Wie is voor ons Jezus Christus? Dat is de vraag die wij ons vandaag
moeten stellen.
In katholieke kringen spreken we vaak van Onze Lieve Heer. Nu wordt die
term zowel voor God gebruikt als voor Jezus Christus, dat loopt vaak
door elkaar en dat kan soms verwarrend zijn.
Onze Lieve Heer.
De vraag is of Jezus zelf zo gelukkig is met die benaming. Was Jezus
wel zo'n lieve Heer? Vroeger kwam je wel eens plaatjes tegen waarop
Jezus afgebeeld stond als een hele lieve maar zoetelijke man. Zo'n
lieve Heer is Jezus beslist niet.
Uit de evangelieverhalen komt hij naar voren als een hele uitgesproken
en felle persoonlijkheid. Zijn kritiek op de joodse leiders en de
schriftgeleerden
is dikwijls buitengewoon hard en ongezouten: daar zat niets liefs in.
Als wij in ons gewone spraak gebruik iemand een lieve mens noemen, dan
is dat iemand die hartelijkheid en vriendelijkheid uitstraalt, iemand
die op een fijne manier meeleven en medelijden betoont aan anderen,
iemand die helpt en troost, iemand die liefde geeft, iemand om van te
houden.
In die zin was Jezus zonder meer een lieve mens, iemand met wie de
mensen graag te doen hadden omdat hij goed was en goed deed, aan zieken
en gebrekkigen. "Alles heeft hij welgedaan", wordt er vaak gezegd in
het evangelie
Als wij Jezus onze lieve Heer noemen, dan heeft dat toch vaak een wat
eenzijdige betekenis. Een lieve Heer, een halve Sinterklaas, van wie we
alle goeds hopen te ontvangen, niet alleen kracht en heil, niet alleen
genezing en uitkomst, maar ook mooi weer, of regen op zijn tijd, of het
slagen voor een examen. Een lieve Heer, die je alles mag vragen, en dat
mag ook best, maar het mag niet het enige zijn, dat maakt het evangelie
van vandaag ons duidelijk.
Wie is Jezus? Hij is de gezalfde, dwz de beloofde messias die Gods heil
komt brengen. Dat klinkt natuurlijk prachtig: iedereen vindt het fijn
dat te horen, maar we moeten ook luisteren naar wat hij verder zegt,
want meteen erop praat hij over zijn lijden en dood, die hem te wachten
staan.
En Petrus is een beetje de woordvoerder van ons allemaal als hij zegt:
maar dat kan, dat mag tocht niet. En Jezus reactie erop is uiterst
scherp: ga weg satan, jij laat je leiden door menselijke overwegingen
en niet door wat God wil.
Jezus maakt ook duidelijk dat dat moeilijke niet alleen voor hemzelf
geldt, maar ook voor ieder die zijn volgeling wil zijn:
als je mij volgen wilt, dan moet je je kruis opnemen, dan moet je
jezelf verloochenen. En dat zijn woorden die we niet zo graag horen.
Jezus was de brenger van Gods heil, Gods vrede, Gods geluk, en dat
willen we naar al te graag ontvangen, maar hij maakt ons ook duidelijk
dat die dingen ons niet zomaar in de schoot geworpen worden, ook niet
als we zeggen: ik geloof in onze lieve Heer, maar dat we het samen met
elkaar en voor elkaar moeten bewerken.
Zeggen: ik geloof in God, ik geloof in Jezus' boodschap, is gemakkelijk
genoeg, maar daarmee ben je er nog niet. Je geloof moet zichtbaar
worden in daden, in de dingen die je doet, heel concreet, naar de armen
toe, naar zieken en gebrekkigen toe, naar verdrietige mensen toe, naar
verschoppelingen toe,
zoals Jezus ook heel concreet gedaan heeft tijdens zijn aardse leven.
Als we Jezus onze lieve Heer noemen, kan kunnen we dat alleen dan
terecht doen als wijzelf zijn liefde daadwerkelijk tot de onze maken,
als we zelf lieve mensen zijn voor elkaar.
Wie zeggen de mensen dat ik ben?
Ja, wie was die Jezus eigenlijk, ook voor ons een belangrijke vraag.
Voor het gewone volk was Jezus een geweldige kerel,
ze waren onder de indruk van de manier waarop hij preekte
en nog veel meer van de wijze dat hij zieken beter maakte.
Voor de joodse overheid, de Farizeeën en schriftgeleerden was hij een
ketter, een lastpost waar ze een maagzweer van kregen.
Voor zijn eigen leerlingen was hij de grote leraar en meester,
zij waren enthousiaste aanhangers ook al blijkt telkens weer
dat ze eigenlijk niet begrepen waar het hem om ging.
Ook in de tekst van vandaag wordt dat weer duidelijk.
Wie zeggen jullie dat ik ben? En Petrus zei: u bent Christus.
Misschien denkt u: niets nieuws onder de zon,
maar wat Petrus zegt is heel fundamenteel.
Christus is geen naam, zoals de meeste denken,
het is een titel: Christus is een Grieks woord en betekent gezalfde,
Messias is het hebreeuwse woord met dezelfde betekenis.
In de joodse traditie werden koningen en profeten gezalfd
en daarmee aangesteld als dienaren van God.
En er leefde in die tijd de verwachting dat er een nieuwe gezalfde,
een nieuwe Messias of Christus, een soort profeet-koning, zou komen om
Israël weer een nieuwe toekomst te geven.
Uit andere evangelieteksten blijkt dat zijn leerlingen
ervan droomden dat hun Jezus die nieuwe koning zou zijn
en dat zij, als het zover was, in zijn koninkrijk goede plaatsen zouden
krijgen.
Daar denkt ook Petrus aan als hij zegt: U bent Christus.
En dan krijgt het verhaal een vreemde wending.
Ten eerste verbiedt Jezus hun hierover te praten
en ten tweede begint hij te vertellen dat hem in Jerusalem lijden en
dood te wachten staat.
En in Jerusalem zou juist de voltooiing van het koninkrijk moeten
plaats vinden.
En Jezus praat over ondergang en einde.
Petrus snapt er helemaal niets van en zijn reactie is best
begrijpelijk:
"Wat je nu zegt, dat kan toch helemaal niet, dat is toch onmogelijk."
En dan krijgt hij van Jezus a.h.w. een draai om zijn oren,
je zult maar satan, duivelsmens, genoemd worden.
"Je laat je leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God
wil."
Petrus begreep er niets van. Begrijpen wij hier iets van?
Jezus was die beloofde Messias, die dienaar van God,
maar hij was geen koning en wilde dat ook niet zijn,
hij moest niets hebben van dat triomfalisme dat in Petrus woorden
doorklonk.
Hij was dienaar van God door dienaar van mensen te zijn,
door zich dienstbaar te maken aan zijn boodschap, Gods boodschap,
en dat betekende concreet: zich dienstbaar aan mensen.
En Jezus trekt dat meteen door naar zijn leerlingen:
wie mijn volgeling wil zijn moet mij volgen door zichzelf te
verloochenen
en zijn kruis op te nemen.
Dat was heel wat anders dan Petrus in gedachten had.
Dat is ook heel wat anders dan wij meestal in gedachten hebben.
Wij zetten Jezus ook vaak op een hoge troon, we noemen hem zoon van
God, we spreken over een triomferende Jezus die de macht van het kwaad
overwon.
maar die manier van spreken schept ook iets van afstand.
Hoe meer afstand, hoe makkelijk je hem kunt volgen, lijkt het wel.
Maar een Jezus die dienaar van mensen wil zijn
en die dat ook vraagt van zijn volgelingen, die is veel moeilijker te
volgen.
Jezelf verloochenen, je kruis op je nemen, dat zijn woorden waar we
zeker in deze tijd geen raad mee weten.
Misschien denken we aan praktijken die vroeger wel bestonden:
het doen van verstervingen. het offertjes brengen.
Maar dat heeft Jezus beslist niet bedoelt met jezelf verloochenen.
Maar het heeft wel te maken met iets van jezelf loslaten
om iets voor anderen te doen.
Echt iets voor anderen over hebben kan best eens zeer doen.
Tegen een bruidspaar heb ik wel eens gezegd:
samen het leven delen kan betekenen dat je soms dingen niet doet
die je zelf eigenlijk wel zou willen, maar die je toch niet doet omdat
je weet dat je partner het niet graag doet. O dingen wel doen die je
eigenlijk liever niet doet
maar je doet ze omdat je weet dat je partner dat graag doet.
Dat is ook iets loslaten van jezelf ten bate van de ander.
Ik denk dat elke vader en moeder iets van zichzelf loslaat
ten gunste van zijn kinderen.
Dat jezelf verloochenen en je kruis op nemen,
het zijn zware woorden, je moet er ook niet te zwaar aan tillen
en toch kan het soms heel concrete vormen aan nemen als een partner of
een kind langdurig ziek is,
of als je in bepaalde omstandigheden moet vechten voor je idealen
en je tegen een muur van onbegrip en tegenwerking aanloopt.
Dat is Jezus, de Christus, zelf overkomen,
het kan ook zijn volgelingen overkomen.
Onze lieve Heertje, geef mooi weertje,
geef mooi dag, dat het zonnetje schijnen mag.
Onze lieve Heer, dat is een typische katholieke manier van spreken.
In de meeste protestantse kringen spreekt men van de Here God,
dat klinkt veel eerbiediger, veel afstandelijker ook,
en het past ook helemaal in de sfeer van de vreze des Heren.
In katholieke kringen gaan we vaak wat meer familiair om met God
en dat vind je terug in de titel onze lieve Heer, of onze lieve Heertje.
Nu wordt die titel voor God gebruikt maar ook voor Jezus Christus.
Enerzijds kan dat wel eens verwarrend zijn, over wie gaat het nu,
anderzijds is het ook niet zo vreemd: in Jezus is God in de wereld
verschenen, Hij is a.h.w. Gods gezicht.
Als wij God of Jezus onze lieve Heer noemen, dan heeft dat toch vaak
een wat eenzijdige betekenis. Vaak wordt onze lieve Heer gezien als een
halve Sinterklaas, van wie we alle goeds hopen te ontvangen, niet
alleen kracht en heil, niet alleen genezing en uitkomst, maar ook mooi
weer, of regen op zijn tijd, of het slagen voor een examen. Een lieve
Heer, die je alles mag vragen. Dat mag ook best, maar het mag niet het
enige zijn.
Ik vraag me ook af of Jezus zelf wel zo gelukkig is met die benaming.
Was Jezus wel zo'n lieve Heer? Wie is Jezus eigenlijk, daar gaat het om
in het evangelie van vandaag.
Vroeger kwam je wel eens plaatjes tegen waarop Jezus afgebeeld stond
als een hele lieve maar zoetelijke man. Zo'n lieve Heer is Jezus
beslist niet.
Uit de evangelieverhalen komt hij naar voren als een hele uitgesproken
en felle persoonlijkheid. Zijn kritiek op de joodse leiders en de
schriftgeleerden
was keihard en ongezouten: daar zat echt niets liefs in.
Als wij in ons gewone spraak gebruik iemand een lieve man of een lieve
vrouw noemen,
dan is dat iemand die hartelijkheid en vriendelijkheid uitstraalt,
iemand die op een fijne manier meeleven en medelijden betoont aan
anderen, die hen helpt en troost, iemand die liefde geeft, iemand om
van te houden.
In die zin was Jezus zonder meer een lieve mens, iemand met wie de
mensen graag te doen hadden omdat hij goed was en goed deed, aan zieken
en gebrekkigen. "Alles heeft hij, welgedaan", wordt er vaak gezegd in
het evangelie
Maar Jezus was veel meer dan een lieve man die veel goed deed.
Hij was een profeet, een man met een zending,
met de opdracht om mensen de juiste weg te wijzen door het leven,
een man die geen blad voor de mond nam
en dat werd hem niet altijd in dank afgenomen.
Hij was echter ook meer dan een profeet,
zoals we die uit het oude Testament kennen.
Petrus besefte dat toen hij zei: jij bent de Christus,
jij bent de beloofde Messias, jij komt het koninkrijk van God vestigen,
met jou begint een nieuwe tijd.
En Petrus dacht aan een soort glorietijd, voor Jezus maar ook voor
hemzelf.
Hij snapt er niets van als Jezus dan dingen zegt
die helemaal niet bij een glorietijd horen, maar het tegendeel:
namelijk dat lijden en dood hem te wachten stonden.
Dat kan niet, dat mag niet, dat hoort niet.
Goed bedoeld, maar hij krijgt ongenadig op zijn kop van Jezus.
Ga weg, satan, jij laat je leiden door al te menselijke overwegingen.
Onze lieve Heer was even helemaal niet lief voor die Petrus.
Ik denk dat we allemaal wel iets van die Petrus hebben.
We dromen van een wereld van vrede en gerechtigheid
en zeker ook dat wijzelf daarin een goed plekje zullen hebben
maar het moet wel op een gemakkelijke manier kunnen.
Moeilijke dingen moet je zoveel mogelijk uit de weg gaan.
Maar Jezus maakt ons duidelijk dat dit niet altijd mogelijk is,
niet voor hemzelf en niet voor ieder die zijn volgeling wil zijn.
"Als je mij volgen wilt, dan moet je jezelf verloochenen,
dan moet je je kruis aanvaarden." En dat zijn woorden die we niet zo
graag horen.
Maar als we dromen van het koninkrijk van God op aarde,
als we hopen dat het kwaad in de samenleving uitgebannen wordt
en dat mensen elkaar aanvaarden en respecteren,
dan moeten we er wel samen aan werken,
ook als dat even niet zo gemakkelijk gaat.
Als we Jezus onze lieve Heer noemen, kan kunnen we dat alleen dan
terecht doen als wijzelf zijn liefde daadwerkelijk tot de onze maken,
als we zelf lieve mensen zijn voor elkaar.
Wie is die Jezus van Nazaret, de oorsprong van onze christelijke
traditie?
In ons vormselproject staat ergens een interessante beschrijving van
Jezus.
Onder het kopje: politiebericht, opsporing gezocht, staat het volgende:
Gezocht: Jezus van Nazaret, alias de Christus, de Messias, Mensenzoon,
de zoon van God, de koning der koningen, de vredevorst enz.
Hij heeft zich schuldig gemaakt aan de volgende delicten:
onbevoegd uitoefenen van de geneeskunde,
het maken van wijn en het uitdelen van eten,
het lastig vallen van zakenlieden in de tempel.
Hij gaat om met bekende misdadigers, radicalen, anarchisten,
prostituees en vagebonden.
Hij beweert de macht te hebben om mensen tot Gods kinderen te maken.
Zijn uiterlijk: een typische hippie, lange haren, baard, lang kleed,
sandalen.
Hij houdt zich graag op in achterbuurten, heeft enige rijke vrienden,
verbergt zich graag in de woestijn.
Waarschuwing: deze man is uiterst gevaarlijk.
Hij verandert mensen en beweert ze vrij te maken.
Waarschuwing: hij is nog steeds op vrije voeten!
Tot zover dat zogenaamde politiebericht.
Deze omschrijving van Jezus van Nazareth is niet kerkelijk goedgekeurd
en theologisch klopt er waarschijnlijk niets van
en toch zet het bericht een Jezus neer die voor velen heel herkenbaar
is.
Een Jezus die dicht bij ons staat en niet een onze Lieve Heer in de
hoge hemel.
Hoe hij eruit zag, weet niemand, in die tijd waren er nog geen
fototoestellen.
Maar waarschijnlijk had hij zoals al zijn tijdgenoten lange haren, een
baard, een lang kleed en sandalen.
In de eeuwen door zijn er talloze afbeeldingen van hem gemaakt,
de een nog mooier dan de ander. Op veel portretten wordt hij afgebeeld
als een heel zoetelijke figuur. Maar als je naar de verschillende
evangelieverhalen kijkt dan was hij beslist geen zoetelijke en
super-lieve mens.
In dat zogenaamde politiebericht werd hij een hippie genoemd,
dat woord kende men toen niet, maar het benadert wellicht wel heel
dicht de werkelijkheid.
Hij was in zijn tijd een heel onorthodoxe figuur en als de bisschop per
se orthodoxe parochies wil dan vraag ik me af of hij weet wie Jezus
was.
Toen was hij een dwarsligger in de ogen van de gevestigde orde,
hij trok zich vaak niets aan van al die regels en regeltjes
die men in die tijd uitgedacht had als noodzakelijk.
En in wat Jezus zei aan het adres van de schriftgeleerden,
overtrof hij zonder meer de hippies van de vorige eeuw.
Met name in de oosterse kerken werd Jezus vaak afgebeeld als de
pancrator,
als de heerser van het universum, als de koning boven alle koningen.
Heel mooie en goedbedoelde titels die theologisch best verantwoord
zullen zijn,
maar ze passen beslist niet bij het beeld van de Jezus die toen al
predikend rondtrok in Palestina.
Daar was niets koninklijks aan en niets triomfantelijks.
Toen hij na de wonderbare broodvermenigvuldiging het gevoel kreeg
dat de enthousiaste menigte hem tot koning wilde uitroepen,
nam hij de benen en trok hij zich terug. Hij moest er niets van hebben.
Hij voelde zich meer thuis bij de titel van het oude testament: de
dienaar des Heren. "Ik ben niet gekomen om gediend te worden maar om te
dienen en mijn leven te geven," zei hij eens.
Zoals de meeste hippies uit de vorige eeuw was Jezus een idealist.
Juist als zij geloofde hij in een betere wereld. Hij noemde dat: het
rijk van God,
een rijk waarin mensen echt om elkaar gaven.
Daar ging hij als idealist helemaal voor, zoals we weten tot de dood.
Zijn ideeën en zijn inzet gingen veel verder dan de zogenaamde
flower-power
van de hippies van de vorige eeuw.
In het evangelie hoorden we hoe Hij woedend werd op Petrus die vond dat
lijden en dood hem niet mochten overkomen.
En tegen zijn volgelingen van toen en nu zegt hij:
als je echt mijn volgeling wil zijn, dan moeten mijn idealen de jouwe
zijn dan moet je niet bang zijn voor tegenwind en moet je er alles voor
over hebben om iets van die idealen te verwerkelijken, ook als het
moeilijk wordt.
Durf te kiezen door je idealen. Daar is hij heel radicaal in, en dat
maakt het in de praktijk van het leven zo moeilijk om hem echt na te
volgen.
Onder zijn volgelingen zijn veel radicalen te vinden,
aan de behoudende en orthodoxe kant, aan de vooruitstrevende kant,
maar die radicaliteit blijft meestal steken in woorden, in dogma's en
wetten.
Maar het gaat om radicale keuzes te maken in je manier van leven,
in je dienstbaarheid aan de medemens.
Dat is veel belangrijker dan elkaar bevechten met en om woorden.