, de grootste willen zijn.
Heel onze belevingswereld zit er vol van, in allerlei situaties en
variaties.
Jezus zet daar een totaal tegengestelde mentaliteit tegenover:
wie de eerste wil zijn, moet de laatste wezen en dienaar van allen.
Misschien vindt u deze uitspraak net zo absurd en onmogelijk
als het verhaaltje waar ik mee begonnen ben.
En dan hebt u waarschijnlijk nog een beetje gelijk ook.
In een tijd waarin ieders rechten steeds meer benadrukt worden,
past zo'n uitspraak helemaal niet in ons denken.
Het is in elk geval iets waar de machtigen der aarde,
politici, generaals, fabrikanten niets mee kunnen.
In hun denken is het de grootst mogelijke onzin.
En toch is het heel zinvol er wel eens over na te denken.
Wie is belangrijk, wie is de belangrijkste?
Bij de eerste communievoorbereiding vroeg ik een van de kinderen:
Wie is bij jullie thuis de belangrijkste? Hij dacht even na en zei
toen: ik.
Ik vroeg waarom hij zichzelf de belangrijkste vond.
Mijn pap en mam doen alles voor me, ze zorgen dat ik te eten krijg,
ze zorgen dat ik kleren heb en ook dat ik speelgoed heb.
Dat manneke had goed in de gaten waar het eigenlijk om ging.
Meestal denken we heel anders als het gaat om de belangrijkheid van
mensen.
Als ik de bewoners van huize Loôn zou vragen:
wie zijn bij jullie de belangrijkste mensen in huis, dan, zou denk ik,
niemand zeggen: wij.
Toch vind ik dat de bewoners het belangrijkste zijn,
alle anderen staan in dienst van hen, die moeten voor hen zorgen.
Als er geen ouderen zouden zijn die hulp nodig hebben,
dan raakte al het personeel werkeloos.
Zo wordt normaal niet gedacht en geredeneerd,
en toch is dat wel een beetje wat Jezus bedoelt met zijn uitspraak.
Hij onderstreept dat nog en keer door een kind te roepen
en het in het midden van de kring te zetten.
Dat kind vindt hij veel belangrijker dan alle hoge heren om hem heen,
juist omdat het vraagt om zorg en bescherming.
Wie goed zorgt voor een kind als dit, zegt hij, die zorgt voor mij,
die zorgt er een beetje voor dat mijn droom werkelijkheid wordt,
mijn droom van een wereld waarin niemand aan zijn lot wordt
overgelaten,
een wereld waarin het welzijn van elke burger belangrijk geacht wordt.
Wie is de belangrijkste? Eigenlijk is dat geen zinnige vraag.
Waar mensen zich met elkaar verbonden voelen,
is iedereen even belangrijk.
Ik heb ooit gefietst in Zeeland en daar kwam ik lang een grote akker
vol zonnebloemen.
Voor zover je kijken kon, allemaal zonnebloemen, schitterend om te
zien.
Ik heb ook ooit gefietst achter Plasmolen en daar lagen in de heuvels
weilanden vol paardenbloemen,
en die gele velden waren ook een prachtig gezicht.
Als men tegen iemand zegt: je bent net een zonnebloem,
dan is dat een compliment en zo wordt het ook ervaren.
Maar als je tegen iemand zegt: je bent net een paardenbloem,
dan wordt dat beslist niet als een compliment ervaren.
Niemand is blij met paardenbloemen in zijn gazon.
En toch kan niemand ontkennen dat een weiland vol paardenbloemen een
mooi gezicht is.
Misschien denkt u: zonnebloemen en paardenbloemen kun je niet met
elkaar vergelijken. Daar zit wel wat in.
Maar dan lees ik in het evangelie van vandaag
hoe de apostelen een beetje ruzie maken wie de belangrijkste is
en dat Jezus dan een kind neemt en hen duidelijk maakt
dat hij een kind het belangrijkste vindt.
Dat is eigenlijk net zo'n tegenstelling als tussen zonnebloemen en
paardenbloemen.
We kennen allemaal het gezegde: wie het kleine niet eert, is het grote
niet weert.
Maar in de praktijk van het leven kiezen we toch telkens weer voor het
grote.
De apostelen waren wat dat betreft geen haar beter.
Dat is op zich niets bijzonders: de wereld is er vol van. De grootste,
de eerste, de voornaamste willen zijn: het is een hele normale neiging
bij de meeste mensen. Daar dromen ze van, daar werken ze voor, daar
vechten ze voor.
En een mens die niet vooraan of voorop wil staan, die is in onze
samenleving maar een slappeling, die bereikt toch niets in zijn leven.
Je moet van je laten horen. Je moet opkomen voor je rechten, anders
lopen ze toch maar over je heen. En wie dat zegt, heeft nog gelijk ook,
zo is het nu eenmaal in onze samenleving. Rivaliteit, concurrentie,
wedijver om de beste plaatsen, de beste posities, onze tijd is er vol
van, niet alleen in de sport, niet alleen in de handel en industrie,
praktisch alle menselijke verhoudingen worden er min of meer, door
bepaald.
Iedereen, bijna iedereen, wil niets liever dan de baas spelen over
anderen, in het klein of in het groot. En iemand die ondergeschikte wil
zijn, die zichzelf wegcijfert voor anderen,
is eigenlijk niet goed bij zijn hoofd in onze wereld.
En dan horen we hoe Jezus, die man uit Nazaret, zegt: Als iemand de
eerste wil zijn, zal hij de laatste moeten wezen en de dienaar van
allen. Laten we eerlijk zijn: met zo'n uitspraak kun je als
verstandige, ontwikkelde mens in de 21-ste eeuw toch niet mee uit de
voeten. En die brave apostelen van toen konden er ook niet mee uit de
voeten. Hoe enthousiast ze ook waren voor zijn persoon, hoezeer ze hem
ook met hart en ziel toegedaan waren, hoezeer ze ook praktisch
dagelijks aan zijn lippen hingen om zijn prediking te horen: die
boodschap van hun Jezus hebben ze niet echt begrepen, anders hadden ze
niet lopen ruziën wie van hen nu eigenlijk de grootste was.
En ook nu, na 20 eeuwen christendom, moet je zeggen dat velen van zijn
volgelingen die boodschap nog steeds niet begrijpen, of in elk geval
niet concreet uitvoeren. En toch zijn die kleine grote mensen er wel,
gelukkig: mensen die zich in dienst stellen van hun naasten, die heel
concreet het welzijn van anderen zwaarder laten wegen dan hun eigen
welzijn, dan hun eigen gemak.
Uit een recent onderzoek blijkt dat er in Nederland vier miljoen mensen
vrijwilligerswerk doen
en dat daar jaarlijks één miljard uur aan besteed wordt.
Gelukkig voor onze samenleving zijn er die mensen en de vraag voor
ieder van ons is: zijn ook wij van die mensen? Nemen ook wij als Jezus'
oproep tot dienstbaarheid echt serieus, en proberen wij ook iets voor
anderen te betekenen.
We hoeven niet allemaal grootse daden te verrichten, het kleine is ook
belangrijk.
Een weiland vol paardenbloemen is ook een heel mooi gezicht.