Gebeden op Palmzondag

Inleiding:

Een eeuwenoud verhaal wordt deze week opnieuw verteld. Het verhaal van de mens die trouw was ten einde toe, die daarom het lijden niet uit de weg ging, die zijn dood aanvaardde en in die overgave het leven vond, voorgoed. Het onvergankelijk verhaal van Jezus van Nazaret. Drie jaar lang zwerft Hij door de dorpen en steden van zijn land. Weldoende gaat Hij rond, verkondigt voortdurend, in woord en daad: zo liefdevol is God! Met zijn goedheid, zijn mededogen, zijn nabijheid aan mensen weet Hij sommigen voor zich te winnen. Een handjevol vissers mag zich zijn vrienden noemen. Armen, zieken, mensen langs de kant zien in Hem een bondgenoot. Maar sterker dan de vriendschap, groeit een netwerk van haat om Hem heen. Zij die aan de macht zijn vrezen de onrust die Hij brengt, zien in Hem een bedreiging. Hij voelt dat wel, maar zet vastberaden toch de volgende stap. Hij trekt op naar Jeruzalem, hoofdstad en godsdienstig centrum! Waarom zo nodig naar Jeruzalem, de stad die wel 'stad van vrede' heet, maar een broeinest is van tegenstellingen, die brandhaard waar het gezag zich wil laten gelden? En waarom uitgerekend met Pasen, als het daar gonst van vreemdelingen en pelgrims? Jeruzalem? Moet dat nu echt? Dat vroegen zijn vrienden, dat vragen wij nog. Ja, Jeruzalem moet! Ook daar moet Hij zich laten zien, ook daar zal Hij getuigen, tot Hem de mond wordt gesnoerd. Dat is het gebod van zijn roeping. Trouw wil Hij blijven ten einde toe. Vandaag gaat het nog wel. Het begint niet zo slecht. Er zijn mensen die Hem bejubelen; Ze willen Hem tot koning. En wat Hij nooit heeft gezocht, dat mag vandaag: één dag koning. Maar dan niet op een paard. Een ezel is voldoende, een lastdier, vredig, eenvoudig genoeg. Eén dag bejubeld als koning, vooruit! Maar dan een koning in dienstbaarheid. Want trouw wil Hij zijn ten einde toe.

Zegening van de palmtakjes

Kleine groene takjes, ze horen erbij vandaag. Ze zijn een herinnering aan Jezus van Nazaret, die koning in dienstbaarheid. Zij zeggen ons: zijn koningschap blijft levend, vernieuwt zich telkens weer, in mensen, in ons. Zo'n takje in de hand nemen, het een plaats in huis geven, is een teken dat je kiest voor zijn manier van leven, is ons te binnen brengen dat zijn weg van de dienende goedheid ook onze weg dient te zijn. God, zegen deze groene takjes, die de winter overleven. Zij huldigen de mens die zijn heil niet zocht in macht en geweld maar zijn kracht vond in dienende goedheid. Geef dat deze takjes, waar ze ook heengaan, opwekken tot zijn manier van omgang met elkaar, tot vrede en verzoening en liefde wereldwijd. Moge uw zegen rusten op deze takjes, op onze huizen, op onze akkers, op ieder van ons, in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. Amen.

slotgebed

God, Vader van alle mensen, schenk ons die geest van saamhorigheid die Jezus bezielde, schenk ons zijn kracht en inzet om door te gaan, ook als we ontmoedigd raken. Mogen wij steeds weer de handen in elkaar slaan en samen bouwen aan een wereld in balans, in de naam en in de geest van Jezus Christus, uw zoon en onze Heer. Amen

Voorbede
    God, laat uw licht schijnen overal waar het duister is,
    overal waar de machthebbers misbruik maken van hun macht
    en de kleine man onderdrukt en gekleineerd worden;
    overal waar de sterken profiteren van de onmacht
    van hun zwakkere broeders en zusters,
    overal waar haat en nijd mensen uit elkaar drijft
    en oorlog en geweld teweeg brengt.
    Moge uw licht de weg wijzen naar de ware vrede.
    Laat ons zingend bidden.

    God, laat uw licht schijnen overal waar het duister is,
    overal waar mensen verblind zijn door machtswellust
    en nietsontziend hun ambities nastreven,
    overal waar mensenrechten worden geschonden
    en onschuldigen vervolgd worden,
    overal waar machteloze burgers het slachtoffer zijn
    van de hoogmoedswaanzin van enkelen.
    Moge uw licht de weg wijzen naar de ware vrede.
    Laat ons zingend bidden.

    God, laat uw licht schijnen overal waar het duister is,
    in landen als Irak en Afhanistan die geteisterd worden door een golf van geweld,
    in Congo en Soedan en elders in de wereld waar gewone burgers
    het slachtoffer zijn van machtsmisbruik van misdadige leiders;
    in Tanzania en Kenia waar de Maasai steeds meer in de knel raken,
    overal waar het leven op aarde een hel is.
    Moge uw licht de weg wijzen naar de ware vrede.
    Laat ons zingend bidden.

    God, moge uw licht schijnen in en door ieder van ons,
    dat we de weg gaan van de koning van de vrede
    en ons dienstbaar durven maken aan het welzijn van anderen.
    Moge wij zo uw licht en vrede naderbij brengen. Amen.
Teksten, gebeden, gedichten bij Palmzondag
Op weg naar Jeruzalem
    De pelgrimage naar Jeruzalem,
    het middelpunt van de aarde,
    een tocht van jaren,
    de tocht van zijn leven
    met zijn diepten en hoogten,
    de demonen en verzoekingen,
    de verrukking en het eenzame gebed.

    De pelgrimage naar het land van verlangen
    is niet zonder verdriet
    niet zonder angst en kommer
    en de bittere harde dood.
    Zullen ze met Hem meegaan?
    Zullen wij met Hem meegaan?
    Eens beloofden ze het. (Johannes 6, 66 e. v.)

    Zijn aanhang liep weg
    de kerk werd leger.
    Laten jullie me ook in de steek?
    had Hij gevraagd.
    Waar moeten we het dán zoeken?
    schrokken ze en ze bleven.

    Thomas, die twijfelaar, (Johannes 11, 16)
    had het mismoedig gezegd:
    laten we ook gaan om met Hem te sterven.
    En ze gingen.
Op weg naar Jeruzalem:
    Vandaag beginnen we de pelgrimage naar Jeruzalem.
    De vieringen van deze week vormen een eenheid.
    Het zijn etappen op de weg naar Pasen.
    We sluiten ons aan bij Jezus en zijn vrienden:
    Zie, we trekken nu op naar Jeruzalem.

    Op de bodem van onze ziel dragen wij het verlangen,
    de droom van volmaaktheid, van liefde, van vrede...
    In ontelbare verhalen en legenden gaan mensen op reis.
    Ze maken een zoektocht gelokt door die droom.

    De pelgrimage is een levensbeeld.
    Het is een verkorte levensreis.
    Door dalen en over bergen gaat het,
    door doodswater en duisternis.
    Zullen we ooit aankomen,
    ooit opnieuw geboren worden?
    We trekken op naar Jeruzalem.

    Iedere reis begint met het pakken van de bagage.
    Soms is de keuze moeilijk:
    wat neem ik mee en wat laat ik achter?
    De grote vijand van de pelgrim te voet is het gewicht.
    Soms moet je verschillende malen je rugzak in- en uitpakken
    om de zaak draagbaar te houden.
    Wat wil ik per se meenemen?
    Wat is de bron van mijn leven?
    Wat bezielt me?

    Je beslist bij het vertrek ook wat je wilt achterlaten,
    wat je onderweg tot last zal zijn
    en waarvan je dus afscheid moet nemen.
    Dat vraagt moed en geeft soms verdriet.
    Afscheid nemen is loslaten.

    Waar ben ik aan gebonden of waarvan ben ik bezeten?
    Wat moet er goedgemaakt en wat is onherstelbaar?
    Wat zou ik anders willen?
    Misschien is er schuld die vergeven moet worden.
    Misschien is er een breuk die geheeld moet worden.

    Terugvallen op het strikt noodzakelijke
    kan een bevrijding zijn,
    een bevrijding van alles wat moet,
    een bevrijding van de consumptiedwang,
    een bevrijding van de stress van je agenda,
    een bevrijding van de schuld die op je drukt.

    Loslaten kan alleen in vertrouwen op het Geheim.
    Op deze reis naar Pasen zoeken we dat,
    het Geheim dat groter is dan ons hart,
    het Geheim waardoor wij opgewekt worden,
    het Geheim waardoor we nieuw geboren worden.
Gebed:
    Levende God,
    hoe zwaar is loslaten,
    hoe zwaar is afscheid nemen,
    hoe zwaar soms voort te gaan.

    Geef ons de moed achter te laten
    wat ons verlamt en toesluit
    of onze gang vertraagt
    op deze pelgrimage naar Pasen.

    Geef ons openheid
    om te vergeven
    en om vergeving te vragen,
    een nieuw begin te maken.

    Laat ons zien waar het op aankomt,
    wat waard is mee te dragen
    op onze weg door de tijd achter Jezus aan.

    Samen met uw pelgrimerend volk
    vertrouwen wij ons toe aan U
    die wij noemen: eeuwige, levende God. Amen.
Voorbede
    Hier zijn wij,
    mensen onderweg vanaf onze geboorte,
    maar waarheen en waartoe?
    mensen met verlangen in het hart
    naar waar geen woorden voor zijn,
    een heimwee naar het licht van uw ogen,
    Wij roepen U toe:
    BARMHARTIGE, WIJS ONS UW WEG!
    Laat ons bidden.

    Hier zijn wij,
    mensen dankbaar voor tekens van goedheid,
    voor de tederheid van een vriend of vriendin,
    uw hand op ons hoofd,
    een hart onder de riem,
    een woord van liefde, Wij roepen U toe:
    BARMHARTIGE, WIJS ONS UW WEG!
    Laat ons bidden.

    Hier zijn wij,
    mensen zoekend tussen goed en kwaad,
    in die ondoorzichtigheid van schuld en lot,
    mensen die machteloos toezien bij zoveel kruisen,
    die soms bang zijn van de toekomst,
    maar meestal leven voor de vuist weg,
    Wij roepen U toe:
    BARMHARTIGE, WIJS ONS UW WEG.
    Laat ons bidden
Eén dag koning zijn
    Vandaag hosanna en morgen weg met Hem,
    een schril contrast, en daartussenin het leven van alledag:
    rauw en kwetsbaar, relatief, ontluisterend,
    roem die vergankelijk is en vervliegt als de geur van parfum.

    Vandaag hosanna en morgen weg met Hem,
    zijn levenswijze sprak mensen aan maar riep ook weerstand op,
    leven vond Hij belangrijker dan de letters van wet en traditie,
    kleinen en zwakken gaf Hij een gezicht
    en onrecht bracht Hij aan het licht.

    Vandaag hosanna en morgen weg met Hem,
    vandaag de koning te rijk zijn
    en morgen de vergankelijkheid van het leven ten diepste ervaren.
    Het is niet iets om daarbij elke minuut van je leven stil te staan,
    maar zo af en toe,
    even ...
    een moment
    tussen al die andere momenten het maakt je stil.
De ezel
    De ezel die Jezus draagt,
    een lastdier, bestemd om anderen te dienen
    draagt nu een koning op z'n rug, een koning in dienstbaarheid.
    Op het eerste gezicht past het niet,
    een koning hoort niet gedragen te worden door een simpele ezel,
    bij een koning hoort een koninklijke zetel.
    En toch misstaat die ezel niet bij deze man,
    die zich ten dienste stelde van anderen,
    een dienstbaarheid die de discussie
    met de macht, de gewoonte en de traditie niet uit de weg ging.
    En de ezel wordt voor even zijn koninklijke zetel.
Voor palmzondag
    Het lastdier van de vrede draagt mijn Heer,
    Gods knecht ten voeten uit rijdt bij ons binnen.
    Zal nu de aangename tijd beginnen
    en neemt voorgoed de vijandschap een keer?

    De eigenmacht van mensen is nog groot;
    Het lijfsbehoud verblindt ons aller ogen.
    Dat hier Gods weg gegaan wordt blijft verborgen
    en loopt gehoorzaamheid aan Hem dan dood?

    Door dezer dagen heen voert ons de weg
    van Hem, die toont hoe vrede bloeit uit lijden.
    Waar rondom Hem verraad en leugen strijden
    wordt Hij ons als de waarheid aangezegd.

    Te kostbaar in Gods ogen is zijn bloed.
    Hij maakte het tot drager van het leven.
    Wij mogen hoopvol ons op weg begeven
    totdat Hij komt als koning. Wees gegroet!

      Sytze de Vries, Zo lang wij adem halen, Meinema
De herdersjongen
    Er was eens een herdersjongen, en die wijd en zijd beroemd was omdat hij altijd verstandige antwoorden op alle vragen wist te geven. Nu hoorde de koning daar ook van. Maar hij geloofde er niets van en liet de jongen bij zich komen. Toen zei hij tegen hem: "Ik zal je drie vragen voorleggen. Kun je daarop antwoorden, dan zal ik je als een eigen zoon beschouwen, en dan moet je bij me wonen in mijn kasteel." De jongen zei: "Hoe zijn die drie vragen?"
    De koning zei: "De eerste vraag luidt: hoeveel druppels water zijn er in de wereldzee?" De jongen gaf ten antwoord: "O koning, laat alle rivieren op aarde dichtstoppen, zodat er geen druppel meer in zee komt, die ik niet eerst heb geteld en dan zal ik u zeggen, hoeveel druppels water er in de zee zijn."
    Nu zei de koning: "De tweede vraag luidt: hoeveel sterren staan er aan de hemel?" Het herdersknaapje zei: "Geef me maar een heel groot vel wit papier." En toen maakte hij daar met een pen zoveel punten op, dat ze nauwelijks te zien waren en helemaal niet te tellen, want ze dwarrelden voor de ogen als men ernaar keek. Daarop zei hij: "Zoveel sterren staan er aan de hemel als er hier punten op het papier staan: tel ze maar." Maar dat kon niemand.
    Nu zei de koning: "De derde vraag luidt: hoeveel seconden zijn er in de Eeuwigheid?" Toen zei de herdersjongen: "In Achterpommeren ligt de Diamantberg; die is een uur hoog, een uur breed en een uur diep, elke honderd jaar komt er een vogeltje en dat scherpt er zijn snaveltje aan; en als de hele berg afgeslepen is, dan is de eerste seconde van de eeuwigheid voorbij."
    De koning zei: "Je hebt alle drie de vragen goed beantwoord, als een wijze, voortaan moet je bij mij wonen in mijn paleis, en ik zal je behandelen als mijn eigen kind."
De man op een ezel
    Hij was maar de man op een ezel, eenvoudig en zonder aanzien. Zonder grote parade, zonder rode loper onder de voeten, zonder lijfwachten. Geen speciale veiligheidsmaatregelen, geen agenten, geen afzettingen en geen geblokkeerde wegen.
    Hij was maar de man op een ezel, de koning der armen, de Messias van dienst. Zonder troon, zonder triomfantelijke en plechtige ontvangst van de overheid, zonder diplomatieke aanwezigheid.
    Hij was maar de man op een ezel, vol aandacht voor de minstbedeelden, vol zorg voor de uitgestotenen en toch in het verzet tegen uitbuiting en onrechtvaardigheid.
    Hij was maar de man op een ezel, de zachtste van alle mensen. Hij reed op een zacht dier, de hardste stad van alle steden binnen. Moeten wij dan ook die Man op de ezel in ons leven niet binnenlaten en ons grondig veranderen als wij Zijn Naam willen dragen?
terug naar de overweging