Gebeden op de twintigste zondag door
het jaar
Inleiding:
Wat is wijs? We vragen het ons wel eens
af als we een moeilijke
beslissing moeten nemen.
Vaak is het heel eenvoudig welke keuze je moet maken,
soms ligt dat een stuk ingewikkelder.
Maar welke keuze je maakt heeft te maken met de manier waarop je in het
leven staat, met de waarden en normen die je belangrijk vindt.
Echte wijsheid is een levenshouding die in je hoofd en in je hart zit,
een levenshouding die heel ons leven moet doordringen
ook in de kleine dingen van alle dag.
Wijsheid is verder kijken dan je neus lang is.
Het is ook kijken naar de boodschap van de bijbel,
de boodschap Jezus van Nazaret.
Dat willen we ook vandaag weer doen.
Openingsgebed
God, bron van alle leven, van alle wijsheid,
alle tijden door probeert u ons de juiste weg door het leven te wijzen,
door uw profeten, door wijze mensen, door bezielde mensen.
Maak ons stil van binnen en voer ook ons binnen in uw geheim,
in uw wijsheid die tot leven leidt, het ware leven, uw leven.
Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen
Gebed over de gaven
God, bron van alle leven, van alle wijsheid,
Jezus, uw gezondene heeft ons geleerd,
dat hetgeen in de ogen der mensen dwaasheid lijkt,
in uw ogen juist wijsheid is.
In zijn liefde en trouw gaf hij zichzelf tot in de dood,
en zo wil hij brood des levens zijn voor ons allemaal.
Mogen ook wij leren breken en delen in zijn geest
en zo deel krijgen aan het ware leven, aan uw leven.
Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen
Slotgebed
God, bron van alle leven, van alle wijsheid,
wij danken U voor dit samenzijn
waarin wij onze verbondenheid met Jezus gevierd hebben.
Moge die verbondenheid vruchtbaar worden
in een groeiende verbondenheid en saamhorigheid met elkaar,
opdat zijn levenswijsheid meer en meer de onze wordt
en wij in ons doen en laten steeds meer op Hem gaan gelijken.
Dat bidden wij voor vandaag en alle dagen. Amen.
Voorbede
Wij bidden voor hen die zich alleen maar voeden
met allerlei hapklare brokken die onze welvaartsmaatschappij ze
aanbiedt,
en die niet geïnteresseerd zijn in gezond voedsel voor een beter leven.
Mogen zij de wijsheid en de kracht vinden
om zich te verdiepen in wat werkelijk belangrijk is,
in eigen leven en in heel de samenleving.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor hen die alleen honger hebben naar geld en goed,
voor wie aanzien en macht het hoogste doel zijn in hun leven,
die nooit eens stilstaan bij de geestelijke waarden
die het leven zijn ware zin en inhoud geven.
Mogen hun ogen open gaan,
dat zij hun eigen oppervlakkigheid gaan beseffen.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor hen die leven in grote materiële welvaart,
die zich alles kunnen veroorloven wat hun hartje begeert,
maar die tegelijk doodarm zijn aan liefde en genegenheid
en daarom ook niet echt gelukkig zijn in het leven.
Mogen zij gaan ontdekken wat echt vreugde geeft.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor allen die zich gelovige christenen noemen,
maar die zich niet voeden met Jezus' woord en voorbeeld,
voor hen die wel bidden in zijn naam,
maar vergeten te handelen in zijn naam.
Mogen zij leren om juist als hij hart te hebben
voor de kleinen en zwakken in de samenleving.
Laat ons zingend bidden.
God, Vader van alle mensen, help ons te komen tot het ware leven
dat Jezus ons voorhoudt, leven dat bestaat uit delen met elkaar. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij de twintigste zondag door het jaar
Jij bent de mens
Waar Jij kwam vertelde Je - bevrijdend -jouw verhaal
maar men vertaalde wat Je zei in een verstenende moraal.
Waar Jij met ons was daar werd het doodgewone zoveel meer
maar men begroef Je in het graf van een spijkerharde leer
Jij hield van het soort feest waar men de treurigheid tot leven kust
maar men stempelde je naam als domper op de levenslust.
Jij liet je niet in regels vangen, zat niet vast aan baan of huis.
En men besloot om je te hangen - vastgespijkerd aan een kruis.
Met de moed der wijsheid zag jij door het blinde oordeel heen
maar in plaats van inzicht koos men voor de waarheid van de steen.
Jij bent de mens van de kans die geboden wordt.
van het feest dat doorlopend wordt.
van het brood dat gebroken wordt
zodat het in veelvoud kan worden gedeeld.
(Marinus van der Werf)
Het brood
Het brood waar ouders voor zorgen,
het brood van troost en pijn,
het brood van iedere morgen
is breekbaar als de mensen zijn.
Het brood dat kinderen vragen,
het brood van vreugde en pijn,
het brood zo gewoon als de dagen
is breekbaar als de mensen zijn.
Het brood dat mensen ons geven,
het brood van hoop en pijn,
het brood van oorlog en vrede
is breekbaar als de mensen zijn.
Het brood dat mensen breken,
het brood dat mensen zijn,
dit brood is ons taal en teken:
zo breekbaar wil Christus zijn.
levend brood
Brood, levend brood,
waar je op kunt teren je hele leven lang,
als je gelooft en hoopt op Hem die het zal geven.
Brood, levend brood, altijd buigzaam en veranderlijk,
dat vrede brengt en liefde, waar hardheid heerst en onbegrip;
dat geborgenheid schenkt en warmte, waar koude is en eenzaamheid;
dat hulp brengt en hoop, waar het leven stil staat, en is verstard.
Jij bent dat brood, dat leven geeft aan de wereld om je heen.
Jij bent dat brood, waar je elke dag om vraagt:
geen gewoon brood maar met veel moeite door jou gekneed en gevormd.
Heer, geef ons dagelijks dat brood,
want het wordt ons niet in de schoot geworpen.
De Christus die wij volgen
Hij is ons brood, zeggen zij die verhongeren
Hij is onze weg, zeggen zij die zoekende zijn
Hij leert ons een nieuwe taal, zeggen zij die stemloos zijn
Hij heeft ons gevonden, zeggen zij die verloren waren
Hij lijdt met ons, zeggen de vervolgden
Hij maakt ons duidelijk wat wij niet weten, zeggen de geleerden
Hij schenkt ons het leven, zeggen de stervenden
Hij is een van ons en wij behoren hij Hem, zeggen de armen.
Elke morgen opnieuw
Elke morgen opnieuw uit mijn dromen wakker worden
de dag zal wel weer moeten
onder m'n blote voeten draait de wereld domweg verder
draait zichzelf naar de knoppen
je kunt hem niet stoppen anders val ik er af.
Dus ik doe wat ik doe elke dag, ik heb m'n plichten
ik wil in leven blijven
aangenaam de tijd verdrijven
met wat ditjes en datjes m'n zorgen verlichten
en zo af en toe, geloof me, amuseer ik me best.
Alles draait zijn cirkel, en iedereen draait mee
duizenden rivieren stromen dagelijks naar zee
door de allerhardste steen slijten zij gestaag hun spoor
en wij? we draaien door, en we draaien er om heen.
Je geeft je vertrouwen aan dat wat van geen waarde
is bij alles wat op aarde is zoek je grond om op te bouwen
maar wat je ook vindt en waar je denkt te komen
je gaat gekleed in dromen, je huis is slechts van wind.
We bouwen als zovelen om de leegte te bedekken
op miljoenen lege plekken de mooiste luchtkastelen
huizen van stof en wind waar we lachen, drinken, eten
waar we ons gelukkig weten met de schijn die ons verblindt.
Van moeite gaan we zwanger, dikbuikig, traag en vet van hart
een spin in zijn eigen web verward
en het duurt niet zoveel langer of onheil wordt geboren
en we baren een giftige slang
wat kan het schelen, we gaan onze gang
en draaien door en door
en door en door en...
Het grootste op de wereld
De leraar stond voor de klas; de kinderen waren zo tussen de vijf
en zes jaar oud.
Hij vroeg aan zijn leerlingen: "Wat is het grootste op de wereld?"
"Mijn papa", zei een klein meisje.
"Een olifant", antwoordde een jongen die enkele dagen geleden in de
dierentuin was geweest.
"Een berg", zei een ander.
Een meisje zei: "Mijn oog is het grootste op de wereld."
Het werd stil in de klas want iedereen probeerde het antwoord van het
meisje te begrijpen.
"Wat bedoel je ermee?",vroeg de leraar die net zo verbaasd was als de
kinderen.
"Nou", zei de mini-filosofe, "mijn oog kan haar papa, de olifant en de
berg zien, en zelfs vele bergen tegelijk en nog andere grote dingen.
Omdat dat alles in mijn oog past moet mijn oog het grootste op de
wereld zijn."
Toen de leraar dit voorval aan zijn vriend, de wijze meester vertelde
zei deze:
"Als je "oog" als gelijkenis voor "bewustzijn" ziet, dan is bewustzijn
het grootste, want uiteindelijk past daar alles in, zelfs het heelal.
Maar ja, wijsheid kan je niet leren, wijsheid is zien wat niet geleerd
kan worden - je hebt een wijs kind in je klas."
De soepsteen
In een dorp waar veel armoede was, liep een vreemdeling. Hij had
een lange weg achter de rug en was hongerig, maar begreep dat hij in
dit arme dorp niet zomaar om eten kon vragen. Het was koud. Toch was er
in de meeste huizen geen vuur in de open haard. In een huis waar wel
vuur brandde, zag hij een paar gezinnen bij elkaar zitten. "Dat doen ze
zeker om brandstof te sparen", dacht de vreemdeling. Hij klopte op de
deur en vroeg of hij zich ook bij het vuur mocht warmen. De kamer zat
al vol, maar iedereen schoof een plaatsje op zodat er voor de
vreemdeling ook nog een plaatsje was.
De mensen zagen er hongerig uit. Toch werd er geen eten klaargemaakt.
"Ik zou graag soep op het vuur willen koken", zei de vreemdeling,
"hebben jullie een grote pan voor me?" Verbaasd keken de mensen hem aan
en vroegen: "Waar wil je soep van koken? Je rugzak is bijna leeg, daar
kan niet veel in zitten om soep van te koken."
De man haalde een mooie steen uit zijn zak en zei: "Dit is een heel
bijzondere steen. Een soepsteen. Als jullie een pan met water op het
vuur zetten, kan ik van deze steen soep koken."
De mensen geloofden niet direct wat de man zei, maar ze hadden wel een
grote pan en genoeg water, dus konden ze het allicht proberen. De
kinderen dachten: "Misschien is die man een tovenaar." Nieuwsgierig
zagen ze hoe hij de steen voorzichtig in de pan met water legde, die op
het vuur was gezet. En vol verwachting bleven ze naar de pan kijken,
waarin het water langzaam warm werd en tenslotte begon te koken.
Toen zei de man:"Nu zou er eigenlijk een beetje zout aan toegevoegd
moeten worden." De vrouw, die in het huis woonde, stond op en haalde
wat zout uit de kast. "Ik heb ook nog een laurierblaadje", zei ze,"zal
ik dat er ook in doen?" "Goed", zei de man," Een stukje vlees zou de
soep nog lekkerder maken." De buurvrouw zei:"Ik heb in de kelder nog
wat soepvlees voor het avondeten bewaard. Nu we hier samen soep gaan
eten, kan ik het er wel bijdoen."Ze haalde het vlees en nam ook een
paar worteltjes uit de tuin mee. "Een ui en een prei zouden er ook goed
in smaken", zei de vreemdeling.
"Die heb ik nog in mijn tuin", zei de overbuurman. "Ik heb nog een
restje bonen en wat selderij", zei een ander.
Iedereen haalde iets op waardoor de soep nog lekkerder en voedzamer kon
worden. En even later hing er een heerlijke geur in de kamer. De borden
en lepels werden alvast klaar gezet. Na een poosje stond de man op,
roerde in de soep en proefde. "De soep is klaar", zei hij en schepte de
borden vol.
Allen smulden van die overheerlijke soep. In lange tijd hadden ze niet
zo heerlijk gegeten. Ze aten met elkaar de hele pan leeg. Alleen de
soepsteen lag er nog in. De vreemdeling stond op en wilde vertrekken.
"Uw soepsteen ligt nog in de pan", riep een kind, "je vergeet je
soepsteen." "Die mogen jullie houden", zei de man, "daarmee kunnen
jullie nog wel duizendmaal soep koken, als je 't maar zo doet als we
het nu gedaan hebben." "Dat is een wondersteen", zeiden de kinderen
tegen elkaar.
De vreemdeling lachte toen hij dat hoorde terwijl hij de deur uitging.
Buiten het dorp gekomen, zocht hij een mooie ronde steen, stopte hem in
zijn rugzak en liep fluitend verder.
terug naar de overweging