Gebeden op de negentiende zondag door
het jaar
Inleiding:
Dat er in verschillende plaatsen in Afrika honger geleden wordt
dat is algemeen bekend.
In onze streken wordt denk ik geen honger geleden,
maar er zijn wel steeds meer gezinnen en individuen
die voor een deel aangewezen op de voedselbanken.
Als je van een uitkering moet rondkomen, zeker in de grote steden,
dan heb je het niet breed en ben je blij met de hulp van de
voedselbank.
In de eerste lezing van vandaag horen we hoe de profeet Elia
te eten krijgt van de hemelse voedselbank.
Het is letterlijk voedsel, maar het is veel meer bedoeld als geestelijk
voedsel,
opdat Elia zijn reis kan vervolgen en zijn zending volbrengen.
In het evangelie van vandaag gaat het ook over geestelijk voedsel,
brood uit de hemel, brood des levens, brood dat kracht geeft
voedsel dat je nodig hebt om zinvol en gezond en gelukkig te leven.
Daar willen we in deze viering even over nadenken
Openingsgebed:
God, ver weg en toch begaan met mensen,
met name met hen die uitgeput zijn, aan het eind van hun krachten,
in U kunnen ze kracht putten om toch verder te gaan.
God, ongrijpbaar en toch te ontmoeten in mensen,
die anderen ondersteunen op hun levensweg,
juist als zij tegenwind te verduren hebben.
Wees hier in ons midden en laat ons uw kracht ervaren.
Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen.
Gebed over de gaven:
God, in deze ontmoeting met Jezus, uw profeet bij uitstek,
in deze viering van zijn liefde en trouw tot in de dood,
schenkt U ons voedsel uit de hemel,
opdat wij, gesterkt door deze gaven,
steeds nieuwe inhoud geven aan onze verbondenheid met elkaar.
Moge die verbondenheid zichtbaar en tastbaar worden in ons dagelijks
bestaan.
Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen
Slotgebed:
God van mensen, gesterkt door deze viering rond uw woord en uw brood,
gaan wij weer verder op onze levensweg.
Trek met ons mee en schenk ons de moed om voor anderen engelen van
mensen te zijn,
dat wij altijd open staan voor ieder die moeilijke dagen doormaakt,
luisterend, troostend, ondersteunend,
dat wij licht brengen waar duisternis is,
kracht waar zwakte en moedeloosheid heerst.
Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen
Voorbede
Wij bidden om voedsel voor alle mensen die letterlijk honger lijden,
maar ook om geestelijke voedsel voor hen
die vastgelopen zijn in een oppervlakkig leven,
opgebrand in een haastig en jachtig bestaan,
uit het lood geslagen door onverwachte teleurstellingen.
Dat zij de kracht krijgen om zinvol verder te gaan.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor voedsel voor alle mensen die het moeilijk hebben,
die te lijden hebben onder ernstige ziekte
die zich eenzaam en verlaten voelen
die verbitterd zijn geraakt door tegenslagen in hun leven,
die zich bedrogen voelen door mensen in hun omgeving.
Dat zij de kracht krijgen om ondanks alles toch verder te gaan.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden om voedsel voor alle profeten van onze tijd,
die steeds weer aanlopen tegen een muur van onbegrip,
die tegenwerking en zelfs vervolging aan de lijve ervaren,
die moedeloos dreigen te worden omdat er niet naar hen geluisterd wordt.
Dat zij de kracht krijgen om vol te houden en verder te gaan.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden om het brood des levens voor alle volgelingen van Jezus
Christus,
voor allen die zeggen te geloven in zijn boodschap,
voor hen die vastzitten aan de oude tradities
en geen nieuwe wegen kunnen aanvaarden,
voor hen die onverschillig zijn geworden en aan de zijlijn staan.
Dat zij de kracht krijgen in zijn geest verder te gaan.
Laat ons zingend bidden.
Heer, schenk ons uw geest van kracht opdat wij in staat zijn
steeds in beweging te zijn op de weg die Jezus ons gewezen heeft. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij de negentiende zondag door het jaar
Hymne tot Jezus
Duisternis troonde hoog verheven,
de mensen vielen stervend neer.
Een woord van licht zou hen doen
levende loop der dingen nam een keer.
Gij waart bereid een woord voor
allen dat ene woord van licht te zijn,
als zaad in harde grond te vallen
gij achtte niet de stervenspijn.
Zo zijt ge in de nacht verdwenen.
Geen engel heeft u brood gebracht
geen sterrenlucht u toegeschenen,
geen moederschoot u opgewacht.
Om ooit een dag als nieuw geboren
in bloei van stemmen op te staan,
moest gij god weet hoe diep verloren
in mensengrond ten onder gaan
moest gij in grond van geest
verzinken in mensengeest, als zaad van licht,
om nu uit allen op te klinken,
een lied dat voor geen duister zwicht.
Voorbede
God van alle engelen,
Wij willen danken voor al jouw mensen,
al jouw engelen,
die er zijn op het goede moment
die willen luisteren,
die ons opbeuren,
die ons nieuwe energie geven
om weer verder te gaan.
Wij willen bidden
voor mensen die in de put zitten,
mensen die ziek zijn,
mensen die eenzaam zijn,
mensen die pech hebben,
mensen die geen oren en ogen meer hebben
om jouw engelen te horen en te zien.
Wij willen bidden voor onszelf:
geef ons de moed om voor anderen
soms een engel te kunnen zijn;
dat we dit durven en doen
in het vertrouwen
dat Jij bij ons zult zijn.
KENNIS VAN JEZUS
Een dialoog tussen een mens
die zich pas tot Christus bekeerd heeft en een gelovige vriend:
"Dus u bent christen geworden?"
"Ja."
"Dan moet u veel van Jezus af weten.
Vertel me eens: in welke land werd hij geboren?"
"Dat weet ik niet."
"Op welke leeftijd stierf hij?"
"Dat weet ik niet."
"Hoeveel preken heeft hij gehouden?"
"Dat weet ik niet."
"U weet maar heel weinig voor een mens die beweert christen geworden te
zijn."
"U hebt gelijk. Ik schaam me dat ik zo weinig van Jezus af weet.
Maar één ding weet ik wel.
Drie jaar geleden was ik een echte dronkaard.
Ik had heel veel schulden.
Mijn gezin ging eraan ten gronde.
Elke avond zaten mijn vrouw en kinderen in angst voor mijn thuiskomst.
Maar nu ben ik van de drank af;
ik heb mijn schulden afbetaald;
we hebben nu een gelukkig gezin;
mijn kinderen springen nu blij op als ik 's avonds thuis kom.
Dit alles heb ik aan Jezus te danken.
Zijn voorbeeld heeft me bekeerd.
Ik wil voortaan leven zoals hij geleefd heeft.
Dit alles weet ik wel van hem.
Iemand echt kennen, dat is, beïnvloed worden door wie men kent.
Wie was Jezus?
Hij was geen koningszoon
die opgeleid is om gediend te worden.
De zoon van een timmerman
had geleerd zich te plooien
naar de nukken van het hout
en de grillen van de klanten.
Hij was geen Romeins staatsburger,
kon zich nergens op beroepen.
De rechtenloze jood uit Galilea,
ver van het politieke forum,
had geleerd zich te onderwerpen aan de bezetter.
Hij was geen priester en geen wetgeleerde.
Kon niet terugvallen op enig privilege.
De simpele leek had geleerd
hoe mensen zich achter God verschuilen
om hun eigen belangen beter te behartigen.
Hij stond weigerachtig en argwanend
tegenover elke vorm van macht:
de macht van de tollenaar
en de macht van de opperpriester;
de macht van het geld
en de macht van de godsdienst.
Hij hield het hij de macht
van de geweldloosheid,
de macht van offer en gebed.
Alleen op die manier kon macht
worden omgezet in dienst,
kon de meester voetenwasser worden.
Hij heet Jezus Christus
Hij heet Jezus Christus en lijdt honger
hij huilt door de mond van de hongerenden
en de mensen lopen voorbij als zij hem zien
zij haasten zich om vlug in de kerk te komen.
Hij heet Jezus Christus en heeft geen huis
hij slaapt in de goot
en de mensen versnellen hun pas, als zij hem zien
en zeggen, hij is een dronken landloper.
Hij heet Jezus Christus en is analfabeet
hij werkt niet en hij bedelt
en de mensen zeggen als zij hem zien:
die deugt nergens voor
hij zou moeten gaan werken in plaats van te bedelen.
Hij heet Jezus Christus en is verbannen
uit de gemeenschap en uit de kerk
zij stellen zich hem voor als koning
terwijl hij toch samenleefde met de armen.
Hij heet Jezus Christus en is ziek
hij leeft achter de tralies van de gevangenis
en wij bezoeken hem nauwelijks
wij weten dat hij geen kant meer uit kan.
Hij heet Jezus Christus en wordt afgewezen
Hij is onder ons en wij hebben hem niet herkend
hij is onder ons en wij verachten hem.
GEZONDEN ZIJN
Gezonden zijn
is altijd maar weer risico's nemen
om echt mens voor een ander mens te worden.
Gezonden zijn
is overal en met iedereen vieren
dat de dood zich verkeken heeft op het leven van Jezus.
Gezonden zijn
is niet buitenspel blijven staan,
maar jezelf op het spel zetten.
Gezonden zijn
is op weg gaan naar waar je bent
naar waar je eigenlijk moet zijn.
Gezonden zijn
is feestmaaltijden bereiden
op gloeiende kooltjes van hoop en verwachting.
Gezonden zijn
is woedend worden, wanneer onze stierlijkheden
als gouden kalveren bewierookt worden.
Gezonden zijn
is niet alleen aan mensen ver weg denken
maar vooral ook hier en nu aan de slag gaan.
Broeder van ons
Jezus als brood
zijt Gij door de wereld gegaan,
als licht hebt Gij U uitgedeeld,
goede herder, mens onder mensen,
broeder van ons - als een lam
zijt Gij ter slachting geleid,
ons leven hebt Gij geleefd,
ons lot hebt Gij gedeeld,
onze dood zijt Gij gestorven,
wij mensen leven voor onszelf,
wij misgunnen elkaar het geluk,
slechte herders zijn wij,
andermans nood doet ons deugd,
zijn pijn is onze genezing,
zijn dood ons brood,
o Heer, erbarm U over ons,
wij leven ons eigen leven,
sterven wij ons eigen dood?
Een bloem
De kleine prins trok de woestijn door en kwam één enkele bloem
tegen. Een bloem met drie bloemblaadjes, een bloempje van niets...
'Goede morgen', zei de kleine prins.
'Goede morgen', zei de bloem.
'Waar zijn de mensen?', vroeg de kleine prins beleefd.
De bloem had vroeger eens een karavaan zien langskomen.
'De mensen? Er bestaan er geloof ik zes of zeven. Die heb ik jaren
geleden eens gezien. Maar je weet nooit waar je ze kunt vinden. De wind
jaagt ze in het rond. Ze hebben geen wortels, dat is erg lastig voor
ze.'
'Daag', zei de kleine prins.
'Dag', zei de bloem.
Omgekeerde wereld
Eens waarschuwde God de mensen dat er een aardbeving zou komen die
al het water van het land zou doen verdwijnen. Het water dat er voor in
de plaats zou komen, zou iedereen gek maken.
Slechts een profeet nam God ernstig. Hij droeg kolossale kruiken vol
water naar zijn woonplaats in de bergen zodat hij zijn hele leven
genoeg water zou hebben.
De aarde beefde, al het water verdween en het nieuwe water vulde de
rivieren, meren en vijvers.
Een paar maanden later kwam de profeet van zijn berg af om te kijken
wat er precies gebeurd was. Iedereen was inderdaad gek geworden. Men
viel hem aan, wilde niets met hem te maken hebben en velen dachten dat
HIJ gek geworden was.
De profeet ging dus maar weer terug naar zijn woonplaats in de bergen,
blij met het water dat hij opgeslagen had.
Maar naarmate de tijd verstreek ging hij merken dat zijn eenzaamheid
niet te dragen was. Hij verlangde hartstochtelijk naar menselijk
gezelschap, dus ging hij weer terug naar het dal. Weer werd hij door de
mensen daar uitgestoten want hij was zo helemaal anders dan zij.
Toen nam de profeet een besluit. Hij gooide het water dat hij
opgeslagen had, weg, dronk van het nieuwe water en werd net zo gek als
zijn medemensen.
terug naar de overweging