Een prachtig stukje evangelie hebt u beluisterd. Jezus op zijn best.
Hij gaat mee om een kind te redden. Hij komt te laat. Ze lachen hem
uit: dat kind nu nog redden, dat bestaat niet, dat is onmogelijk. Maar
hij doet het toch: er gaat een kracht van hem uit waardoor het kind
weer tot leven kwam.
Een prachtig stukje evangelie. Als je niet oppast slaat je fantasie een
beetje op hol. Dan kun je denken: verbeeld je eens dat ik ook zo'n
kracht in me had. Verbeeld je dat ik ook mensen kon redden van hun
ziektes en kwalen. Dan zat elke dag hier de kerk bomvol.
Maar ik ben geen Jomanda, ik kan niet iets instralen of uitstralen. Ik
ben net zo machteloos als ieder ander, en met die werkelijkheid moet ik
leven.
Maar dan zit ik wel met de vraag: wat moet ik nu met zo'n stukje
evangelie? Wat moet ik trouwens met al die andere wonderverhalen. Dat
klinkt allemaal heel mooi, maar wat moet ik er als kleine machteloze
mens mee? Ik geloof niet zo in wonderen, ook al zeggen ze dat die de
wereld nog niet uit zijn. Ze hebben eigenlijk iets irriterends omdat je
in het licht daarvan je eigen machteloosheid nog veel scherper voelt.
Een prachtig stukje evangelie, maar je kunt er niets mee, of toch wel?
We zien het feit dat er een kracht van Jezus uitging. Dat blijkt niet
alleen uit de verhalen van wonderbaarlijke genezingen, maar ook
bijvoorbeeld uit de tekst van vorige week toen hij met een dwingend
woord de storm en de zee tot rust bracht.
Maar we doen Jezus te kort als we alleen naar die spektakulaire dingen
kijken. Ook op andere manieren ging er een kracht van hem uit. Mensen
die naar hem luisterden kwamen onder de indruk van zijn uitstraling.
Hij spreekt met gezag, zeiden ze. En door die uitstraling die van hem
uitging kwamen zondaars en tollenaars tot inkeer en gingen ze hun leven
beteren.
Er ging zo'n kracht van hem uit, dat grote groepen mensen in hem
geloofden, toen in de tijd dat hij daar in Palestina rondtrok, maar ook
later ook na zijn dood, alle eeuwen door, tot op de dag van vandaag.
Hij, zijn boodschap, heeft nog steeds grote invloed op mensen, hij zet
nog steeds mensen in beweging, op weg naar het goede.
Er ging een kracht van hem uit. Maar, als we naar de geschiedenis
kijken, niet alleen van hem, die kracht gaat ook uit in mensen in wie
hij verder leeft, mensen van alle tijden, grote en kleine mensen
bekende en onbekende mensen. Het is vaak moeilijk aan te duiden wat het
precies is, maar ze stralen iets uit. Ze zetten anderen aan het denken.
Ze doen dingen waarvan anderen zeggen: dat is onmogelijk, of je bent
niet goed wijs dat je het doet.
En als wij ons christenen noemen, dan zou er ook een kracht van ons
moeten uitgaan, niet in het spektakulaire maar in het gewone, in ons
dagelijks leven. Dan zou onze manier van leven, de wijze waarop wij
omgaan met de dingen en de mensen die we op onze levensweg ontmoeten,
iets moeten uitstralen, indruk moeten maken op anderen.
Maar je kunt alleen dan iets uitstralen als er iets in je zit, iets dat
een licht is voor je zelf, iets dat je bezielt, enthousiast maakt,
idealistisch. Wie in de grijze middenmoot zit, wie opppervlakkig door
het leven gaat, kan niets uitstralen. Maar kunnen wij als christenen
zeggen dat die Jezus ons bezielt, enthousiast maakt, want dan alleen
kunnen we ook iets uitstralen, wat anderen aan het denken kan zetten.
Of heeft hij alleen maar traditiegetrouw een plaats in ons leven, maar
hebben we voor de rest geen boodschap aan zijn boodschap.
Er kan alleen een kracht van je uitgaan, als er kracht in je zit, als
je een energiebron in je meedraagt vanwaaruit je leeft en handelt. Als
de accu leeg is kun je je auto niet meer starten en in beweging komen.
Maar kunnen wij als christenen zeggen dat we zo vol zijn van die Jezus
dat hij een bron van kracht voor ons is, zodat we steeds weer in zijn
naam in beweging kunnen komen, zodat we in zijn kracht dingen kunnen
doen die anderen voor onmogelijk houden.
Of praten we anderen na en zeggen we: het kan toch niet, het is
onmogelijk.
Misschien toch goed om daar eens over na te denken.
Vlak bij mijn ouderlijk huis woonde vroeger een hele
streng-protestantse familie. Daar was een jongen, iets ouder dan ik en
die had een lelijke hazelip. Op zich was dat gemakkelijk te verhelpen
geweest, maar volgens hun strenge godsdienstige opvattingen mocht dat
niet. Als God je dat gaf, dan had je dat te aanvaarden. Je mocht je
daaraan niet onttrekken.
In deze kringen komt ook nog steeds voor dat kinderen niet ingeënt
mogen worden tegen polio.
Het is eigenlijk verschrikkelijk triest als mensen zo denken. Het is
een absoluut misplaatste vorm van geloven. Het heeft zeker niets te
maken met Jezus' blijde boodschap, d.w.z. een boodschap die blij maakt,
bevrijdt, geneest.
In het evangelie horen we hoe Jezus dat gestorven meisje weer tot leven
roept,
hoe hij verdriet omkeert tot grote vreugde.
De evangelieverhalen vertellen over veel wonderbare genezingen,
veel situaties waarin hij verdriet ombuigt tot vreugde.
Hij zegt nergens: als God je ziekte of dood geeft, moet je aanvaarden.
Zijn houding is: alles doen om ziekte en narigheid weg te nemen,
en dat moet ook de houding zijn van ieder die in Hem gelooft.
Bij genezingen zegt Jezus er vaak bij: ga, uw geloof heeft u gered.
Geloof redt en geneest, dat moet je wel goed verstaan.
Het betekent zeker niet dat, als je geloof hebt, dat je dan geen dokter
en geen medicijnen nodig hebt om te genezen van je ziekten en kwalen.
Geloof is beslist niet een soort super-medicijn dat beter werkt dan
alle anderen.
Je kunt ook niet zeggen: als ik maar hard genoeg bidt,
dan komt er ook nu wel een wonderbaarlijke genezing, daar geloof ik in.
Natuurlijk is het goed om er voor te bidden, zoals die overste van de
synagoge uit het evangelie Jezus met aandrang smeekte toch met hem mee
te gaan.
En natuurlijk mag je hopen dat je gebed verhoord wordt.
Maar helaas worden niet alle gebeden verhoord,
en de reden is niet dat iemands geloof zijn groot genoeg zou zijn.
Jezus heeft veel zieken beter gemaakt,
maar zijn eigenlijke zending was: mensen beter maken, ze betere mensen
maken
Dat is de betekenis van zijn woorden en daden.
En dat Jezus zieken beter maakt is daar een onderstreping van.
Maar het gaat op de eerste plaats om betere mensen,
om een betere samenleving waarin goed en zinvol leven mogelijk is.
Geloof geeft aan mensen, zeg maar, geestelijke gezondheid, geeft het
ware leven, daar gaat het om in het rijk van God.
Gezond geestelijk leven heeft wezenlijk te maken met goed zijn en goed
doen, met zieken ondersteunen, eenzamen bezoeken, armen vooruit helpen.
met vrede en vriendschap bewaren en bevorderen, met leven in
waarachtigheid en liefde. En je geestelijk leven kun je heel
gemakkelijk verzieken en zelfs dood maken, als je te nonchalant
omspringt met al die heel fundamentele waarden, zeker als je er tegenin
gaat door kwaad te doen.
En ook dan kan geloof genezen, beter maken, weer tot leven brengen, op
voorwaarde dat het wel een echt en levend geloof is.
Geloven en geloven is twee. Geloven is niet een kwestie van
godsdienstige weetjes of van wat bidden, het moet een levenshouding
zijn die heel fundamenteel je leven bepaalt.
Geloven in Jezus Christus is niet alleen geloven dat hij wonderen kan
doen,
maar wel dat de manier waarop hij leefde het ware leven weergeeft, dat
zijn levenshouding de ware geestelijke gezondheid aangeeft.
Geloven in Jezus is juist als hij zorg en aandacht willen geven aan
zieken en gebrekkigen, troost aan verdrietigen, bevrijding en toekomst
overal waar mensen het slachtoffer zijn van misbruiken en wantoestanden
in de samenleving.
Dat geloof geneest, maakt mensen heel, maakt beter, het maakt jezelf
beter, het maakt heel de samenleving beter. Dat geloof is ook in staat
wonden te genezen, wonden geslagen door haat en nijd, oneerlijkheid en
liefdeloosheid.
Dat geloof, consequent beleefd, doet toch wonderen, bewerkt
veranderingen, verbeteringen die je niet voor mogelijk houdt.