Gebeden op de vierde zondag van de
veertigdagentijd
Inleiding:
Als een kindje gedoopt wordt, wordt het
door die ceremonie
opgenomen in een bepaalde traditie, zoals ook zijn of haar ouders aan
het begin van hun leven in diezelfde traditie zijn opgenomen.
Die traditie kan allerlei variaties hebben, maar het heeft op de eerste
plaats met geloven in God te maken.
Dat geloof kan heel vaag zijn of heel gedetailleerd,
maar zonder geloof in God is een doopsel een lege ceremonie.
In de christelijke traditie wordt dat zicht op God
bepaald door het woord en het voorbeeld van Jezus van Nazaret,
die op verschillende manieren heeft gezegd:
je moet voor elkaar zo goed als God zijn.
Dat proberen we, met vallen en opstaan waar te maken
in de geloofsgemeenschap, de kerkgemeenschap.
Openingsgebed:
God van mensen
van hen die gelovig zijn en van hen die zeggen nergens meer in te
geloven
van hen die anderen nieuwe kansen geven van hen die alleen maar aan
zichzelf denken.
God van alle mensen
U vraagt ons mee te werken aan een wereld waarin ieder mens kan leven
in vrede en welvaart,
dat we opbouwen en niet afbreken,
dat we heel maken en niet vernielen
dat we vrede brengen en geen oorlog.
Laat niet toe dat we de moed verliezen,
maar volharden op de weg die Jezus ons gewezen heeft,
de enige weg die leidt naar Pasen, naar uw beloofde land,
het land van licht en vrede voor iedereen. Amen
Gebed over de gaven
Goede en barmhartige God,
wij danken U voor Jezus, naar de aarde gezonden
niet om haar te oordelen maar om haar te redden.
Mogen wij, in deze tekenen van zijn liefde en trouw
de kracht vinden om mild en verdraagzaam te zijn
jegens al onze medemensen, naar het voorbeeld van Jezus Christus,
uw Zoon en Onze Heer. Amen
Slotgebed
God van leven,
wij geloven niet dat U een God van lijden en dood bent.
Geef ons de kracht en volharding
om ons niet neer te leggen bij situaties van lijden en dood.
Geef ons creativiteit en een strijdbare geest
om ons te verzetten tegen onrecht, kruisigingen en dood.
Geef ons een scherpe geest en durf om onderscheid te maken tussen zin
en onzin,
als deze met elkaar verwisseld worden.
Dat bidden wij U in Jezus' naam. Amen
Voorbede
God van verleden, heden en toekomst,
U hebt ons het beheer van uw schepping in handen gegeven,
U hebt ons verantwoordelijk gemaakt voor het welzijn van al uw mensen,
help ons steeds weer na te denken over uw bedoelingen,
dat wij onze verantwoordelijkheid ook waar maken.
Laat ons zingend bidden.
U ziet hoe wij soms slechte beheerders zijn,
hoe wij geld en goed, eigen gemak en eigen voordelen,
vaak zwaarder laten wegen dan het welzijn van de medemens.
help ons om steeds weer te kiezen voor uw bedoelingen,
en steeds oog hebben voor de belangen en noden van anderen.
Laat ons zingend bidden.
U maakt steeds een nieuw begin met mensen
en bent altijd bereid een woord van vergeving te spreken,
help ook ons om steeds weer opnieuw te beginnen,
dat we ons niet laten ontmoedigen door het kwaad dat we zien
maar keuzes durven maken en nieuwe perspectieven durven scheppen.
Laat ons zingend bidden.
U wilt Vader zijn van alle mensen in de wereld,
en U hebt een voorkeur voor de kleine en zwakke mens,
help het volk van de Maasai om nieuwe wegen te gaan,
opdat de jeugd zich door goede scholing zich kan voorbereiden
op een betere toekomst voor hun land.
Laat ons zingend bidden.
God van verleden, heden en toekomst,
geef dat wij ons hart laten vormen door uw woord
én door alles wat we nu om ons heen zien.
Moge uw liefde ons hart de vorm geven zoals U dat wilt. amen
Teksten, gebeden, gedichten bij vierde zondag van de veertigdagentijd
Zin en onzin
De vraag laat me niet los:
moet ik me werkelijk de moeite troosten
een zin te geven aan deze tekst,
als er geen zinnigheid valt te ontdekken?
Het wil er bij mij niet in
dat de zin van een tekst niet ooit kan veranderen,
dat de ooit toegekende zin ook kan omslaan in onzin,
zelfs bij de Bijbel.
Ik durf te beweren
dat lijden niet altijd zin heeft,
dat lijden niet altijd tot het goede, heil en redding leidt
daarvoor zijn er te veel mensen op deze aarde
gekruisigd, gemarteld en gedood.
Lijden vraagt er niet om goedgepraat te worden.
Lijden op zich heeft geen zin, lijden vraagt verzet,
een kruis vraagt om protest,
of laten we er steeds meer kruisen bijkomen?
Hoe is het in Gods naam mogelijk dat lijden redding brengt?
Hoe is dat mogelijk
na Auschwitz,
na Hiroshima,
na Rwanda en Congo,
na Kosovo?
Voorbede:
God van leven,
wij geloven niet dat U een God van lijden en dood bent.
Geef ons de kracht en volharding
om ons niet neer te leggen bij situaties van lijden en dood.
Geef ons creativiteit en een strijdbare geest
om ons te verzetten tegen onrecht, kruisigingen en dood.
Geef ons een scherpe geest en durf
om onderscheid te maken tussen zin en onzin,
als deze met elkaar verwisseld worden.
God van leven,
U die uiteindelijk sterker bent dan de dood,
wij bidden U:
wees aanwezig
waar mensen lijden en onrecht aanklagen;
wees aanwezig
waar mensen zich verzetten;
wees aanwezig
waar mensen opstaan:
daar wordt verrijzenis werkelijkheid.
(Chantal Sluijsmans)
De stad van later
In de stad van later
zie ik je strompelend gaan.
De boom met levend water
is ook aan jou voorbijgegaan.
De levenskracht die jij eens had
zuigt moeder Aarde naar zich toe
en halverwege het stervenspad
ben jij reeds oud en moe.
Je kijkt me aan, maar ziet me niet,
want hoe kun jij dat weten?
Ik ben die zonnestraal in het verschiet
die jou je tranen laat vergeten.
Ik strek me uit en raak je aan.
Je heft je hoofd weer op.
Je hebt weer moed om door te gaan
vanuit de diepte naar de top.
En boven de stad van later
leer ik mijn eigen kracht:
een druppel levend water
voor iemand die daarop wacht.
(Anita Geurts)
Leven
Leven is prijsgeven, kwetsbaar durven zijn,
is een beetje sterven.
Leven is angst, teleurstelling en verdriet
is een beetje sterven.
Leven is meeleven, mee-lijden met mensen in nood
is een beetje sterven.
Leven geloven, als duisternis je omringt,
is een beetje sterven.
Leven is hopen, blijven volharden.
is een beetje sterven
Leven is liefhebben, in de kracht van de Liefde,
is een beetje sterven.
Ja, steeds een beetje sterven aan jezelf,
dat is leven.
naar Thea Domburg,
WANNEER BEN JE EEN MENS?
Wanneer ben je een mens?
Je bent pas iemand, je wordt pas mens,
als je deel mag hebben aan het leven van een ander,
als je mag funktioneren in het geluk van een mens naast jou,
als je kunt geven maar ook ontvangen,
als je de ander kunt aanvaarden
maar ook zelf genomen wordt zoals je bent.
Iedere mens kan het weten
- door schade en schande -dat geven en delen
alles te maken heeft met ons geluk,
en dat je van het jouwe moet breken en weggeven
en dat het anders gewoon geen leven is.
Hoe zou je dit kunnen zeggen en geloven,
als het niet eerst aan je zelf was gebeurd,
als je niet zelf ontvangen had en ontvangen was,
door je ouders en zoveel mensen meer?
Door anderen dus.
Door anderen ben je aanvaard en bemind,
tot je zelf iemand bent die anderen aanvaarden en beminnen kan,
en met een ander samen leer je opnieuw,
dat niemand leeft of sterft voor-zich-alleen.
KIES!
Breek uit je klein bestaan
Trek je eigen deur voorbij
Ga in jou warmte staan
Maak je van leefangst vrij
Vertrouw je binnenkant
je onbekende geest,
Schep hier een nieuw verband,
waarin jou ziel geneest
Breek uit die kleine droom
verbreed je horizon
Doe weg die oude schroom
vooruit en zie niet om
Jij kent allang die pijn
van teveel zelfverlies
Durf nu jezelf te zijn
aanvaard je eigenheid, kies!!
Breek uit in blij gezang
van nieuwe fantasie
Wij zijn niet langer bang
zien nieuwe kansen die,
ons samen sterk doen zijn
voor vrede mettertijd
Wij trekken zij aan zij
op naar gerechtigheid.
GEA BOESSENKOOL
God, waar is Hij te vinden?
God geeft om mensen.
Als in Ethiopië mensen op de vlucht zijn voor geweld,
dan is God daar op de vlucht ,
dan zit God in de miserabele vluchtelingenkampen.
Dan heeft God het ook slecht.
God wil nooit lekker warm zitten
als mensen het koud hebben.
En God wil niet rijk zijn
als er zoveel arme mensen zijn.
God gaat eerder bij de armen wonen
dan bij de mensen die het goed hebben.
Maar God laat de mensen die het goed hebben niet met rust.
Hij zegt ook tegen hen:
jullie kunnen niet warm zitten,
als zoveel mensen in de kou zitten.
En jullie kunnen niet blijven eten
als zoveel andere mensen honger hebben.
En je kunt niet net doen of er niets aan de hand is,
als zoveel mensen, zoals in Afrika,
van alles te kort komen.
God lijdt in mensen
De geschiedenis van God
wordt geschreven tussen kribbe en kruis,
de geschiedenis van iemand
die geen plaats vindt bij de mensen,
een vluchtelingenkind,
een ongewapende, een weerloze,
die vervolgd wordt, uitgescholden, bespot,
gemarteld en gekruisigd,
omdat Hij opkomt voor armen en zwakken
met een boodschap van goedheid en liefde,
van vrede en verzoening.
God lijdt nog elke dag in elke liefdeloosheid,
onverdraagzaamheid en uitstoting van mensen door mensen.
De God van het christendom is een machteloze God.
Hij heeft zich overgeleverd in de handen van mensen.
De kruisdragers
Bijna alle mensen hebben wel een of ander kruis te dragen. Men zegt
niet voor niets: elk huisje heeft zijn kruisje. Een kruis dragen is
geen plezierige bezigheid, maar een kruis kan toch wel eens van pas
komen.
Dat ondervond een groep pelgrims op weg naar het beloofde land. Daar
droomden ze dag en nacht van en die droom hield hen op de been als er
moeilijke dagen waren. Want allemaal hadden ze wel een kruis te dragen.
Sommigen gooiden het kruis van zich af en weigerden het verder te
dragen. Maar binnen de kortste keren hadden ze een ander kruis op hun
schouders.
Er waren er ook een heleboel die een stuk van hun kruis afgezaagd
hadden. Dan was het veel gemakkelijker te dragen.
Na een lange tocht kwamen ze aan bij het beloofde land. En toen hadden
ze een probleem. Rond het beloofde land lag een brede gracht en er was
nergens een brug te bespeuren. Hoe moesten ze toch over die gracht aan
de andere kant komen?
Een van de kruisdragers kreeg een helder idee. Hij schoof zijn kruis
over de gracht tot het de andere kant raakte en toen liep hij over zijn
kruis het beloofde land binnen. Binnen de kortste keren volgden de
anderen zijn voorbeeld. Alleen degenen die een stuk van hun kruis
hadden afgezaagd stonden beteuterd te kijken. Hun kruis was tekort en
bereikte niet de andere kant. Voor hen was het beloofde land
onbereikbaar.
HET KRUIS
Een legende uit de middeleeuwen vertelt, hoe God eens medelijden had
met iemand, die zich over zijn kruis beklaagde. Hij bracht hem naar een
ruimte waar alle mogelijke kruisen uitgestald waren en zei: 'Kies
maar!' De mens ging op zoek. Daar zag hij een heel dunne, maar het was
lang en groot. Hij zag een heel kleine, maar toen hij het wilde
optillen, bleek het zwaar als lood. Toen zag hij er een die hem beviel
en hij legde het op zijn schouder. Maar hij merkte dat dat kruis, net
op de plaats waar het op zijn schouder lag, een scherpe punt had, die
in zijn schouder drong. Zo had elk kruis wat onaangenaams. Toen hij
alle kruisen bekeken had, had hij nog steeds geen passend kruis
gevonden. Toen ontdekte hij er nog één, die verdekt was opgesteld en
die hij over het hoofd had gezien. Het was niet zo zwaar, niet zo
licht, gemakkelijk te hanteren... als voor hem geschapen. Dat kruis
wilde hij in het vervolg dragen. Maar toen hij het van nabij bekeek,
merkte hij, dat het het kruis was, dat hij tot nu toe had gedragen.
terug naar de overweging