Ik wil u eerst even meenemen naar San José in de Philippijnen. Daar
leefde doña Martina, een rijke tante met veel land, een vrome tante
ook. Ze was elke dag wel in de kerk te vinden en om God te danken dat
alles goed ging had zij een biechtstoel aan de kerk geschonken.
Iedereen moest dat wel weten, want elke biechteling zag boven het
tralieraampje de woorden: donated by doña Martina.
Op zich was dat niet zo erg, ware het niet dat zij haar pachtboertjes
uitbuitte en te kort deed. Maar niemand had de moed om die belangrijke
en voorname vrouw te zeggen: laat die biechtstoel maar weg, ga maar wat
minder naar de kerk maar geef je pachters een goed bestaan: dat is een
betere manier om je dankbaarheid aan God te tonen.
De eerste lezing van vandaag heeft eigenlijk diezelfde boodschap. Om
die lezing te begrijpen moet je weten dat het een oud joods gebruik was
om de eerste oogst aan God aan te bieden als een offer van dankzegging,
als een teken van een gelovig besef dat alles wat de aarde voortbrengt
uiteindelijk gave van God is. Dat was een zinvol gebruik. Zo bracht een
gelovige jood 20 broden, gebakken van het eerst geoogste koren, als een
offer naar de profeet Eliza, maar die deed iets wat helemaal niet
mocht: hij gaf het brood, voor God bestemd, aan zijn mannen.
Dat was een ernstige overtreding van de wet, tegelijk zit er een
duidelijke boodschap in:
De beste manier om God te danken voor de vruchten der aarde is die
delen met anderen, met name met mensen die te kort komen.
Die boodschap is ook nu aktueel: we hebben het goed en de beste manier
om onze dankbaarheid daarvoor te tonen is de bereidheid hebben om onze
welvaart te delen. Nu kun je de vraag stellen: zijn we wel zo dankbaar?
Pratend over de welvaart van nu, zei laatst iemand: toen ze niets
hadden, was iedereen tevreden.
Nu hebben ze alles wat hun hartje begeert en ze zijn nooit tevreden. In
dezelfde trant kun je zeggen: vroeger toen men niets of bijna niets
had, was men dankbaar voor de kleine dingen, nu wordt er ampe nog aan
dankbaarheid gedacht,
zeker ook als het gaat om dankbaarheid jegens God. En toen met allemaal
heel sober moest leven, werd er veel gemakkelijker gedeeld dan nu.
Nu wordt er al gauw gezegd, als een soort excuus: dat kleine beetje dat
er te delen valt, dat haalt toch niets uit. Die druppel op de gloeiende
plaat heeft geen enkele betekenis. En daar gaat het evangelie van
vandaag precies over: het kleine beetje dat er te delen valt, heeft
altijd zin. Kijk maar naar dat jongetje met zijn vijf broden en twee
visjes. En Andreas had groot gelijk toen hij zei: wat betekent dat nu
voor zoveel mensen. Hij had groot gelijk dat hij dat helemaal niet zag
zitten. Maar Jezus laat toch delen en dan blijkt er genoeg te zijn voor
iedereen, dan blijkt delen vermenigvuldigen te zijn.
Delen roept delen op. Of zoals we zeggen: vele kleintjes maken een
grote. Bij elke collecte voor noden in welke vorm ook, kun je zeggen:
het kleine beetje dat ieder geef, zet beslist geen zoden aan de dijk.
Maar als je alles bij elkaar optelt, betekent het heel veel. En als zou
er maar een mens mee geholpen kunnen worden, dan nog is het de moeite
waard.
En laten we bij dat delen niet alleen aan brood en geld denken, hoe
belangrijk dat delen in onze wereld ook is, hoe zinvol het ook is om je
dankbaarheid voor het feit dat we het goed hebben, gestalte te geven in
delen aan onze minder bedeelde broeders en zusters.
Het gaat veel verder dan dat. Bijvoorbeeld: we zijn gezond, en de beste
manier om onze dankbaarheid daarvoor te tonen is je tijd en zorg delen
met hen die niet gezond zijn. We zijn gelukkig in het leven, en de
beste manier om je dankbaarheid daarvoor te tonen is
om eens aandacht te hebben voor iemand die zich ongelukkig voelt, niet
iemand aan de andere kant van de wereld, maar iemand in je omgeving.
En als mensen zo bezig zijn, dan werkt dat aanstekelijk: hun
handelwijze vindt navolging. Dan wordt ook hier delen vermenigvuldigen.
En wat altijd weer opvalt is: mensen die tijd en zorg willen delen met
anderen, dat zij ook altijd hele dankbare mensen, juist omdat zij ook
die andere kant van het leven zien, willen zien.
Ik hoop dat ook wij hier allemaal dankbare mensen zijn,
en dat we die dankbaarheid ook vertalen in daden,
in welke vorm ook.
Mijn geboortedorp werd eind april 1945 bevrijd door de Canadezen,
dat kan ik me nog heel goed herinneren.
Terwijl wij in een zelfgemaakte schuilkelder bivakkeerden, hadden de
militairen een soort hoofdkwartier in ons woonhuis.
En wat ik me vooral herinner was het feit
dat ik van Canadese soldaten wel eens een snee wittebrood kreeg.
Dat was een heerlijkheid. Er hoefde niets op.
Dat was toen veel lekkerder dan de fijnste cake van nu. Maar als er nu
bij een koffietafel wittebrood op de schalen ligt,
dan laat ik dat mooi liggen. Ik vind er niets aan.
Wie niets gewend is, is gauw tevreden, maar wie verwend is, is nooit
tevreden, zo lijkt het in elk geval wel.
Vergelijk maar eens wat u vroeger kreeg met uw verjaardag of met
Sinterklaas en wat de kinderen vandaag op die dagen krijgen. Maar zijn
ze nu met zoveel meer ook zoveel blijer?
Maar je kunt evenzeer de vraag stellen:
zijn volwassenen zoveel blijer met alles wat ze nu hebben?
Je hoort met name oudere mensen wel eens zeggen: vroeger hadden we het
arm maar we waren tevreden, nu hebben de mensen alles en ze zijn nooit
tevreden. Dat gezegde gaat natuurlijk niet helemaal op maar er zit wel
veel in.
We hoeven natuurlijk echt niet terug te verlangen naar die zogenaamde
goede oude tijd van vroeger. Die was heus zo goed niet. Maar er zaten
wel een aantal goede dingen in,
dingen die we in deze tijd steeds meer gaan missen. Toen konden mensen
blij zijn met kleine dingen, al moet je er wel bij zeggen: ze moesten
wel want er was niet meer. Toen was er onder de mensen ook veel meer
saamhorigheid en solidariteit. Elkaar helpen was de gewoonste zaak van
de wereld. Maar ook hier moet je er wel bij zeggen: het was pure
noodzaak, men was veel meer dan nu op elkaar aangewezen.
Maar daardoor de mensen stonden wel veel dichter bij elkaar.
Tegenwoordig heb je overal instanties voor, vaak onpersoonlijk, volgens
de letter van het boekje, spreekuur op vaste tijd, soms iedere keer een
andere ambtenaar of hulpverlener.
Dat persoonlijke wederzijdse hulpbetoon is er ook nu nog wel,
laten we dat alsjeblieft niet vergeten maar het is wel minder aan het
worden,
want het hoeft zo hard niet meer.
De hele mentaliteit in onze samenleving is aan het veranderen.
Hoe meer we hebben, hoe veeleisender we ook worden, en: hoe
egoïstischer we worden, hoe meer we voor onszelf willen houden
hoe minder we dus over hebben voor anderen.
Deze ontwikkeling is een grote verarming van onze samenleving,
het zou goed zijn als we daar wat meer aan zouden denken.
Ik heb een gezin gekend waar de kinderen met Sinterklaas maar enkele
echt nuttige dingen voor zichzelf kregen. Ze kregen ook een heleboel
plezierige dingen, speelgoed en zo, maar die waren voor alle kinderen
samen. Het was niet: de kleurpotloden van Jantje en het prentenboek van
Tony,
de legpuzzel van Tiny: en de pop van Miny.
Ze moesten samen met het speelgoed doen, want zo zeiden de ouders: van
kleins af aan moeten ze leren samen te delen. Als ze het als kind niet
leren, kunnen ze het als volwassenen ook niet.
Of zo'n idealistische instelling altijd wel haalbaar is, weet ik niet,
maar het is zeker een hele gezonde en goede levenshouding,
en je zou wensen dat meer mensen iets in die richting zouden doen. In
wezen is het de levenshouding die ook Jezus van ons vraagt.
Als we het evangelie van vandaag lezen, dan kijken we meestal alleen
maar naar het wonderbaarlijke ervan: 5 broden en 2 vissen voor al die
mensen. Maar omdat wij dat wonder vandaag aan de dag toch niet kunnen
herhalen, voor Afrika bijvoorbeeld, ervaren we het als weinig
realistisch. Leuk voor de mensen van toen, maar nu kun je er niets mee.
Maar het gaat veel meer om de onderliggende houding van samen delen, de
houding van saamhorigheid en solidariteit,
die mensen bereid maakt zelf een stapje terug te doen ten gunste van de
ander.
Het gaat om een houding van openstaan voor elkaar: dat vraagt om
eerlijk meeleven, je hart laten spreken,
dat vraagt dat je niet zo veeleisend bent naar jezelf toe, maar dat je
tevreden kunt zijn met wat minder voor jezelf.
En juist dit lijkt in onze tijd wel eens teveel gevraagd. Maar het is
wel het wezen van Jezus' boodschap,
de enige weg naar een samenleving waarin genoeg eten en drinken is voor
iedereen,
waarin genoeg zorg en aandacht is voor iedereen.
Alle beetjes helpen, dat is het gezegde en de waarheid ervan wordt
toch te vaak vergeten. Als je tenminste weet te kijken, zie je gewoon
gebeuren:
hoe met een heel klein beetje soms heel veel gedaan kan worden.
Natuurlijk mag je geen wonderen verwachten: met vijf broden duizenden
mensen te eten geven, dat is niet voor ons weggelegd. Maar ook als je
maar 5 mensen te eten kunt geven, is het volop de moeite waard. Maar te
vaak denken we: het haalt toch niets uit,
dat kleine beetje wat ik zou kunnen doen is van geen enkele betekenis
dus waarom zou ik het doen.
Ik hoorde eens van iemand die meedeed aan de actie "gast aan tafel" en
die elke maand geld overmaakte om daar een arme in de derde wereld mee
te helpen. Maar toen zag hij eens op de televisie een programma waarin
door een journalist geconstateerd werd dat de armoede in de derde
wereld alleen nog maar toenam. Nou, zei de man, dan heeft het ook geen
zin dat ik elke maand iets geef, het haalt toch niets uit, ik stop
ermee.
Hier ligt het grote verschil tussen positief denken en negatief denken.
Iemand die negatief denkt, zegt meteen: het haalt toch niets uit.
Iemand die positief denkt, zegt: Alle kleine beetjes helpen, alle
druppels op de gloeiende plaat zijn de moeite waard. Dat betreft de
grote wereldproblemen als armoede en honger, maar ook de problemen in
onze eigen samenleving.
Je hebt in de wereld veel mensen die letterlijk honger lijden,
maar in onze maatschappij zijn er ook velen die figuurlijk honger
lijden:
eenzame mensen die zien uit naar wat aandacht,
zieke mensen die hopen op wat meeleven,
verdrietige mensen die verlangen naar een woord van troost en steun.
Onze welvaart met alles erop en eraan maakt velen arm en hongerig.
Materieel hebben de meesten het heel goed, maar de geestelijke armoede
en honger nemen steeds maar toe. Kinderen en ouderen, zieken en
gehandicapten krijgen niet altijd de zorg en aandacht die zij nodig
hebben om zinvol en gelukkig te leven.
En in onze samenleving zeggen velen, al dan niet terecht:
hier hoef ik toch niets te doen, hier ligt toch voor mij geen taak,
daar hebben we toch officiële instanties voor en beroepshulpverleners.
Gelukkig hebben we op allerlei gebied professionele hulpverleners.
maar hun hulp is maar heel beperkt, door alle regeltjes en wetjes die
de bureaucratie bedacht heeft,
door bezuinigingen waardoor er te weinig mankracht is,
door alleen op kantooruren beschikbaar te zijn en dan nog alleen op
afspraak.
Gelukkig hebben we ook nog een leger van vrijwilligers,
van gewone mannen en vrouwen die zorg en aandacht geven
aan familieleden, aan de buurman of vrouw, ook een goede bekende.
in een ziekenhuis, verpleeghuis, verzorgingstehuis of op andere
manieren.
Gelukkig zijn er mensen die niet meteen zeggen: het haalt toch niets
uit
maar die gewoon dingen doen voor anderen.
Gelukkig wordt het heel veel gedaan, maar er blijven er ook heel veel
werkeloos aan de kant staan,
mensen die toegeven aan negatief denken: aan de problemen van de
samenleving kan ik toch niets doen, daar het ik niet genoeg tijd voor,
onvoldoende mogelijkheden, of, daar ben ik niet geschikt voor, of ook:
dat hele kleine beetje dat ik zou kunnen doen, dat haalt toch niets
uit, dus daarom doe ik het ook maar niet.
Dat dachten de apostelen eigenlijk ook: 5 broden en een paar visjes,
voor zoveel mensen: dat haalt toch niets uit.
Maar Jezus maakt hen en ons duidelijk dat het wel degelijk zin heeft,
alle kleine beetjes helpen, ook zonder wonderbare
broodvermenigvuldiging. Bovendien: als iedereen zijn kleine beetje
inbrengt, dan maken vele kleine beetjes toch een enorm groot geheel, en
dan wordt het iets van een wonder.
Maar als iedereen alleen maar voor zichzelf wil zorgen, zo van: ieder
voor zich en God voor ons allen: dan ziet de toekomst er heel somber
uit.
Als we geloven in het rijk van God, in Jezus' blijde boodschap, d.w.z.
als we geloven dat we samen wel veel goeds tot stand kunnen brengen,
dat alle kleine beetjes wel degelijk helpen,
en dat we dat ook daadwerkelijk doen,
dan is er toekomst voor ons en onze kinderen.
Een paar broden en een hele menigte mensen kan eten tot verzadiging
toe. En er bleef nog een heleboel over ook.
Dat is natuurlijk een fantastisch wonder. En we denken misschien :
gebeurde zo'n wonder ook nu nog maar, dan was het probleem van honger
en hongersnood meteen uit de wereld.
Moderne exegeten geven graag een wat andere betekenis aan dit verhaal
van de wonderbare broodvermenigvuldiging. Volgens hen ging er zo'n
inspiratie en kracht van Jezus uit, dat hij al die mensen zover kreeg
om alle eetwaar die ze bij zich hadden, samen te delen en toen bleek er
meer dan genoeg voor iedereen te zijn.
Ik ben er toen niet bij geweest, ik weet dus niet of die moderne
exegeten gelijk hebben. Het kan me ook niet veel schelen. Ik vind in
elk geval wel dat deze uitleg helemaal past in Jezus' prediking:
namelijk dat we aandacht en zorg voor elkaar moeten hebben,
dat we het leven en alles wat ons leven inhoud geeft, samen moeten
delen.
Er zijn wel mensen in de kerk die veel moeite hebben met deze uitleg
van de moderne exegeten: want, zo zeggen ze, als je die
broodvermenigvuldiging zo uitlegt, dus als samen delen, dan is het toch
geen wonder meer. Dan zeg ik: dat weet ik zo net nog niet. Met een paar
broden een hele menigte voeden, dat is natuurlijk een wonder. Maar een
menigte mensen, behept met egoïsme en eigen belangen,
zover krijgen dat ze alles wat ze hebben samen delen: ik denk dat dit
eigenlijk nog een veel groter wonder is.
En het allerbelangrijkste vind ik dat soort wonderen kunnen ook vandaag
aan de dag nog gebeuren. Bij veel van die wonderverhalen uit het
evangelie denk je:
dat is hel mooi voor de mensen van toen, maar daar kunnen wij toch
niets mee. Wij kunnen geen wonderen doen.
Of toch wel? Kan ook nu het schijnbaar onmogelijke toch mogelijk
worden?
Er zijn zoveel situaties, of dingen die we graag anders zouden willen,
maar waarvan wij of anderen zeggen: dat kan toch niet.
En toch zie je soms gebeuren dat het wel kan door de inzet van velen.
Voorwaarde is wel dat er genoeg mensen zijn die er samen hun schouders
onder zetten, die de handen ineenslaan en er veel voor over hebben. Er
is nog een tweede voorwaarde: dat er iemand is, of meerderen, die
anderen weten te inspireren, die anderen het geloof geven dat het
schijnbaar onmogelijke toch kan. En dit soort wonderen gebeuren,
gelukkig, nog steeds.
soms in het klein, in een wijk of een parochie, waar mensen, praktisch
altijd vrijwilligers, van alles samen doen, en zo dingen van de grond
krijgen, die je eigenlijk niet voor mogelijk houdt, voor de jeugd, voor
de zieken, voor de ouderen. Soms gebeurt het in het groot.
U kent allemaal wel de Max Havelaarkoffie, of de Faretradekoffie zoals
het nu heet.
Er waren enkele mensen die zagen hoe de koffieboertjes in Mexico en
elders in Latijns Amerika uitgebuit werden door de machtige
tussenhandelaren.
Bijna iedereen dacht dat hun macht echt niet te doorbreken was.
Maar enkele idealisten geloofden er wel in,
en wisten steeds meer mensen voor hun idee van eerlijke handel te
winnen.
Als de consumenten wat meer betalen voor de koffie en heel die
tussenhandel wordt vermeden, dan krijgen die koffieboertjes een
eerlijke betaling voor hun product.
En het wonder is geschiedt: velen in Latijns-Amerika en elders
hebben nu een menswaardig bestaan kunnen opbouwen
dank zij de beweging van Fair Trade.
Breken en delen, dat is Jezus' boodschap. En in wezen betekent dat: een
stukje van jezelf afstaan ten bate van anderen. Dan kan zijn: je brood,
vaak is het je geld: door bij te dragen aan een van de vele collectes
die er zijn, of heel belangrijk ook door Fair Trade producten kopen.
Voor de meesten van ons is iets meer betalen voor de koffie in feite
iets geven van onze overvloed, iets waar we zelf niets van merken,
maar koffieboertjes merken er heel veel van.
Het gaat vooral om onze houding jegens de medemens, dichtbij of ver
weg.
Zijn we bereid te delen door een stukje van onszelf afstaan voor
anderen: iets van bezit, van onze tijd, onze aandacht, onze zorg, ons
geduld,
d.w.z. iets van onszelf geven, iets van ons leven?
Dan kan het schijnbaar onmogelijke toch mogelijk worden:
dat er genoeg welvaart en welzijn is voor iedereen.