Het evangelie neemt ons terug naar die laatste avond van Jezus'
leven.
Hij bidt voor zijn leerlingen.
Leerlingen die niet van deze wereld zijn zoals Hij niet van de wereld
was,
en juist zoals Hijzelf in de wereld gezonden is, zo zend Hij hen in de
wereld.
Hij bidt dat zij één zullen zijn, dat zij bewaard worden voor het
kwaad,
dat zij de waarheid toegewijd zullen zijn.
In de wereld gezonden zijn, maar niet van de wereld zijn, dat is de
opgave van elke leerlingen, en dat is een hele moeilijke opgave.
Jezus bidt dat zijn leerlingen, die wel midden in de wereld staan,
en dus bloot staan aan alles wat er in de wereld gaande is,
toch niet opgaan of ten onder gaan in die wereld,
d.w.z. dat zij niet meedoen aan de wereld van het kwaad,
maar dat zij altijd de waarheid toegewijd blijven.
Is dat niet bidden om het onmogelijke?
Onder zijn eigen leerlingen kennen we Judas, waarlijk een man van de
wereld.
In de eerste lezing hoorden we hoe er een vervanger voor hem gezocht
wordt.
We weten niet zoveel van Judas, maar waarschijnlijk was hij juist als
de anderen, een man van goede wil,
die zich aangesproken voelde door Jezus' ideeën.
Maar gaandeweg had de wereld van het kwaad vat op hem gekregen.
Hij liet zich leiden door geld, gewin en daarvoor verraadde hij een
vriend,
nog wel met een kus, het teken van genegenheid.
In Judas zie je de negatieve mentaliteit van de wereld,
die alle tijden door mensen in zijn greep heeft,
een mentaliteit die resulteert in het meeheulen met de machthebbers,
met de geldschieters, alles mag, als je er maar beter van wordt;
een mentaliteit van mooi weer spelen in iemands gezicht maar hem achter
zijn rug verdacht maken, verraden.
Jezus bidt dat zijn leerlingen zo niet zullen zijn, zullen worden,
dat zij nooit, omwille van geld, eigen belang of zelfbehoud,
mensen laten vallen, verlinken, verraden,
dat ze nooit naar boven likken en naar onderen trappen,
Maar is dat niet bidden om het onmogelijke?
Jezus bidt dat zijn leerlingen de eenheid bewaren.
Het klinkt haast een beetje cynisch in een totaal verdeelde kerk.
De mentaliteit van de wereld is maar al te vaak:
ieder voor zich en God voor ons allen,
opkomen voor jezelf, zorgen dat je niets tekort komt,
eventueel zelfs ten koste van het welzijn van anderen,
ellebogenwerk, kruiwagens, smeergeld, machtswillekeur,
maar het zijn wel allemaal zaken die verdeeldheid zaaien.
In die wereld staan Jezus' leerlingen, staat zijn kerk, staan wij
allemaal.
En Jezus bidt dat wij, als kerk en als gelovigen de eenheid bewaren,
ons verbonden blijven voelen m.n. met de kleinen en de zwakken.
Is dat niet bidden om het onmogelijke?
Is dat geen droom die toch geen werkelijkheid kan worden?
Je ziet heel de geschiedenis van het christendom door
hoe de wereld zijn invloed liet gelden op de kerk als geheel,
op individuele kerkleiders, theologen en gewone gelovigen.
Het gebed van Jezus is beslist niet in al zijn volgelingen verhoord.
En toch, we mogen ook de andere kant niet vergeten:
hoe er in die kerk talloos velen zijn geweest
die wel de waarheid bleven toegedaan, ook als dat moeilijk werd,
die wel de eenheid bewaard hebben ook in zware omstandigheden.
In talloos velen van zijn leerlingen is Jezus' gebed wel verhoord.
Dat is ook waarheid en werkelijkheid.
Juist als zijn leerlingen toen zendt Jezus ook ons in de wereld
om zijn idealen te beleven en uit te dragen, ook wij staan midden in
een wereld die er vaak andere ideeën op na houdt,
een wereld, met zoveel schone schijn, en allerlei verleidingen
met zoveel dat mode, reclame en de publieke opinie ons als
aantrekkelijk, als normaal voorschotelen,
een wereld ook met veel verwarring en onzekerheid.
Ook voor ons heeft Jezus gebeden: dat we één zouden zijn,
dat we de waarheid toegewijd zouden zijn.
De wereld vindt het maar vreemd als je vasthoudt aan die waarheid,
als men niet mee doet aan de algemene tendens.
Je moet wel gek zijn om vast te houden aan Jezus' idealen,
om je dienstbaar te willen maken aan de gemeenschap,
om je in te zetten voor mensen die tussen het schip en de wal vallen,
om verdraagzaam te zijn en altijd weer hulpvaardig.
Je moet wel gek zijn om je niet te laten leiden door macht, geld,
invloed,
om het welzijn van anderen hoger te achten dan dat van jezelf,
de minste en de laatste willen zijn, dat is toch niet normaal.
Daarom is elke leerling van Jezus, van toen en van nu,
bij definitie een beetje wereldvreemd,
juist zoals Jezus zelf en zijn boodschap wereldvreemd was
en dus door velen niet begrepen werd.
Mogen we het toch aandurven om in zijn geest een beetje wereldvreemd te
zijn.
Zevende zondag van Pasen 2003
In de laatste regels van het evangelie hoorden we drie keer het
woord waarheid. "Wijd hen U toe in de waarheid.
Uw woord is waarheid. Dat zij in waarheid U toegewijd mogen zijn."
Elders zegt Jezus van zichzelf: "Ik ben de weg, de waarheid en het
leven".
Maar wat is eigenlijk de waarheid? Bestaat dé waarheid wel?
En als die bestaat: kunnen wij die wel achterhalen.
Waarheid en waarheid is twee.
In het dagelijks bestaan vinden we het heel belangrijk
dat steeds de waarheid gesproken wordt,
dat je iemand op zijn woord kun geloven.
Hierbij gaat het heel concreet om waarneembare feiten en
gebeurtenissen,
dingen die je ervaren hebt, gedaan hebt, gezien of gehoord hebt.
En die kun je naar waarheid, naar de werkelijkheid, weergeven,
of je kunt onwaarheid spreken, iets zeggen dat niet de werkelijkheid
weergeeft.
Als ik op een avond een halve fles jenever opdrink en als ik door de
politie aangehouden wordt en dan zeg
dat ik maar één glaasje op heb, dan spreek ik niet de waarheid.
In deze concrete zaken kun je spreken van de waarheid,
van woorden die precies de lading dekken.
En deze waarheid is al moeilijk genoeg,
maar al te vaak wordt die geweld aangedaan,
door zaken toch iets verdraaien zodat het ons beter uitkomt.
Maar er zijn talloze andere zaken, werkelijlheden,
die niet zo gemakkelijk precies onder woorden te brengen zijn.
Wat is precies de mens? de man? de vrouw?
Wat is precies de natuur, het milieu, het heelal?
Die werkelijkheid is zo complex, zo ingewikkeld,
dat je die nooit helemaal voor 100% onder woorden kunt brengen.
Natuurlijk kun je overal formules voor bedenken,
en die heb je voor gewoon gebruik ook nodig,
maar geen enkele formule is helemaal compleet,
geen enkele formule geeft precies en volledig de werkelijkheid weer.
Een oud Indisch verhaaltje maakt dat duidelijk.
Er waren drie blinden en die probeerden erachter te komen
hoe een olifant er eigenlijk uitzag.
De eerste betastte de poot en zei:
"Een olifant lijkt op een boomstam, hij staat zwaar op de grond,
heeft wijde plooien en kan bewegen."
"welnee, zo is het helemaal niet," zei de tweede blinde
die de slurf in zijn handen had.
"Een olifant lijkt op een dikke slang, die door de lucht zweeft en
water spuit."
"Hoe komen jullie erbij?, vroeg de derde die een slagtand bevoelde.
"Een olifant is een kromme spits toelopende gladde staaf ijzer."
De drie blinden gingen ruzie-makend uiteen.
Ze begrepen maar niet hoe de ander zo dom kon zijn
dat hij ontkende wat ze zelf hadden gevoeld.
Zo wordt er in onze wereld eindeloos veel ruzie gemaakt over de
waarheid,
zeker, en dat is eigenlijk heel schrijnend,
als het gaat om God, om Jezus en zijn boodschap.
Je komt in kerkelijke kringen wel eens mensen tegen die de waarheid in
pacht menen te hebben:
ze weten precies hoe God in elkaar zit, wat Hij wil van mensen.
Ze weten precies wat Jezus bedoelde met zijn woorden en daden.
Ze vergeten te vaak dat Gods waarheid gewoon te groot is
om precies gevat te worden met ons kleine verstandje.
Ze vergeten te vaak dat je wel allerlei formules kunt bedenken
om iets over het ongrijpbare te zeggen,
maar die zijn allemaal heel betrekkelijk, vaak tijd- en cultuurgebonden.
Over God en alles wat met God en met Jezus te maken heeft,
kun je eigenlijk alleen in beelden praten
Heel de bijbel is er vol van, van beelden, van beeldverhalen,
die iets zeggen over het onzegbare, en die tegelijk veel verhuld laten.
Maar als je rond die beelden formules gaat maken,
dat doe je onbewust en onbedoeld de waarheid geweld aan.
Formules gaan een eigen leven leiden, ze liggen vast, het leven is
eruit.
In feite is dat volop gebeurd in de kerken en godsdienstige
groeperingen.
Het is bijna onvermijdelijk, maar vaak ook erg verduisterend.
Dan krijg je vaak veel geruzie tussen mensen die de formules hanteren
en mensen a.h.w. de levende waarheid proberen te beleven.
Dat is Jezus zelf overkomen. "Ik ben de waarheid," zei hij
en mensen werden enthousiast over zijn spreken en handelen.
Maar hij botste met de lui die met hun eigen waarheid kwamen
verpakt in formules en regeltjes, zo konden ze er gemakkelijker mee
omgaan.
Dat was toen zo, dat is nog steeds zo.
Menen dat je het precies weet, lijkt het leven gemakkelijker te maken,
maar maakt het in feite ook veel armer.
Durven zoeken naar de levende waarheid,
durven leven met onzekerheden is echter veel rijker.
De afgelopen week viel mijn oog op een krantenkop:
We hebben te weinig echte kerels die meedogenloos kunnen zijn.
Toen wilde ik wel even weten waar dat over ging.
In het artikel ging het om het Nederlands elftal dat zich voorbereidt
op het komende wereldkampioenschappen.
Met name ging het over de achterhoede,
die mistte volgens de auteur echte kerels die meedogenloos kunnen zijn.
Bij dat woord meedogenloos zet ik toch wel wat vraagtekens,
het doet me denken aan die andere uitspraak: voetbal is oorlog,
en elke oorlog maakt de medespelers hard en meedogenloos.
Ik dacht echter dat voetbal een sport was.
Natuurlijk is het ook een strijd om de doelpunten,
en natuurlijk heb je daar echte kerels voor nodig die ervoor vechten
lui die ook tegen een stootje kunnen. Op het voetbalveld is geen plaats
voor zwakke broeders.
De spelers hoeven ook geen medelijden met elkaar te hebben,
maar het woord meedogenloos vind ik toch erg ongelukkig gekozen.
Maar helaas, in het profvoetbal, waarin het toch om het geld gaat,
lijkt het woord meedogenloos steeds meer thuis te raken.
Voetbal is een teamsport, d.w.z. de sterke kerels moeten samen iets
presteren.
Elf topspelers in het veld maakt nog geen goed lopend team.
Daarvoor is teamgeest nodig, saamhorigheid om de klus samen te klaren,
en daar ligt een belangrijke taak voor de trainer.
In zekere zin was Jezus de trainer van zijn team van spelers,
zijn twaalf apostelen. En je kunt ze geen sterke kerels noemen,
ze hadden zo hun zwakke kanten. Judas had een rode kaart gekregen
en Mattias was de invaller, zo hoorden we in de eerste lezing.
Ook Jezus vond de teamgeest, de onderlinge saamhorigheid, heel
belangrijk.
Op de laatste avond van zijn leven bad hij heel indringend om eenheid,
Dat zij één mochten zijn, met hem en met elkaar, alleen zo konden ze
een goed team vormen en samen iets bereiken.
Datzelfde is ook zijn grote wens voor heel zijn Kerk, voor elke
parochie,
voor ons allemaal die ons willen inzetten voor zijn idealen.
De wereld van vandaag wordt steeds harder en meedogenlozer,
en in het speelveld van het leven lijkt iedereen alleen maar te vechten
voor eigen voordeel, zonder rekening te houden met de medespelers.
Het gaat Jezus ook nu om een goede teamgeest in zijn kerkgemeenschap,
dat mensen enthousiast samenwerken om zijn idealen waar te maken.
Daarom bid hij om eenheid, om de geest van wijsheid en kracht, en ook
dat wij bewaard mogen worden voor het kwaad van de wereld.
Het kwaad van de wereld is de mentaliteit
van ieder voor zich en God voor ons allen, en: ikke en de rest van
stikken.
Het kwaad van de wereld is dat men vaak hard en meedogenloos is
en dat de zwakkere broeders en zusters te vaak niet kunnen meedoen
en buiten het speelveld van de samenleving komen te staan.
Het kwaad van de wereld is dat mensen soms grove overtredingen begaan
tegen de medespelers op het veld, dat mensen in de hoek getrapt worden
en dat er niemand is die hun een rode kaart geeft.
Het kwaad van de wereld is dat fair play steeds meer een begrip wordt
dat men op allerlei terreinen niet meer kent.
Het kwaad van de wereld is dat veel mensen buitenspel worden gezet
in een meedogenloze strijd van geld en goed.
Het kwaad van de wereld is dat mensen onverschillig aan de zijlijn
blijven staan
en niet geïnteresseerd zijn in het goed functioneren van de gemeenschap.
Jezus bidt dat zijn leerlingen, dat wij dus, bewaard worden voor dat
kwaad.
Zijn ideaal is dat medeleven en medelijden het samenspel beheersen,
dat ook de zwakkere broeders en zusters de kans krijgen mee te doen,
dat ook de buitenbeentjes ruimte krijgen om hun partijtje mee te spelen.
Zijn ideaal is dat er echte saamhorigheid is in de gemeenschap,
dat we eerlijk met elkaar omgaan, oprecht begaan zijn met ieders
welzijn,
dat we niemand van het speelveld sturen of een trap na geven.
Zijn ideaal is dat we echte kerels en daadkrachtige vrouwen zijn
die zich vol enthousiasme inzetten voor een goede geest in de
gemeenschap,
dat we niet onverschillig aan de zijlijn blijven staan
maar juist als de voetballers bereid zijn ons in het zweet te werken
om te scoren in allerlei activiteiten in en voor de gemeenschap, niet
als duur betaalde profs maar als toegewijde amateurs en vrijwilligers,
om te scoren in zorg en aandacht voor elkaar, met name voor de zwakken,
en dat we daar ook tijd voor vrijmaken.
Dat is de waarheid van het evangelie, de waarheid van Gods woord dat
Jezus ons bracht.
En hij bad dat wij allemaal die waarheid toegewijd mogen zijn.
Als je in oudere naoorlogse stadswijken komt, lijken alle huizen op
elkaar.
Het zijn vaak heel eentonige wijken met weinig variatie.
Je moet goed naar de straatnamen kijken
anders bel je bij het verkeerde huis aan.
In nieuwere stadswijken is juist veel meer variatie te vinden,
met huizen en straten die allemaal wel iets eigens hebben.
Dat maakt zo'n wijk veel prettiger om in te wonen.
Vroeger vond je dat ook in de kerkelijke vieringen.
Overal waar je kwam werd de mis in het Latijn gedaan, overal op
dezelfde manier, met dezelfde gebaren.
Of je in Nederland of in Spanje naar de kerk ging,
de viering was in wezen hetzelfde. Tegenwoordig kom je veel verschillen
tegen in kerkelijke vieringen
en dat niet alleen omdat nu de volkstaal gebruikt wordt.
In het evangelie van vandaag hoorden we hoe Jezus bad om eenheid onder
zijn leerlingen.
Eenheid, hechte verbondenheid vond hij heel belangrijk
maar hij heeft niet gebeden om uniformiteit, om gelijkvormigheid.
Hij heeft niet gebeden dat die eenheid zichtbaar zou worden in
gelijkheid van leer en regels en handelingen
Eenheid en uniformiteit zijn twee verschillende begrippen
die jammer genoeg in de kerken nogal eens aan elkaar gekoppeld worden.
Als het gilde of de fanfare optreedt, dan is het natuurlijk prachtig
als dat in uniform gebeurt,
als alle leden op dezelfde wijze gekleed zijn.
Maar als het gaat om gelovig zijn, om levensbeschouwelijke zaken,
dan kan niet alles en iedereen hetzelfde zijn in doen en denken.
Als men toch steeds weer een soort uniformiteit benadrukt
dan komt de echte eenheid juist meer en meer in de knel.
Onze R.K. Kerk heeft er nog al een handje van
om veel belang te hechten aan een soort uniformiteit in leer en regels.
Iedereen moet zich aan dezelfde regels houden
en het hetzelfde geloven, anders hoor je er niet bij.
Maar deze opstelling werkt tegenwoordig meestal averechts als het gaat
om eenheid en verbondenheid.
Hoe meer de kerkleiders op wetten en leerstellingen hameren,
in hun ogen bedoeld om de eenheid te bevorderen,
hoe minder mensen aan de basis ernaar luisteren
en gaan ze hun eigen gang in hun gelovig zijn.
In het verleden was die uniformiteit er veel meer
en er zijn wel gelovigen die met heimwee terugkijken naar die tijd.
Toen leek geloven veel gemakkelijker,
je deed gewoon met de anderen mee. Iedereen deed toch hetzelfde.
Maar achteraf bleek die uniformiteit heel vaak een grote leegte te
verbergen,
een leegte aan persoonlijk en overtuigd gelovig zijn,
een leegte aan kennis, waar het echt om gaat in Jezus' boodschap.
Achter een mooie façade ging vaak een bouwvallig geloof schuil.
En toen zo'n 40/50 jaar geleden die uniformiteit ging afbrokkelen,
bleven velen met een leegte zitten en wisten ze niet meer hoe zij hun
gelovig zijn inhoud konden geven.
Jezus bad om eenheid, niet om uniformiteit.
Hij bad dat zijn volgelingen zich echt verbonden zouden voelen
met Hem en evenzeer met elkaar,
en die verbondenheid kun je niet in hokjes zetten,
zodat het overal en altijd precies hetzelfde is.
Die verbondenheid wordt pas echt en levend
als er ook ruimte is voor allerlei verschillen.
Een bloementuin wordt pas echt mooi als er allerlei soorten bloemen in
staan.
Maar één soort bloemen in een tuin is toch maar heel eenzijdig en
eentonig.
Maar je moet er samen in dezelfde tuin staan, willen staan,
anders is er van verbondenheid en eenheid geen sprake.
Daarom is het van wezenlijk belang dat in elke gemeenschap
gelovige mensen zich verbonden voelen met elkaar,
en dat die eenheid daar ter plaatse concrete gestalte krijgt.
Dat kan voor een deel in de kerkelijke vieringen,
maar veel belangrijker is het dat die saamhorigheid
zichtbaar wordt in het leven van alle dag,
op al die raakpunten die onze levens met elkaar hebben.
En daar hoort ook bij dat we samen zoeken naar een goed verstaan van
Jezus' boodschap,
want het gaat ook om eenheid met Hem,
we zijn immers geen moslims of boeddhisten maar christenen,
en als christenen moeten we zoeken naar eenheid en verbondenheid.