Mga kapatid.
At silang lahat ay napuspos ng Espiritu Santo at nagsalita ng iba't
wika, ayon sa ipinagkaloob sa kanila ng Espitu. May mga Judiong buhat
sa iba't ibang bansa, na naninirahan noon sa Jerusalem, mga taong
palasamba sa Diyos. Pagkarinig sa ugong na ito, nagkatipon ang maraming
tao. At namangha sila sapagka't sinasalita ng mga alagad ang mga wika
nila.
Als u mij niet verstaan hebt dan is de heilige Geest hier niet aan het
werk zoals toen in Jerusalem. Wat ik u in het Tagalog, een Philippijnse
taal, heb voorgelezen, is een stukje van de eerste lezing waarin
iedereen de apostelen hoort preken en, dat is het bijzondere, ondanks
alle taalverschillen hen verstaat.
Nu is het al te simpel om te stellen dat je door de heilige Geest
opeens vreemde talen gaat verstaan. En je kunt natuurlijk nooit
stellen: als je geen vreemde talen verstaat, dan heb je dus de heilige
Geest niet in je. Het verstaan van Pinksteren heeft niets te maken met
het verstaan van een andere taal,
maar wel alles met het verstaan van mensen, mensen die spreken met of
zonder woorden,
mensen die je op de een of andere manier aanspreken.
Het gaat om een goede verstandhouding, en dat is altijd een wederzijdse
houding, een wederzijdse mentaliteit waarin je elkaar goed verstaan
kunt. Het gaat aan de ene kant om de verstaanbaarheid van de spreker,
hoe hij of zij zich uit, zich uitspreekt, zijn gedachten en gevoelens
vertolkt, en aan de anderen kant bij de toehoorder de openheid om te
willen verstaan, te willen begrijpen, om echt en onbevangen te kunnen
luisteren. En goed kunnen luisteren is een verschrikkelijke moeilijke
opgave.
Men spreekt wel eens van naar anderen kijken door een gekleurde bril
waardoor je geen objectief beeld van anderen krijgt maar een vertekend.
Precies hetzelfde geldt ook voor ons luisteren naar elkaar.
Met Pinksteren moet ik altijd denken aan het verhaal van de toren van
Babel uit het Oude Testament. Volgens het oude verhaal spraken tot dan
toe alle mensen dezelfde taal, maar omdat ze hoger en hoger op wilden,
een toren wilden bouwen, die tot de hemel reikte, symbool van macht,
van meer willen zijn dan anderen,
daardoor ontstaat er een mentaliteit van tweedracht en onenigheid, haat
en nijd. Medemensen worden dan ervaren als rivalen,
en dan sta je heel anders tegenover elkaar.
Dan ontstaat er een hokjesgeest, dan gaat men zich afschermen van
anderen, en dan sta je niet meer open voor elkaar.
Waar mensen torens van eigenwaan en muren van eigenbelang bouwen, daar
ontstaat een mentaliteit waarin mensen elkaar niet meer kunnen
verstaan, ook al spreken ze precies dezelfde taal. Dan is de goede
verstandhouding zoek. Dan spreken mensen zich niet meer eerlijk uit,
dan kunnen mensen niet meer eerlijk luisteren naar elkaar. En dan staat
de deur wagenwijd open voor allerlei misverstanden.
Ik denk dat we allemaal wel voorbeelden te over kunnen aanhalen, waarin
wij zelf anderen verkeerd begrepen hebben, waarbij we achteraf, soms
met rooie ooortjes van schaamte
moesten bekennen dat wij fout zaten, dat wij dingen verkeerd
geïnterpreteerd hadden.
En we hebben allemaal wel situaties meegemaakt
waarin anderen ons niet begrepen hebben,
dat we het gevoel hadden dat anderen ons niet wilden verstaan. Het
gebeurt in allerlei variaties ontelbare keren. Soms kun je er mee
lachen, maar het kan ook heel pijnlijk zijn.
Het kunnen slepende zaken zijn waar mensen generaties lang aan vast
zitten.
Maar waar de Geest waait, de Geest van God, de Geest van Jezus,
je kunt ook zeggen: de Geest van de liefde, van welwillendheid,
daar blaast die Geest hokjesgeest weg, en ruimt hij muren van onbegrip
op,
daar schept Hij een mentaliteit van respect en openheid naar elkaar toe
daar roept Hij een sfeer op van welwillendheid en verdraagzaamheid
jegens elkaar,
daar beweegt hij mensen op een positieve manier naar elkaar toe.
Moge die geest van Pinksteren ook ons bewegen.
De eerste lezing is een prachtig pinksterverhaal, vol symboliek. Wat
er in werkelijkheid precies gebeurd is, dat weet ik niet, maar ik kan
me er wel iets bij voorstellen.
Wellicht zaten Jezus' leerlingen van het eerste uur bij elkaar, een
beetje moedeloos. Hun Jezus was dood. Ze hebben geen idee hoe het
verder moet. ze zitten te praten over hun Jezus: weet je nog wat hij
toen zei, weet je nog wat hij daar en daar gedaan heeft, weet je nog
hoe hij ruzie maakte met de schriftgeleerden. Wellicht heeft toen een
van de leerlingen weg gezegd: Schei er maar mee uit, dat is allemaal
verleden tijd. Wellicht zei toen een ander: welnee, het is geen
verleden tijd, Jezus is pas echt dood als wij hem vergeten. Wellicht
zei een derde toen: Ja, wij moeten zijn boodschap verder dragen. Wat
hij begonnen is moet doorgaan.
En zo, al pratend, kwamen ze geestelijk in beweging, groeide er iets
van vuur en enthousiasme in hun harten. En wellicht tot hun eigen
verbazing kwamen ze ook letterlijk in beweging: ze gingen de straat op,
ze gingen naar de tempel ze gingen naar de plaatsen waar Jezus ook
altijd preekte, om iedereen te vertellen over hun Jezus en wat Hij
belangrijk vond.
En als ze jaren later terugkijken op die ommezwaai, vertelden ze
wellicht: het was net alsof er een stormwind door het huis ging die ons
allemaal nieuw leven inblies en in beweging zette. Het was net alsof er
vonken over sprongen waardoor we in vuur en vlam kwamen te staan. En
het wonderbaarlijke was dat mensen overal vandaan begrepen waar we het
over hadden, dat ieder zich aangesproken voelde door Jezus' boodschap.
Dat was werkelijkheid het werk van de heilige Geest.
Ik ben er toen niet bij geweest, maar wellicht is het toen zo ongeveer
gegaan. Waar ik wel bij geweest ben was een bijeenkomst van een groepje
mensen in de pastorie waar we samen wat over dit pinksterverhaal
gesproken hebben. De vraag kwam toen naar voren: kan zoiets ook vandaag
gebeuren, in onze parochiegemeenschap?
Als het gaat om Jezus en zijn boodschap, over het samen Kerk zijn, dan
zijn velen een beetje in een Goede Vrijdag stemming, een beetje
moedeloos, hoe moet het toch verder met de Kerk? Hoe kun je ook nu
mensen enthousiast maken voor Jezus' leven en werken, zodat zij ook
echt in beweging komen, juist als toen? Er zijn twee dingen op te
zeggen.
Enerzijds zie je de kerken leger en leger worden, de betrokkenheid van
mensen bij het kerkgebeuren wordt steeds minder en dat is een
zorgelijke ontwikkeling. Anderzijds mogen we niet uit het oog verliezen
dat velen nu wel met enthousiasme in beweging zijn in en voor de Kerk,
dat er velen zijn die op de een of andere manier een bijdrage leveren
aan het levend houden van de parochiegemeenschap. Het is heel
belangrijk dat we dat laatste ook steeds blijven zien. Want daar is die
Geest van Pinksteren nog steeds actief. Tegelijk is het belangrijk dat
we ons afvragen: hoe wij die Kerk zo gestalte kunnen geven dat mensen
zich erdoor aangesproken voelen, dan anderen er ook enthousiast voor
kunnen worden.
Een voorwaarde daartoe is dat we als Kerk een taal spreken die iedereen
kan verstaan, en daar ligt wel eens een probleem. We hebben 7 maal
gebeden om de H. Geest in 7 verschillende talen, Sommige talen konden
we min of meer verstaan, andere helemaal niet. Zo gaat het in feite in
de Kerk ook vaak. De officiële Kerk, paus en bisschoppen, spreken vaak
een juridische en dogmatische taal: dit is het boekje, hier heb je je
aan te houden, maar de vele goedwillende mensen verstaan die taal niet.
Toen we van de week wat nadachten over dit pinksterverhaal, zei iemand
dat de bijbel meer gelezen moest worden, daardoor zouden mensen weer
gemotiveerd en geïnspireerd worden. Maar ook hier heb je het probleem:
de meesten verstaan de taal van de bijbel niet, daar is meestal wel
enige hulp bij nodig, zeker als men weinig of niet de vieringen in de
kerk meemaakt.
Wat wel door iedereen verstaan kan worden is de taal van de liefde, de
taal van mensen die heel concreet zich dienstbaar maken aan de
gemeenschap, aan mensen die tekort komen. Als we als parochie, als
Kerkgemeenschap, die taal beter leren spreken, dan kan die Geest van
Pinksteren ook nu mensen in beweging zetten en enthousiast maken voor
Jezus' boodschap. En zolang mensen in onze gemeenschap die taal
spreken, en dat wordt ook gedaan, zolang is er hoop voor de toekomst.
Wij zijn allemaal heel goede brave mensen.
In zijn algemeenheid kun je dat zeker zeggen.
Niemand is volmaakt, wij dus ook niet,
maar we gedragen ons meestal keurig volgens de regels.
We zijn gewoon goede mensen, maar wel heel saaie Pieten.
Het is natuurlijk niet leuk als ik dat zo zeg,
en toch in de ogen van velen zijn we saaie mensen
die samenkomen voor saaie vieringen.
Er zit geen beweging in, niet in de vieringen, niet in de kerkgangers.
U hebt vast wel eens beelden gezien van een viering in Afrika.
Daar swingen en zingen de kerkgangers dat het een lieve lust is,
daar is heel zo'n kerk in beweging, en een viering duurt soms uren.
U zou verbijsterd staan als ik u zou uitnodigen om hier in de kerk
een soort polonaise te lopen, om in beweging te komen.
Dan zou u zeggen: hij heeft blijkbaar al een borrel te veel op.
Nee, wij houden meer van vastigheid, en we hebben zo onze eigen
vastigheid.
Sommige hebben het vaste patroon om elk weekend naar de kerk te gaan,
anderen gaan alleen op hoge feestdagen of als bepaalde overledenen
herdacht worden.
Velen hebben zo hun vaste plaatsen in de kerk, waar ze altijd zitten
ook al zit er niemand in de buurt.
Gezellig bij elkaar gaan zitten lijkt niet te horen in de kerk.
Men verwacht ook een viering volgens een vast patroon.
Dat wordt ook van boven af opgelegd. Zo moet het.
Een viering op zijn kop zetten, kan wel eens een keer,
bij bijzondere gelegenheden, maar voor de rest:
laat het zijn zoals we dat gewend zijn.
Het gevolg is wel dat er niet echt beweging zit in de vieringen,
dat mensen niet in beweging te krijgen zijn.
Maar waar geen beweging is, wordt niet echt geleefd.
Daar wordt het een dooie boel.
Ik weet natuurlijk ook wel dat het niet gaat om letterlijk bewegen,
en je kunt onze vieringen echt niet vergelijken met die in Afrika,
onze volksaard is totaal anders, wij zijn niet zo geestdriftig en
uitbundig.
Toch blijft de vraag: zou er niet wat meer beweging moeten zijn?
Zouden onze vieringen niet levendiger moeten zijn,
doordat iedereen wat meer bij elkaar gaat zitten,
doordat iedereen echt uit volle borst zou meezingen.
Maar het gaat om veel meer dan alleen om vieringen.
Het gaat om ons leven als volgelingen van Jezus van Nazaret,
dat zijn we toch door ons doopsel,
en daarom komen we toch regelmatig samen om dat te vieren.
Maar waar is ons enthousiasme voor zijn idealen?
Waar is dat te zien, in onze vieringen, in ons dagelijkse leven?
Ja, we zijn allemaal heel brave burgers, we doen geen vlieg kwaad.
En we hebben best veel voor elkaar over,
maar het moet wel allemaal een beetje volgens vaste patronen zijn,
op manieren waarop we het gewend zijn,
daar voelen we ons het prettigste bij. Dat is het gemakkelijkst.
We lopen wel mee, maar verwacht niet van ons dat we voorop lopen.
We vieren pinksteren. We vieren dat dat stelletje bange uitgebluste
apostelen
in beweging komt in de geest van hun Jezus.
Ze zaten in zak en as, de fut was eruit, een dooie boel.
En dan gaan zij zich realiseren dat ze in beweging moeten komen
dat ze die boodschap van Jezus naar buiten toe moeten uitdragen.
Ze worden enthousiast, geestdriftig. Dat wordt symbolisch heel mooi
weergegeven in het verhaal
van de stormwind die door het huis waaide
en de vurige tongen die op ieder neerdaalde.
De bangerikken die eerst achter gesloten deuren zaten
gaan de straat op om iedereen te vertellen over Jezus.
En iedereen verstond hen. Een wonderlijke gebeurtenis.
In hoeverre het een talenwonder is geweest, weet ik niet,
maar de taal van de liefde verstaat iedereen,
de taal van het enthousiasme verstaat iedereen.
Bezielde mensen begrijpen elkaar ook zonder woorden.
En als je nu in de kerk zoveel misverstanden en wederzijds onbegrip
tegenkomt,
ligt de oorzaak dan niet in het feit dat het enthousiasme van het begin
plaats gemaakt heeft voor de drang tot vastigheid,
dat het vuur van het begin geblust is door de sleur van het leven.
Zouden we niet eens wat meer moeten nadenken over de zin van ons
christen zijn?
Zouden we niet wat geestdriftiger moeten zijn in onze beleving van ons
christen zijn?
Zouden we niet wat meer in beweging moeten komen,
in heel ons leven, en ook in onze vieringen?
Ik was afgelopen zondag aan het fietsen
en om een boterham te eten had ik een fijn plekje gevonden aan de
bosrand:
lekker uit de wind en in de zon, het was er zalig.
Je hoort mensen vaak zeggen: we kunnen al heel gauw fijn in de tuin
zitten,
want je zit er uit de wind en in de zon.
Zeker als er veel wind is, zitten we graag uit de wind.
Maar als je van zeilen houdt, dan wil je niet uit de wind zitten,
dan zoek je juist de wind op anders kom je niet vooruit.
En windmolens staan altijd wat hoger om de wind goed op te vangen,
want dan alleen kan de kracht van de wind omgezet worden in energie.
En de moderne windmolens staan op hoge masten
om de kracht van de wind om te zetten in elektriciteit.
In het pinksterverhaal wordt de heilige Geest vergeleken met een wind
die door het huis waaide en de apostelen in beweging zette.
De Geest van Jezus moet kunnen waaien
om mensen de energie te geven die nodig is om in beweging te komen.
Zonder die energie komt alles stil te staan.
Het probleem is dat de wind van de Geest vaak de kans niet krijgt
om te waaien en mensen in beweging te zetten.
Dat probleem is voor een deel te danken aan onze moeder de kerk
die alles doet om de gelovige mensen uit de wind te houden.
Ze doet dat met de goede bedoeling om te voorkomen
dat mensen verkouden worden of de verkeerde kant op waaien.
Daarom heeft onze moeder de kerk hoge muren opgetrokken vol
leerstellingen, wetten en regels om zo een beschutte plaats te scheppen
waarin de gelovigen, lekker uit de wind, rustig en veilig kunnen
zitten.
Want de wind van de Geest is wel eens grillig en vlagerig
en soms waait er wel eens iets weg.
Nee, een beschutte plek is veel veiliger
Dat is op zich goed bedoeld van onze moeder de kerk
maar het probleem is wel dat de Geest onvoldoende de kans krijgt om te
waaien.
Paus Johannes XXIII zette in zijn tijd de ramen en deuren van de kerk
open
en er ging opeens een frisse wind door heel de kerk waaien,
en heel veel mensen kwamen in beweging en zochten naar nieuwe wegen
om samen de kerk van Jezus zin en inhoud te geven.
Toen sloegen sommigen wel een beetje op hol,
en er waaiden soms wel wat teveel uit de kerk.
En toen kwam er een tegenbeweging op gang
om de ramen en deuren van de kerk weer dicht te doen,
want al die wind in de kerk bracht alleen maar onrust.
Lekker uit de wind zitten is veel veiliger.
Het resultaat is wel dat de kerk aan het verpieteren is, zeker in onze
streken.
Onze moeder de kerk vindt leerstellingen en regels belangrijker dan
beweging.
Het gevolg is wel dat veel mensen er niet meer enthousiast voor lopen
zoals toen bij het eerste Pinksteren.
Het is natuurlijk niet juist om alleen de leiding van de kerk de schuld
te geven
van de huidige malaise. We moeten ook naar onszelf kijken.
Uiteindelijk zitten we allemaal het liefst een beetje uit de wind
en we scheppen rondom ons een beschutte plek met allerlei gemakken die
onze tijd ons aanreikt als onmisbaar.
We zoeken het niet om ons hoofd boven het maaiveld uit de steken
om de wind goed op te vangen.
Want je laten bewegen door de geest van Jezus
is op zijn minst een beetje riskant, zeker voor je gemoedsrust.
Juist als de apostelen van toen, wordt van ons gevraagd dat we gaan
getuigen van Jezus' idealen en bedoelingen,
niet zozeer in woorden maar in onze manier van leven,
in de dingen die we voor anderen over hebben.
Nee, uit de wind zitten is veel gemakkelijker.
Toch zijn er gelukkig nog veel gelovige mensen
die wel in beweging blijven, die zich niet laten ontmoedigen door de
vaak starre houding van onze moeder de kerk,
en evenmin door de algemene malaise bij de christelijke kerken.
Gelukkig zijn er nog vele gelovige mensen die hun hoofd wel boven het
maaiveld durven uitsteken
en zich door de geest van Jezus in beweging laten zetten.
Hopelijk horen ook wij bij die gelovige mensen in beweging.