Van vroeger tijd wordt wel eens gezegd: de pastoors hielden de
mensen dom en de fabrikanten hielden ze arm. Als zodanig is dat zeker
niet waar.
Toch was er vaak een nauwe band tussen de geestelijkheid en de
fabrikanten, en dat leidde wel eens tot situaties die in onze ogen niet
door de beugel kunnen.
Het kwam voor dat iemand die werk zocht, een soort bewijs van goed
gedrag van de pastoor nodig had. In de Limburgse kolenmijnen en in de
Tilburgse textiel schijnt dat nogal eens voorgekomen te zijn. Maar als
iemand voor wat voor reden dan ook ruzie had met de pastoor, of
bijvoorbeeld gewoon nooit in de kerk kwam, of bij de rooien was, dan
kwam hij vaak maar heel moeilijk aan de bak. Er was wel eens een
vermenging van strikt godsdienstige zaken en economische belangen die
niet valt goed te praten, en die in wezen eigenlijk zonder meer
onchristelijk was.
De andere kant van de medaille was dat er ook mensen waren die heel
braaf elke zondag naar de kerk gingen, niet zozeer uit persoonlijke
overtuiging, maar meer om in een goed blaadje te staan bij de pastoor,
of om een goeie indruk te maken bij zijn bazen
Je zou hen broodchristenen kunnen noemen.
Dat is ook een vermenging van godsdienstigheid en een soort
opportunisme, een manier van veilig spelen die niets met echt geloven
te maken had.
Ik denk niet dat we dit de mensen van die tijd kwalijk mogen nemen, zo
was de tijd nu eenmaal, maar helemaal juist was het natuurlijk niet.
Iets soortgelijks komen we ook in het evangelie van vandaag tegen. Na
de wonderbare broodvermenigvuldiging kwamen de mensen van alle kanten
op Jezus af. Dat hij zomaar brood uitdeelde, vonden ze prachtig.
Maar hij maakt ze een verwijt: jullie komen naar mij toe omdat ik
jullie brood gegeven heb. Maar het gaat mij niet om voedsel dat de
honger van het lichaam stilt: het gaat om geestelijk voedsel, om een
houding van delen met elkaar,
en dat hebben jullie nog niet in de gaten. Je hebt meer oog voor het
spectaculaire, voor het materiele. Maar het gaat om mij, mijn
boodschap, de levenshouding die ik preek. Ik ben het geestelijke
voedsel dat God jullie te eten wil geven.
Vermenging van godsdienstigheid en andere meer materiele, meer
praktisch redeneringen zijn er heel de geschiedenis van het christendom
volop te vinden. Jezus' verwijt gold niet alleen zijn tijdgenoten, het
geldt zijn volgelingen alle tijden door, nu eens wat meer dan eens wat
minder. Er zijn heel wat heidenen bekeerd met letterlijk het uitdelen
van brood dan met Jezus als het brood uit de hemel. En eigenlijk is het
ook zo begrijpelijk. Hogere en lagere waarden raken bijna altijd wat
vermengd.
En je kunt wel mooi praten over geestelijk leven en geestelijke
waarden, maar een praktische mens denkt daarbij ook aan zijn maag, aan
zijn gezin dat hij onderhouden moet,
aan allerlei andere praktische voordelen. Er zijn zoveel omstandigheden
die ook bij ons het zuivere zicht op Jezus' boodschap vertroebelen:
menselijk opzicht, sleur, gewenning, de concrete situaties waarin we in
ons leven terecht komen: ook die bepalen voor een groot deel onze
godsdienstigheid.
Maar deelnemen aan godsdienstige vieringen en praktijken
is nog niet per se ook echt geloven, echt helemaal openstaan voor de
persoon en de boodschap van Jezus.
Ik ben het brood des levens, zei hij. Maar wil hij echt voedsel zijn
voor ons, echt een bron van kracht in alle wederwaardigheden van ons
leven, dan moeten we ook echt in hem geloven, zonder bijbedoelingen,
dan moeten we ons aan hem toevertrouwen,
en zijn manier van leven tot de onze maken.
We hebben Big Brother gehad op de televisie, later het programma
Idols,
ik ben benieuwd wat voor spectaculairs de zenders straks weer gaan
bedenken om kijkers te trekken.
Zeker voor de commerciële zenders geldt:
hoe meer kijkers hoe meer ze verdienen en je trekt vooral kijkers
met heel aparte, heel sensationele programma's.
Meer bezinnende programma's trekken veel minder kijkers.
Die tegenstelling tref je niet alleen aan in de televisieprogramma's
maar bijna op alle gebied in onze hedendaagse samenleving.
Sensatie trekt de aandacht, dat is gewoon een feit.
Bij calamiteiten als branden of ernstige ongelukken,
hoor je politie en brandweer vaak klagen dat ze zoveel last hebben
van de kijkers die van alle kanten toestromen.
Als er een ernstig ongeluk is gebeurd op de weg, dan heb je in de ene
richting een file vanwege het ongeluk en in de andere richting een file
vanwege de kijkers.
Bij vechtpartijen heb je al gauw een kring van mensen die toekijken
maar bijna niemand grijpt in, durft in te grijpen.
Bij grote evenementen stromen drommen mensen toe.
Maar in de kerken zoeken slechts weinigen bezinning en verdieping.
De meeste mensen lezen ook geen boeken of tijdschriften
die zich bezig houden met de zin van leven en geloven.
Dat trekt niet. Men zoekt liever verstrooiing, afleiding,
maar nadenken over diepere waarden in het leven,
dat is voor velen niet aantrekkelijk, dat is teveel gevraagd, dat is te
moeilijk.
Dat is niets nieuws, het is iets van alle tijden.
Jezus verwijt in het evangelie van vandaag zijn toehoorders
dat ze naar hem toekomen vanwege de sensatie.
Met een paar broden een grote menigte mensen voeden is spectaculair,
dat willen ze nog wel eens meemaken.
Jezus verwijt ze dat ze er niets van begrijpen.
Wat jullie gezien hebben is een teken, en dat verwijst naar iets
diepers
en daar moeten jullie naar kijken, want daar gaat het om.
Niet het brood is belangrijk maar het delen ervan.
Het gaat niet om het letterlijke eten om de honger te stillen
maar om je te voeden met Jezus' boodschap.
Hij wil bron van kracht zijn om te leven zoals hij:
breken en delen: je brood, je tijd, je aandacht, je zorg, je leven.
Om die houding van dienstbaarheid gaat het,
maar daar kijken veel mensen liever niet naar,
dat is niet leuk, niet aantrekkelijk, dat is moeilijk, teveel gevraagd.
Verder kijken dan je neus lang is, is meestal niet onze sterkste kant.
Achter de dingen proberen te kijken, proberen te begrijpen waar het om
gaat,
daar staan we meestal niet bij stil.
Daarom hebben we het in onze tijd ook zo moeilijk om in God te geloven,
om God te zien achter de natuur, achter de mens,
achter Jezus van Nazaret en zijn boodschap van dienstbaarheid.
Als God eens in donder en bliksem zou verschijnen in deze ruimte,
als ik hier in Gods naam wonderen zou kunnen doen,
dan zat de kerk elke zondag stampvol.
Maar God verschijnt niet in het spectaculaire maar Hij wordt zichtbaar
in gewone dingen, in gewone mensen.
En als je niet echt gelovig bent, kijk je er totaal overheen.
De eerste lezing van vandaag vertelt ons over het joodse volk in de
woestijn.
Dat is een moeizame reis, vol ontberingen, honger en dorst.
In de woestijn is bijna geen leven mogelijk.
Maar telkens als er een noodsituatie dreigt te ontstaan,
komt er ook een oplossing: water uit een rots,
kwartels die komen aanvliegen, een soort eetbare laag rijpkorrels op de
grond.
Natuurverschijnselen die later een bijzondere betekenis krijgen,
want daarin zien ze zien God aan het werk, God die helpt, die toekomst
schept,
ook daar waar mensen het niet meer zien zitten.
God laat zich niet ervaren in spectaculaire tekenen,
ook al wordt het in de bijbelverhalen wel een beetje zo verteld,
maar daarin klinkt die geloofservaring door: God is met ons.
De God van het verbond laat ons niet in de steek.
En Jezus trekt dat door naar het dagelijks bestaan:
God laat ons niet in de steek, maar we mogen elkaar ook niet in de
steek laten,
in breken en delen wil God ons nabij zijn.
Gelukkig de mens die dat ziet.
Op het einde van de tweede wereldoorlog waren er in Nederland boven
de rivieren voedseldroppings
want er werd door velen honger geleden.
Je zou kunnen zeggen: het was een soort voedsel uit de hemel.
Vlak bij ons thuis kwam er ook een parachute naar beneden,
en daar bleek een blik gist aan te hangen.
Als kind had ik natuurlijk liever een blik chocolade gehad
maar de bakker in ons dorp was er heel blij mee
want die kon nu tenminste weer brood bakken.
Nu kun je natuurlijk van gist alleen nog geen brood bakken
daar heb je tarwemeel voor nodig, maar zonder gist lukt het niet.
De bakker in ons dorp had nog wel tarwe maar geen gist meer.
Dus kwam dat blik gist heel erg van pas.
Jezus spreekt in het evangelie over het brood uit de hemel
en hij noemt zichzelf het brood des levens
en hij zegt er nog bij: wie dit brood eet zal geen honger meer hebben.
Maar we moeten wel beseffen dat hij ons geen kant-en-klaar tarwebrood
levert,
hij is veel meer als het gist waarmee wij ons eigen brood kunnen bakken
om zo ons geestelijk leven te voeden en te versterken.
Tegenwoordig wordt er veel zelfrijzend bakmeel gebruikt,
daar hoef je geen gist bij te doen, dat zit er al in.
Dat is natuurlijk heel gemakkelijk.
Maar het brood uit de hemel dat ons wordt aangereikt
is geen zelfrijzend bakmeel waarmee het bijna vanzelf gaat.
Jezus wil de gist zijn dat wij door het deeg van ons leven moeten
kneden
zodat het helemaal doortrokken wordt van zijn geest, van zijn
levensvisie.
Als je dat niet doet, loop je het risico dat je er niks van bakt,
dat je levensbrood maar een misbaksel wordt, smakeloos en vormloos.
We willen allemaal wel ons eigen brood bakken, maar zeker in deze tijd
vergeten velen de gist
en dan staat men verbaasd dat het brood dat we delen smakeloos wordt.
Elke mens heeft inspiratie nodig, de inspiratie van idealen,
de inspiratie van diepere zingeving, de inspiratie van levenswaarheden.
Die inspiratie moet in ons leven een gistingsproces op gang brengen,
waardoor leven en samenleven zijn ware smaak krijgt.
Jezus wil voor ons die inspiratie zijn, hij wil de gist voor ons leven
zijn,
maar hij kan dat alleen als we hem in ons toelaten,
als we luisteren naar zijn boodschap, zijn idealen.
Dat brood uit de hemel wordt ons niet automatisch in de schoot geworpen
dat moet je gaan zoeken elke dag opnieuw,
zoals de eerste lezing vertelde dat het joodse volk elke morgen op zoek
moest naar het manna, een soort eetbare rijp in de woestijn,
voor hen een heel belangrijk voedingssupplement.
Als je honger hebt, ga je vanzelf wel op zoek naar voedsel.
En hier ligt denk ik een groot probleem voor onze tijd:
de meesten voelen geen honger meer,
en dan bedoel ik niet letterlijke honger naar voedsel,
maar geestelijke honger: de behoefte voelen aan inspiratie,
aan verdieping van je levensvisie, aan idealen om je leven smaak te
geven.
Uit de oude Romeinse tijd stamt al de uitdrukking:
geef de mensen brood en spelen, hou ze daarmee zoet,
dan zijn ze niet bezig met de werkelijke problemen.
Brood en spelen: afleiding bieden zonder in te gaan op de dingen die
werkelijk belangrijk zijn in leven en samenleving.
Brood en spelen, dat wordt ons door de moderne media volop
voorgeschoteld,
en heel velen voeden zich met oppervlakkig plezier,
en met alle geneugten die onze welvaart ons te bieden heeft.
Daar is op zich niets mis mee maar er zit wel het risico aan vast
dat mensen minder op zoek gaan naar brood uit de hemel,
naar voedsel om hun geestelijke honger te voeden.
Daardoor kan er een geestelijke bloedarmoede ontstaan
die slecht is voor onze geestelijke gezondheid.
Vandaag nodigt Jezus ons aan zijn tafel om zijn brood te eten,
niet dat daarmee onze honger gestild is, letterlijk of figuurlijk,
maar hij wil tot ons komen als gist opdat we in het leven ons eigen
brood kunnen bakken:
het brood van de saamhorigheid, het brood van de dienstbaarheid,
het brood van de liefdevolle zorg voor elkaar.
En alleen als we dat brood delen met elkaar
hoeft niemand honger te lijden.