Gebeden op de achttiende zondag door
het jaar
Inleiding:
Ik las deze week op internet het
volgende bericht uit Amerika:
Een zevenjarig jongetje is zondag met de auto van zijn vader op de
vlucht geslagen omdat hij geen zin had om naar de kerk te gaan.
Twee politieagenten zetten de achtervolging in toen de wagen door rood
reed. De jonge joyrider reed 65 km/u en maakte ruime bochten "Voor een
kind van zeven jaar deed hij het niet slecht", aldus één van de
agenten. Na een uitbrander van zijn vader legde het jongetje uit dat
hij geen zin had om naar de kerk te gaan en er daarom vandoor was
gegaan.
Dat jongetje is niet de enige die het niet zoekt om naar de kerk te
gaan.
Hij is in gezelschap van heel velen, alleen hoeven die niet op de
vlucht.
Het aantal mensen dat in het weekend de kerk bezoekt, wordt steeds
kleiner.
Iedereen is daar uiteraard vrij in, toch is het jammer.
Een weekendviering is toch bedoeld om even stil te staan bij de zin van
het leven, bij de betekenis van Jezus' boodschap.
Hij wil voor ons een bron van kracht zijn,
maar dat kan hij alleen als we naar hem op zoek gaan,
dan alleen kan hij voor ons brood uit de hemel zijn
zoals het evangelie van vandaag vertelt.
Openingsgebed:
God, U bent de onzichtbare kracht, die ons ondersteunt in moeilijke
dagen,
uitkomst biedt als we het niet meer zien zitten,
die brood voor de hongerige mensen bent en water voor de dorstige,
trek met ons mee op onze levensweg
en laat ons uw kracht ervaren als onze weg moeilijk begaanbaar is.
Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen.
Gebed over de gaven
God, voedsel uit de hemel voor hen die gelovig opzien naar U,
bron van kracht voor ieder die bij U steun zoekt,
In Jezus van Nazaret kwam U tot leven, in zijn dienstbaarheid en zorg
voor de medemens.
Kom ook tot leven hier in ons midden, hier samen rond brood en wijn.
Mogen ook wij, gevoed door deze gaven, in staat zijn
ons leven te breken en te delen met elkaar,
naar zijn voorbeeld. Amen.
Slotgebed
God, onzichtbare kracht in kleine mensen,
trek met ons mee en vul onze zwakheid aan,
opdat wij niet in alles de weg van de minste weerstand gaan
maar durven kiezen voor die waarden en normen
die U in ons hart hebt neergelegd,
dat we ons durven kiezen op Jezus' boodschap van dienstbaarheid
die soms te moeilijk lijkt maar wel de enige weg is naar echt menselijk
geluk.
Help ons die weg te gaan, vandaag en alle dagen. Amen.
Voorbede
Wij bidden voor alle sensatiezoekers,
voor hen die alleen aandacht hebben voor het grote en machtige,
dat ze ook oog krijgen voor de zin van de kleine dingen
die mensen voor elkaar kunnen doen en betekenen.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor hen die heel oppervlakkig door het leven gaan,
die nooit eens nadenken over de zin van leven en samen leven,
dat ze oog krijgen voor de meer wezenlijke waarden
die verborgen gaan in individu en samenleving.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor hen die zich wel gelovig noemen
maar inhoudelijk niets meer weten over hun christen-zijn
en ook niet de moeite nemen zich daarin te verdiepen.
Dat ze oog krijgen voor de werkelijke betekenis van Jezus' boodschap
en die ook daadwerkelijk in hun leven proberen waar te maken.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor hen die leven in overvloed en luxe,
en daarin alleen hun levensgeluk zoeken,
dat zij oog krijgen voor wat werkelijk gelukkig maakt in het leven
en gaan beseffen dat een mens niet leeft van brood alleen.
Laat ons zingend bidden.
God van leven,
wees ons brood uit de hemel,
voed ons met uw levenskracht,
opdat wij leven volgens uw bedoelingen
en zo deel hebben aan uw vreugde en geluk,
vandaag en alle dagen, tot in uw eeuwigheid. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij de achttiende zondag door het jaar
Jij brood
Die bevrijd op uittocht gingen
maar gedoemd tot hongersnood,
godvergeten stervelingen,
zijn gevoed met hemelbrood -
zouden wij niet kunnen zingen
dat wij leven van jouw brood?
Meer dan brood nog zijn de woorden
die jij in ons hebt geprent:
dat wij levend zullen worden
van de liefde die jij bent.
Al jouw woorden die wij hoorden
bieden uitzicht ongekend.
Jij ons brood, wij mogen weten
dat wij levend zullen zijn
als wij van jou willen eten
en jou drinken, brood en wijn.
Jij zult ons geen uur vergeten
en de dood krijgt ons niet klein.
Lieve deler, lieve gever,
maak ons vrij van alle pijn.
Laat ons jou zien, is het even,
leven is meer dan de schijn.
Wees het brood dat ons doet leven,
laat ons hier jouw lichaam zijn.
Een klein teken maar
Het is een klein teken maar,
een beetje onbeholpen:
we breken wat brood,
een hapje voor iedere mond,
terwijl wij het zelf niet kunnen:
brood zijn voor deze aarde,
voor alle mensen wereldwijd
die honger lijden
naar vrede en gerechtigheid.
Het kleine teken van
Jezus van Nazareth
die het wel gedurfd heeft
en zelf brood geworden is
voor mensen allerwegen:
een gebroken leven dat
sterker was dan de dood.
In de schaduw
van zijn verhaal
willen we nadoen
wat Hij heeft gedaan:
brood delen
op zoek naar zijn weg
want zo worden wij
het lichaam van Jezus.
NU DE GROTE DINGEN VERDWIJNEN
Nu de grote dingen verdwijnen worden de kleine groot:
wat zonlicht op de gordijnen, een appel, een snee vers brood.
Met hoeveel overbodigs maken we ons leven stuk:
er is zo weinig nodig voor wat eenvoudig geluk.
Zó zou ik oud willen wezen, klein bij de grote dood:
een goed boek om te lezen, een appel, een snee vers brood.
Uit de klei van moeder aarde
Uit de klei van moeder aarde
is een mens tot mens gekneed,
en God raakt hem met zijn adem
als een vuur dat leven smeedt.
In beton en glas en ijzer
lijkt een mens zo breekbaar klein,
maar de mensen mogen wijzer,
dan de hele aarde zijn.
Want de aarde heeft geen handen
en de steden gaan niet dood,
enkel mensen kunnen anders,
enkel mensen delen brood.
Wie zijn adem niet wil halen,
niet wil trekken in zijn mond,
die moet met zijn hart betalen
want hij komt niet van de grond.
Alle aarde is maar aarde,
maar een mens is vlees en bloed,
geef mij adem op mijn aarde
die mij dieper leven doet.
HET LIED VAN JEZUS
Licht in onze ogen,
dagelijkse zon,
uitzicht veelbelovend,
glimlach om Gods mond.
Vrijheid van beweging,
richting die wij gaan,
ruimte om te leven,
zin van ons bestaan.
Brood op onze tafel,
herder die ons hoedt,
bron van levend water,
land van overvloed.
Hart van deze aarde,
dak boven ons hoofd,
blijk van Gods genade,
broeder, huisgenoot.
Vrede allerwegen,
kracht die ons vervult,
hand van God die zegent,
Jezus ons geluk.
Broeder van ons
Jezus als brood
zijt Gij door de wereld gegaan,
als licht hebt Gij U uitgedeeld,
goede herder, mens onder mensen,
broeder van ons - als een lam
zijt Gij ter slachting geleid,
ons leven hebt Gij geleefd,
ons lot hebt Gij gedeeld,
onze dood zijt Gij gestorven,
wij mensen leven voor onszelf,
wij misgunnen elkaar het geluk,
slechte herders zijn wij,
andermans nood doet ons deugd,
zijn pijn is onze genezing,
zijn dood ons brood,
o Heer, erbarm U over ons,
wij leven ons eigen leven,
sterven wij ons eigen dood?
Tam maken
De vos zei tegen de kleine prins:
'Mijn leven is eentonig. Ik jaag op kippen en mensen jagen op mij. Alle
kippen lijken op elkaar en alle mensen lijken op elkaar. Dus verveel ik
me wel een beetje. Maar als jij me tam maakt, dan wordt mijn leven vol
zon. Dan ken ik voetstappen, die van alle andere verschillen. Voor
andere voetstappen kruip ik weg onder de grond, maar jouw stap zal me
juist uit mijn hol roepen, als muziek. En kijk eens! Zie je daar de
korenvelden? Nu eet ik geen brood, ik heb niets aan koren en
korenvelden zeggen me niets -dat is heel verdrietig. Maar jij hebt
goudkleurig haar. Dan zal het heerlijk zijn als je me tam gemaakt hebt!
Door het goudkleurige koren zal ik aan jou moeten denken. En ik zal het
geluid van de wind in het koren mooi vinden...'
De vos werd stil en keek het prinsje lang aan:
'Als je blieft... wil je me tam maken?' zei hij.
'Ja dat wil ik wel', antwoordde de kleine prins, 'maar veel tijd heb ik
niet. Ik moet vrienden en allerlei dingen leren kennen.'
'Alleen de dingen die je tam maakt, leer je kennen', zei de vos.
'De mensen hebben geen tijd meer iets te leren kennen. Ze kopen dingen
klaar in winkels. Maar omdat er geen winkels zijn die vrienden
verkopen, hebben de mensen geen vrienden meer. Als je een vriend wilt,
maak mij dan tam"
(de Saint-Exupéry, De kleine prins)
LIEVER EEN THUIS, DAN EEN PRACHT VAN EEN HUIS.
Mensen zijn als thuislozen, hun leven lang op zoek naar een thuis,
een haven om aan te leggen, om rust en vrede te vinden, op zoek naar
geborgenheid, naar iemand, die hen de moeite waard vindt, die van hen
houdt, die hen wat menselijke warmte kan geven, die hen kan herbergen.
Mensen zoeken hun leven lang, langs vele wegen, langs vele omwegen en
kronkelwegen, naar een thuishaven, een tafel en een dak, wat brood en
wat wijn, een goed en gastvrij men, een stille aanwezige, met een lied
in de avond en in de morgen.
Wat ben je met een pracht van een huis, met een ruime leefkamer, met de
nieuwste installaties, waar niemand naar je lacht en niemand voor je
zingt, waar je het moet doen met de inhoud van de bar en de klanken uit
de stereo, waar iedereen zijn eigen wegen gaat en mensen leven als
mummies, gestorven en verkild naast elkaar.
Phil Bosmans
Waarom de mensen moeten werken
Vroeger heeft de hemel ooit heel dicht boven de aarde gehangen.
Hij hing niet hoger dan de uitgestrekte hand van een mens kan reiken.
En als iemand honger had, dan hoefde hij maar naar boven te grijpen,
een stuk van de hemel af te breken en het op te eten. Toentertijd
hoefde niemand te werken.
Dat was dus niet slecht georganiseerd, maar soms braken er mensen meer
af dan ze konden opeten, en wat ze niet opaten, gooiden ze gewoon op de
grond.
Tenslotte was de hemel groot genoeg en zou er altijd genoeg te eten
zijn. Wat gaf het, als ze meer afbraken dan ze werkelijk nodig hadden?
Misschien maakte het hen niets uit, maar voor de hemel maakte het wel
wat uit. De hemel werd woedend, als hij zag hoe hij daar op de grond
lag, aangevreten, als afval. Daarom sprak de hemel op een dag: "Luister
eens even! Dit zint mij niet. Het zint me niet, dat de mensen altijd
een stuk afbreken als hun maag knort, en dan maar een hap nemen en de
rest weggooien. Als jullie daar niet mee ophouden, ga ik zo ver omhoog,
dat jullie niet meer bij me kunnen. Begrepen?"
En de mensen hoorden het. Ze werden nogal bang, en een tijdje letten ze
erop, dat niemand méér van de hemel afbrak dan hij kon opeten. Maar in
de loop der tijd vergaten ze de waarschuwing.
Op een dag kwam er een man aan en die brak zo'n groot stuk van de hemel
af, dat veertig mensen er een maand van hadden kunnen eten. Hij beet er
een paar stukjes af, gooide de rest over zijn schouder en liep toen
weg, zo dom en gelukkig als je nog nooit iemand gezien hebt. De hemel
zei geen woord, maar met een geweldig onweer steeg hij zo ver omhoog
als hij kon, en dat was behoorlijk hoog.
Toen de mensen merkten, wat er gebeurd was, begonnen ze te huilen en
smeekten de hemel weer naar beneden te komen. Ze beloofden nu meer
aandacht aan zijn waarschuwing te besteden, maar de hemel deed alsof
hij doof was. De volgende dag hadden de mensen niets meer te eten. Ze
moesten werken om zich te voeden, en bij werken is het tot aan vandaag
de dag gebleven.
terug naar de overweging