Lezingen: Handelingen der Apostelen 4, 8-12 ; Johannes 10, 11-18

Vierde zondag van Pasen 1997

We spreken van herders en schapen in de kerk. Pastoors zijn herders en de gewone gelovigen zijn de schapen, althans zo wordt het vaak gezegd, maar daar klopt niets van. Pastoors zijn ook maar schapen in het grote geheel van de kerk en elke gelovige is ook een beetje herder, althans zo zou het moeten zijn. Bovendien is de term schapen als zodanig niet eens zo'n gelukkig woord: in onze cultuur kan het iets van domme kuddegeest suggereren, van zonder nadenken meelopen met de grote groep. Als ze tegen je zeggen: wat ben je toch een schaap, dan is dat echt geen compliment.
Nu hebben mensen vaak iets in zich van een kuddegeest, van elkaar nadoen, meelopen met de grote hoop, en ook bij gelovige mensen vind je dat verschijnsel. Vroeger toen iedereen zondags vanzelfsprekend naar de kerk ging liepen er ook heel velen maar mee, niet zozeer uit eigen overtuiging, maar omdat iedereen het deed. Je viel zo op als je het niet deed. Tegenwoordig is het bijna precies andersom: heel velen blijven maar thuis, omdat de meerderheid dat doet, want je valt zo op als je nog wel naar de kerk gaat. Zeker bij veel jongeren speelt dat een rol.
Als wij in het evangelie als gelovige mensen, ook pastoors, schapen worden genoemd, dan wordt daar zeker niet die kuddegeest bedoeld, maar wel die bijzondere band die de Grote Herder, Jezus, met ons heeft, die wij met Hem zou moeten hebben: een band van vertrouwen, van je aan Hem toevertrouwen, met Hem in zee willen gaan; en evenzeer gaat het om de band die we met elkaar hebben, zouden moeten hebben. En juist naar elkaar toe moeten we herders en hoeders zijn.
Wat dat herder zijn voor elkaar heel konkreet betekent maakt de evangelielezing van vandaag ons duidelijk. Een goede herder laat hen die aan zijn zorgen zijn toevertrouwd, niet in de steek. Een huurling gaat op de loop wanneer het moeilijk wordt. Een echte herder blijft op zijn post. En als wij, gelovige mensen, christenen, elkaars herders zijn, betekent dat dat we, in de lijn van Jezus, elkaar niet in de steek mogen laten ook niet en zeker niet wanneer het moeilijk wordt. En toch gebeurt dat helaas nog wel eens.
Zoals iemand zei: "We hebben wat afgelachen samen, we trokken altijd samen op. Maar toen het slecht met me ging, heb ik hem nooit meer gezien." Dat is het gedrag van een huurling.
Of zoals een ander zei: "Ik heb lang genoeg mijn best gedaan, nu moet een ander het maar eens doen. Ik kan niet blijven zorgen, ik moet ook eens wat tijd voor mezelf hebben." Dat is praat van een huurling. Maar wie trouw blijven, ook in rotsituaties, dat zijn de ware herders onder ons. In de tekst van vandaag staat nog een tweede kenmerk van goed-herder-zijn: namelijk dat je degenen die aan jouw zorgen zijn toevertrouwd kent bij hun naam, dat wil zeggen: dat je ze echt kent. Als ik een kudde schapen zie, dan zijn ze voor mij allemaal gelijk, ik zie echt geen verschil, maar de herder wel, die kent ze stuk voor stuk. Als ik een wei vol koeien zie, dan zie ik wel verschillen in het zwartbont of roodbont vee, maar voor de rest is een koe maar een koe maar de boer kent ze bij naam en karakter.
En als wij samen gelovig zijn, samen christenen, dan zijn we geen grote grijze kudde van allemaal dezelfde schapen. Want mensen zijn uniek, stuk voor stuk en elkaar echt kennen begint bij het erkennen en herkennen van ieders eigenheid, daar ruimte voor geven, daar rekening mee houden.
Bij Jezus konden en kunnen alle mensen terecht met hun eigenheid, met hun sterke en zwakke kanten. Hij laat niemand in de steek. Een zieke was bij hem even welkom als een zondaar. En volgeling van die goede herder Jezus willen zijn betekent: een medemens niet zien als de zoveelste in de rij, en het is zeker niet: alle mensen maar op één hoop goeien. Het is oog hebben voor deze mens met zijn eigen plaats in het leven, met zijn hebbelijkheden en onhebbelijkheden. Niet wegvluchten van die bepaalde mens, ook niet wanneer dat moeilijk wordt, dat doet ons lijken op Jezus, dan zijn we echt christenen Die roeping hebben we allemaal.

Voorbede en teksten bij deze zondag

Vierde zondag van Pasen 2000

Jezus noemt zich de goede herder, en als wij Jezus willen navolgen dan moeten ook wij goede herders zijn. Nu zijn wij niet zo vertrouwd met het beeld van een herder maar we kunnen ons er best wat bij voorstellen. In de evangelietekst vinden we een paar belangrijke elementen die bepalend zijn voor een goede herder.
De eerste is: hij geeft zijn leven voor zijn schapen. Dat klinkt vrij dramatisch als we dat tenminste letterlijk verstaan, maar in feite moet je hier niet aan de dood denken maar juist aan het leven: heel je leven toewijden aan degenen die aan je zorg zijn toevertrouwd, je helemaal geven, je helemaal inzetten voor die anderen.
Het tweede element is dat een goede herder trouw blijft, dat hij degenen die van zijn zorgen afhankelijk zijn, niet in de steek laat, ook als het moeilijk wordt, als er gevaren dreigen. Juist dan mag een goede herder niet van zijn taak weglopen.
Het derde element dat uit het evangelie naar voren komt is dat een goede herder niet alleen zorg draagt voor zijn eigen clubje maar ook voor anderen, die buiten zijn clubje vallen, misschien buiten elke groep in een gemeenschap.
Deze drie elementen zijn zonder meer terug te vinden in Jezus die zich heel uitdrukkelijk de goede herder noemt. De vraag is: zijn ze ook terug te vinden in ons, in onze houding naar anderen toe? Ouders zijn bij uitstek de herders van hun gezin. Het is vanzelfsprekend dat ouders hun leven geven voor hun kinderen, ze geven het leven aan hun kinderen en daarmee dragen zij ook zorg voor hen, niet alleen als ze klein zijn, maar ook als ze groot geworden zijn en hun eigen levensweg gaan. Die zorg zit er a.h.w. bij ingebakken.
En toch zou je in deze tijd de vraag kunnen stellen: zorgen alle vaders en moeders wel goed genoeg voor hun kinderen? Als een boer die schapen houdt en ze wil verplaatsen naar een andere wei, dan pakt hij een emmer voer, en alle schapen lopen haast vanzelf achter heem aan. Als een moeder of vader de kinderen alleen mee krijgt of iets kan laten doen als we bijvoorbeeld snoep beloofd wordt dan zijn ouders verkeerd bezig. Het is vaak de weg van de minste weerstand, en als beide ouders de hele dag gewerkt hebben en dan 's avonds voor hun kinderen moeten zorgen, dan is het wel eens verleidelijk om die gemakkelijkste weg te volgen.
Zorgen voor kinderen is ook zorgen dat ze op eigen benen leren staan. Ouders die teveel zorgen, teveel tot in de kleinste details, die zijn ook niet goed bezig, want een kind moet ook ruimte krijgen om zelf zijn grenzen af te tasten, een eigen weg te gaan. Het element trouw zit ook wezenlijk vast aan het ouderschap. Het is eigenlijk onvoorstelbaar dat er soms ouders zijn die hun kinderen in de steek laten, of laten vallen als een baksteen als ze iets gedaan hebben dat zij, de ouders, niet kunnen en willen accepteren. En toch, helaas gebeurt het nu en dan. Dan zijn het duidelijk geen goede herders.
Ook het derde element van goede herders hoort bij goede ouders. Naast de zorg voor hun gezin, die op de eerste plaats komt, moeten ze ook zorg dragen voor anderen, de kinderen van de buren, kinderen die komen spelen, kinderen in dezelfde klas of op dezelfde school. Ook daar ligt een stuk zorgzaamheid als opdracht. Voor hoeveel vrijwilligers activiteiten op school wordt geen beroep op de ouders gedaan. Hoe vaak ligt er niet een stuk opvang voor kinderen uit de buurt, wier ouders na schooltijd nog niet thuis zijn van hun werk.
Als ouders zeggen: ik zorg alleen voor mijn gezin en aan alle anderen heb ik geen boodschap, dan zijn het in mijn ogen geen goede herders, geen goede ouders. Want hun eigen kinderen groeien toch altijd op niet alleen in hun gezin maar ook in een grote kring eromheen.
In het evangelie staat nog iets over macht, macht om leven te geven, macht om leven te nemen. dat zijn moeilijke woorden. Maar echter bij goede herders , bij echte goede ouders gaat het niet over een machtspositie, ze zijn geen machthebbers maar wel zorgdragers met een heel grote verantwoordelijkheid.

Voorbede en teksten bij deze zondag

Vierde zondag van Pasen 2006

Vorig jaar werd er door het bisdom een cursus management aangeboden, speciaal voor pastoors. Toen ik de brief las, kreeg ik stekeltjes
Nou ben ik een beetje allergisch voor het woord management. Tegenwoordig is dat wel het toverwoord. Manager gevraagd, lees je in menig advertentie.
Goed management is natuurlijk heel belangrijk voor elk bedrijf. Natuurlijk zijn er deskundige mensen nodig die op de juiste manier leiding geven aan een organisatie. Dat geld uiteraard ook voor een parochieorganisatie.
Maar bij management gaat het meestal om de zakelijke kant van een bedrijf, zodat het financieel gezond kan functioneren en groeien. Managers moeten daarbij vooral ook op de centen letten. En voor bedrijven is dat natuurlijk heel belangrijk. Maar het kan wel ten koste gaan van mensen die er werken, en het kan nog meer ten koste gaan van mensen voor wie gewerkt wordt.
Je ziet dat met name in de gezondheidszorg gebeuren. Ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, ze worden tegenwoordig steeds meer gezien als een bedrijf dat op strikt zakelijke basis geleid en georganiseerd moet worden. Zorginstellingen moeten concurrerend kunnen werken. En dus worden er overal managers aangetrokken die zorg moeten dragen voor een strikt zakelijke organisatie, en die de regels ook met harde hand moeten handhaven. En omdat tegenwoordig alles tegelijk grootschaliger moet, krijg je allerlei fusies en samenwerkingsverbanden, met managers onder en managers onder.
En op zich is zo'n zakelijke aanpak best nodig, zolang die maar niet ten koste gaat van de mensen die er werken, en van de mensen die aangewezen zijn op de zorg van anderen. Managers zijn mensen achter een bureau die met cijfertjes werken maar dikwijls weinig feeling hebben voor de praktische situatie waar de medewerkers mee te maken hebben. En waar alleen de cijfertjes maatgevend zijn komen mensen in de knel. Goed management is natuurlijk absoluut noodzakelijk, ook in de gezondheidszorg in al zijn geledingen. Maar als er geen tijd meer is, meer mag zijn, voor een praatje met een zieke thuis of in het ziekenhuis dan is dat een enorme verarming van de zorg. Als er beknibbeld moet worden op de handen aan het bed puur op zakelijke gronden, zeg maar puur om financiële redenen, dan is er iets grondig mis in onze samenleving. Hulpverlening is meer dan een aantal handelingen dat gedaan moet worden. Hulpverleners moeten hun hart kunnen laten spreken, moeten een hartverwarmende aandacht hebben voor degenen die van hun zorg afhankelijk zijn. Maar dat vraagt tijd en tijd is geld.
De toenemende verzakelijking zie je in heel onze samenleving plaats vinden. Het is in onze tijd wellicht onvermijdelijk, maar daarom is het des te belangrijker om steeds weer aandacht te vragen voor die andere kant, die menselijke kant, die menslievende kant, want als die in de verdrukking komt, wordt het heel koud in de samenleving.
Jezus noemt zich in het evangelie vandaag de goede herder, een herder die hart heeft voor zijn schapen. En in de evangelieverhalen zien we hoe hij dat in zijn leven inhoud gaf in zijn zorg voor de zieke en gehandicapte medemens, voor de verschoppelingen van zijn tijd.
Als manager zou Jezus absoluut een mislukking zijn, heel zijn boodschap zit vol raadgevingen en opdrachten waar een zakelijke manager niet mee uit de voeten kan. En als wij zeggen christenen te zijn, als we geloven in zijn boodschap, dan moet ook in ons die warme aandacht voor de medemens steeds weer zichtbaar worden. Dan moeten wij ervoor waken dat niemand de dupe wordt van de voortgaande verzakelijking van onze maatschappij. Dan mag van ons verwacht worden dat we tegenwicht bieden om de verarming in de gezondheidszorg en elders.
En gelukkig zijn er talloze vrijwilligers die al heel veel doen om wat warmte te bieden waar de zorg kil en zakelijk is geworden.

Voorbede en teksten bij deze zondag

Vierde zondag van Pasen 2009

Herder, hoeder, moeder, drie woorden die helemaal in elkaars verlengde liggen. Het gaat in wezen om dezelfde instelling, dezelfde houding naar anderen toe, ook al kun je wel wat accentverschillen zien.
Bij goede herder denk ik op de eerste plaats aan iemand die goede zorg heeft voor anderen. Een goede schaapherder draagt goede zorg voor zijn schapen. een goede pastoor, een goede parochieherder, draagt goede geestelijke zorg voor de geloofsgemeenschap. Bij hoeder denk ik aan het woord behoeden. Een goede herder zal alles doen om zijn schapen te behoeden voor onheil, hij probeert ze steeds weg te houden van gevaren. Bij moeder denk ik aan de warmte die moeders uitstralen in hun zorg voor hun gezin. Het is goed dat ze volgende week in het zonnetje gezet worden. Een goede herder moet ook iets van die warmte uitstralen, zeker als het gaat om zorg voor medemensen.
Ik zag onlangs op de televisie een stukje van een film dat zich afspeelde in een Frans meisjespensionaat, eigenlijk meer een opvoedingsgesticht met de mooie naam: Bon Pasteur, de goede herder. Maar dat instituut was die naam niet waardig. De nonnen daar voerden een soort schrikbewind over de meisjes, beslist geen goede herders of herderinnen, het waren eerder sadistische tirannen. Ze waren zo hard dat ik me haast niet kan voorstellen dat de film ergens op de werkelijkheid berust.
Later zag ik de titel van de film: "De duivelinnen". Nu weet ik niet of die titel op de meisjes sloeg of op de zusters. De meisjes waren zeker geen gemakkelijke schapen, ze hadden ook het nodige op hun kerfstok en in de ogen van de nonnen waren ze in de greep van de duivel. Maar in de ogen van de meisjes waren de nonnen echte duivelinnen die maar één doel hadden: hen te kwellen.
Jezus noemde zich de goede herder en hij maakte dat ook waar in zijn omgang met de mensen. Hij was een hoeder die hart had voor mensen, hij straalde warmte uit, juist naar hen die het moeilijk hadden: zieken en gehandicapten, maar ook de verschoppelingen van die tijd.
Die Jezus wil voortleven in allen die geloven in zijn boodschap, in zijn idealen, in ieder van ons die zijn weg wil gaan. Wij moeten goede herders zijn voor anderen en waar nodig en waar mogelijk liefdevolle zorg geven aan medemensen. Wij moeten, waar nodig en waar mogelijk, medemensen behoeden voor al die vormen van onheil die in onze wereld zich kunnen voordoen. Gelukkig zijn er heel veel goede herders, ook in onze tijd. Sommige worden bekend, anderen blijven altijd onbekend maar wel bemind.
Onlangs is Lieke Brekelmans overleden, de oprichtster van het bekende Liane Fonds, dat zich al bijna dertig jaar inzet om gehandicapte kinderen in de derde wereld te helpen aan een prothese, een rolstoel of andere voorzieningen. Op reis in Afrika zag zij de ellende van deze kinderen en zij besloot een beetje voor hen te gaan zorgen. In de loop der jaren hebben duizenden kinderen de kans gekregen om ondanks hun handicap toch een zinvol leven te leiden. Zij verdient zonder de titel Goede Herder. Maar er zijn ook in het klein velen die goede herders zijn in hun leefsituatie, vrijwilligers op allerlei gebied die warmte zorg hebben voor mensen die het soms moeilijk hebben.
Bij het woord herder denken we meestal aan mensen die boven anderen staan, die gezag hebben over anderen zoals een schaapherder de baas is over de kudde. Dan krijg je vaak herders die ook echt de baas spelen en vaak veel nadruk leggen op het onderhouden van de regels. Helaas gebeurt dat nogal eens bij onze moeder de katholieke kerk, waar warme zorg voor mensen nogal eens ontbreekt, waar regels soms belangrijker zijn dan mensen. Maar daar raakt het beeld van Jezus als de goede herder wel in de verdrukking: hij heeft nooit de baas willen spelen, hij liet gewoon zijn hart spreken, ook jegens de zondaars van zijn tijd.
Als we in zijn geest goede herders en herderinnen willen zijn jegens elkaar, dan mag dat nooit uit de hoogte komen maar wel recht uit ons hart.

Voorbede en teksten bij deze zondag