Gebeden op de tweeëntwintigste zondag
door het jaar
Gebed:
God, onze Schepper en Vader, in het
oerbegin van de aarde hebt u orde gebracht waar chaos was, in heel uw
schepping hebt u wetten en regels neergelegd om alles in goede banen te
leiden. Ook in het hart van de mens hebt U leefregels gegrift opdat wij
samen een geordende en vreedzame samenleving zouden vormen. Geef dat
wij steeds open staan voor uw bedoelingen en die waar maken in ons
dagelijks bestaan, vandaag en alle dagen. Amen.
Gebed over de gaven:
God, onze Schepper en Vader, hier
samen aan tafel rond brood en wijn vieren wij verbondenheid en
saamhorigheid. Jezus heeft dit teken geheiligd door zijn liefde en
trouw tot in de dood. Geef dat wij in naam van deze verbondenheid ook
voor iedere medemens het goede willen en zijn welzijn niet schaden door
wetteloosheid. Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen
Slotgebed:
God, onze Schepper en Vader, wij waren
hier samen om u te eren, maar geef dat wij U niet eren met de lippen
alleen maar ook vanuit het hart in het nakomen van de regels die U
daarin hebt neergelegd. Wij hebben hier verbondenheid gevierd, maar
geef dat dit geen loze kreet is maar werkelijkheid wordt in ons gewone
leven, in de manier waarop wij omgaan met elkaar. Zo bidden wij U in
Jezus' naam. Amen
Voorbede
Wij bidden voor alle mensen die te gemakkelijk nieuwe wegen gaan,
die op hol zijn geslagen in hun vernieuwingsdrang,
die alles wat oud is als minderwaardig beschouwen
en overboord willen gooien.
Mogen ze steeds oog hebben voor
het mooie en waardevolle van oude gebruiken en tradities.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor alle mensen die verstard zijn in hun leven,
die krampachtig menen te moeten vasthouden aan oude tradities
voor hen die heel nauwgezet leven volgens de letter van de wet.
Mogen zij de moed hebben om zichzelf vragen te stellen
en de kracht om waar nodig nieuwe wegen te gaan.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor allen die alleen maar oog hebben voor eigen belangen,
die geen enkele boodschap hebben aan bestaande waarden en normen
en in alles hun eigen weg willen gaan.
Mogen zij gaan beseffen dat onze samenleving alleen dan leefbaar wordt
als iedereen zich houdt aan de regels en afspraken.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor allen die zich schuldig maken aan wetsovertredingen,
die de leefbaarheid van de samenleving veel schade toebrengen
die medemensen veel onnodige pijn en verdriet aandoen.
Mogen zij het zinloze van hun gedrag gaan inzien
en de moed hebben hun leven te veranderen.
Laat ons zingend bidden.
God, laat niet toe dat wij u alleen met de lippen eren
maar moge heel onze leefwijze overeenkomstig uw bedoelingen zijn,
opdat wij met een zuiver hart voor u kunnen staan,
vandaag en alle dagen, tot in uw eeuwigheid. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij de
tweeëntwintigste zondag door het jaar
Zie ons hier
God we komen bij u met onze smerige handen
met onze besmette gedachten
met onze besmeurde idealen
met onze vieze blikken
met onze bekrompen horizon
met onze onmacht en onwil
met ons verduisterde verstand
met ons halfslachtige geloof
met ons dorre leven
met ons uitgebluste bestaan
Wij zijn ook maar mensen
wees ons nabij in onze zoektocht
naar waarheid en leven
en vergeef ons onze dwaalwegen
en zet ons op het spoor
van vrede en gerechtigheid
in geloof, hoop en liefde
Aan de hemelpoort
Men zei in het verleden wel eens dat Petrus aan de hemelpoort staat
en dat hij beslist wie er wel of niet door de poort naar binnen mogen.
Eens kwam een man aan de poort en Petrus vroeg hem:
heb je altijd goed geleefd?
Jazeker, zei de man, ik heb de tien geboden altijd keurig onderhouden,
en ook de wetten en regels van de staat heb ik nooit overtreden.
Mooi, zei Petrus, dat is uitstekend,
maar het is nog niet genoeg om in de hemel te komen.
De vraag is eigenlijk: wat voor goeds heb je gedaan voor je medemensen?
De man antwoordde: Ik heb niemand kwaad gedaan in mijn leven.
Dat is niet genoeg, zei Petrus, om de hemel binnen te gaan
moet je hartelijke zorg en aandacht voor je medemensen hebben.
Ga jij nog maar een poosje naar het vagevuur.
Er kwam nog een man bij de hemelpoort.
Petrus vroeg hem: heb je altijd goed geleefd.
De man keek heel beschaamd en stamelde:
ik heb nogal wat fouten gemaakt in mijn leven.
Petrus vroeg hem: heb ook iets goeds gedaan voor je medemensen?
De man antwoordde: Ik heb niet zo heel veel gedaan,
maar ik heb goed gezorgd voor mijn vrouw en kinderen
en ik heb vrijwilligerswerk gedaan in een verpleeghuis,
en toen mijn buurvrouw ziek was, heb ik boodschappen voor haar gedaan.
Kom maar gauw binnen, zei Petrus,
jij hebt goed gewerkt voor de hemel.
Wees voorzichtig met je uitspraken.
Een hard woord kan diepe wonden achterlaten.
Waar woorden 'wapens' worden
staat men als vijanden tegenover elkaar.
Het leven is veel te kort
en onze wereld veel te klein
om er een slagveld van te maken!
Wees met je woorden mild en barmhartig.
Woorden die uit het hart komen kunnen 'lichten' zijn.
Woorden moeten verzoenen,
tot elkander brengen, vrede maken.
Een woord, dat het hart raakt, verandert het hart.
Zalig zijn zij, die alle bittere woorden uit hun mond hebben genomen
en met wat humor van doornen rozen maken.
Als je moe bent en je weet niet van wat,
kan een woord een gebeurtenis zijn,
een stuk brood voor een nieuwe start,
een ster, die uit de hemel valt.
Maar er zijn zoveel zaken,
waar je niet over hoeft te praten,
die je alleen maar doen moet!
Gebed (naar aanleiding van Psalm 15)
God wie mag gast zijn in uw huis,
wie mag verblijven in uw woning
degene die vrij is van schuld
en gerechtigheid beoefent
zo iemand leurt niet met lasterpraat
hij doet zijn medemens geen onrecht aan
hij beledigt zijn buren nooit
hij veracht degene die dat verdient
maar eert degene die ontzag heeft voor u
en leeft in vrede met mensen
hij is betrouwbaar in wat hij zegt
en doet zoals hij belooft
doe ons zijn als zo iemand
en laat onze voetstappen stevig zijn
onze daden oprecht
en ons leven tot eer van u
en tot heil van alle mensen.
MET HART EN ZIEL
Ze kent de regels uit haar hoofd
heeft er ook een tijdje echt in geloofd
paste ze toe, totdat haar bleek
dat zo'n levensregel je meestal je leven ontneemt.
Ze kent haar grenzen, ze heeft ze geleerd
heeft ze ook een tijdje gerespecteerd
maar toen ze die grenzen op een dag overschreed
bracht dat haar meer geluk dan toen ze dat nog niet deed.
Nu bouwt ze een huis van vlees en bloed
en als het in elkaar stort nou,
dan deed ze het niet goed genoeg
ze bouwt het buiten alle wetten
ze staat weer op nadat ze viel
op vrije grond zal ze het zetten
d'r ruimte groot de muren nieuw
ze bouwt haar huis, ze bouwt haar leven
met haar hart en met haar ziel.
Ze is alleen of ze is met z'n twee
soms kiest ze de aarde, dan weer de zee
elk element dat is haar nu wel vertrouwd
omdat ze van haar eigen leven nu iets meer houdt
ze staat niet meer stil
heeft een weg in haar hoofd
omdat ze in zichzelf nu iets meer gelooft
zij kent geen grenzen, zij breekt elke wet
haar leven is het leven dat ze zelf heeft ontdekt.
Als het vandaag niet lukt
dan is vandaag een brug
naar morgen als het lukt
zo'n huis kan nooit meer stuk, oh nee
als het vandaag niet staat
is morgen niet te laat
volgens haar eigen wet
door niets of niemand opgelegd
volgens de wetten van haar ziel.
Liselore Gerritsen
HIER EN NU
Een koning had in zijn tuinen zo'n onmetelijk diepe sloot, dat
niemand tot de bodem kon zien. Op een mooie dag nam hij een groot
aantal dagloners in dienst; ze moesten aarde aandragen en de sloot
dempen. Een paar dagloners gingen eerst eens de sloot wat beter
bekijken - en toen ze zagen hoe peilloos diep hij was, zeiden ze in hun
domheid: 'Hoe zouden we zo'n diepe sloot kunnen dempen?' En zij trokken
zich terug.
De verstandigen dachten echter: 'Wat gaat het ons aan hoe diep die
sloot is? We worden per dag betaald en mogen onszelf gelukkig prijzen
werk te hebben; laten we dus onze plicht doen en de sloot dempen voor
zover we daartoe in staat zijn.'
Laat daarom de mens nooit zeggen: 'Hoe onmetelijk diep is Gods Wet!
Dieper dan de zee! Al die voorschriften! Hoe zouden we die allemaal na
kunnen komen?'
God zegt tot de mens: 'Je wordt per dag betaald! Doe zoveel werk als je
aankunt - en denk er verder niet over na.'
ONMACHT
Zij staat daar, vrouw, voor mijn loket,
een vragend kind, dicht aan haar zij
, bolle wangen, oogjes vol pret,
Haar oogopslag bekommert mij.
Verhaal verteld: ondergaan geweld,
verderf en moord gezien.
Nu staat ze hier, geen huis, geen geld
verdient ze dat misschien?
De wet, pas aangescherpt
op grond van economisch denken!
Mijn antwoord wordt door haar verwerkt.
Hoe? Dat kan ik niet bedenken.
Een moeder met een kind,
lachende en droeve ogen!
Acht, ik ben hen goed gezind,
maar mag hen slechts gedogen!
RUST
In een jachtige wereld hebben mensen geen rust
om hun bronnen te ontdekken.
In een wereld die leeft van geld en goed heeft
de buitenkant slechts waarde.
In een wereld waarin mensen hun eigen leefmilieu verknoeien,
is weinig helder water te vinden.
In een kerk die mensen bevoogdt,
is de bron uitgedroogd.
In een kerk die wetten stelt,
wordt de mens bekneld.
In een kerk die zeker weet
kan de geest niet waaien.
In een mens die rust en neerzit,
zich opent voor wat de hemel te zeggen heeft;
in een mens die de eigen bron kent,
en luistert naar wat de aarde verlangt;
in een mens die ziet van hart tot hart
en hoort wat God te zeggen heeft,
stroomt een bron van levend water
steeds opnieuw de eeuwen door.
Het is het verlangen van de mens
een God te vinden die de dorst lest.
De steenhouwer
Er was eens een man die stenen kapte uit een rots. Hij vond zijn
werk veel te zwaar en droomde dat hij rijk was.
En plotseling was hij rijk. Zo stond hij langs de weg toen er een
koning voorbij kwam, gezeten in een prachtige koets. 'Was ik maar
koning' dacht hij, 'dat zou nog mooier zijn.' En tevreden was hij niet.
Toen opeens was hij koning. Met veel ruiters en paarden reed hij in een
gouden koets door zijn rijk. Maar de koning begon te klagen over de
hete zon, die zijn gezicht schroeide. En tevreden was hij niet.
Hij zuchtte en dacht: 'Was ik de zon maar.' En hij had deze woorden nog
niet gezegd of hij was de zon. Nu strooide hij zijn gouden stralen over
de aarde. Totdat er een wolk kwam die zijn stralen tegenhield. 'Ik wou
dat ik zo machtig was als die wolken', dacht hij ontevreden.
En zo werd hij een wolk en kon hij de stralen van de zon opvangen en
breken. Maar de wolk viel in grote druppels naar de aarde en het water
stroomde woest over het land. Alleen een rots bleek machtiger dan het
water. Toen werd hij kwaad omdat de rots nog sterker was dan hij en
tevreden was hij niet.
Hij wilde liever een rots zijn. En ook dat gebeurde. Maar toen kwam er
een man met een scherpe beitel en grote hamer. Deze hakte in de rots om
er stenen van te maken. Toen dacht de rots ontevreden: 'Was ik die
steenhouwer maar.' En het gebeurde. En elke dag deed de man zijn zware
werk en was tevreden.
DE STEEN VAN DE WIJZE
Er woonde, heel lang geleden, in een hutje een wijze man.
Op zekere dag komt er een vrouw op bezoek.
Ze had gedroomd dat de wijze een edelsteen bezat.
"Geef mij die steen", smeekt ze, "want ik sterf van de honger!"
De wijze rommelt wat in zijn broekzak en haalt een steen te voorschijn.
"Bedoel je deze? Ik heb hem gevonden in het bos."
In zijn hand fonkelt een prachtige diamant.
"Ja", gilt de vrouw. Ze grist de steen weg en holt heen.
Die nacht kan ze niet slapen. Ze begrijpt het niet.
Ze piekert over alles wat er is gebeurd.
Dan gaat ze terug naar de wijze.
Ze geeft hem de steen en zegt:
"Wijze, hier is de steen.
Geef me liever iets van de vrede
waardoor u gister zo kalm en moeiteloos
de steen aan mij gaf want dat is meer waard."
terug naar de overweging