Lezingen: Kronieken 36, 14,19-23; Johannes 3,14-21

Vierde zondag van de Veertigdagentijd 2000

De eerste lezing ging over de Babylonische ballingschap dat het joodse volk over zich afriep door ontrouw te zijn aan de God van het verbond. Wie niet luisteren wil, moet maar voelen. Straf voor de zonde. Dat gegeven kom je in het oude Testament regelmatig tegen, niet alleen wat betreft het volk in zijn geheel maar ook voor de individuele mens.
In de eerste lezing van vorige week over de tien geboden stond er: Wie zich tegen mij verzet, zal ik straffen, hem en ook zijn nakomelingen, tot in de derde en vierde generatie. Dat is niet mis. Dat beeld van die strenge God die meteen met straffen klaarstaat is gelukkig verdwenen, en toch zijn er soms nog restanten van te vinden.
Mensen die getroffen worden door ernstige ziekte, invaliditeit of een ander groot verdriet stellen vaak die vraag: waar heb ik dit aan verdiend? Ergens misschien een begrijpelijke vraag, maar ook een heel frustrerende, want er is niemand die daar een antwoord op geven kan.
Er zijn natuurlijk wel situaties waarbij je zeggen kunt: het is zijn eigen schuld, hij heeft het aan zichzelf te danken, en in die zin kun je dan zeggen: het is straf voor de zonde. Als iemand veel teveel alcohol drinkt en hij krijgt dan een leverkwaal, dan kun je zeggen: het is zijn eigen schuld. En als iemand die suikerziekte heeft zich helemaal niet aan zijn dieet houdt en het gaat dan mis, dan kun je zeggen: hij heeft het aan zichzelf te danken. Dan mag je misschien zeggen: hij straft zichzelf, maar om het te zien als straf van God, dat gaat wat te ver.
Zeker in zijn algemeenheid kun je en mag je nooit zeggen: alle narigheid is straf voor bedreven zonden. Dat is niet waar, en toch wordt er nog wel eens op die manier gedacht. Anderzijds is het niet zo vreemd dat mensen zich afvragen: "Waar heb ik dit aan verdiend? En als niemand een antwoord geeft, is het niet zo vreemd dat zij opkijken naar God en de vraag stellen: "Waarom doe je mij dit aan? En het is niet zo vreemd dat mensen soms terugkijken naar hun voorbije leven of daarin misschien iets gebeurd is dat oorzaak van de narigheid kan zijn. Maar dat kan heel verdrietig en frustrerend zijn. Het is een niet bestaand antwoord zoeken op de verkeerde plek, het is vaak aan God denken als een dreigende en straffende boeman in plaats van een liefdevolle vader.
Bij het zoeken naar een antwoord op die "waarom"vraag werd vroeger ook viel eens gezegd: God beproefd degenen die hij het meest liefheeft, maar in zo'n sadistische vader kan ik niet geloven. Ik vind dat we God daarmee onrecht aandoen. Het is natuurlijk best begrijpelijk dat we een antwoord bij God gaan zoeken. Als we geen antwoord kunnen vinden in onszelf, in onze leefwereld, dan kijken we automatisch naar boven. Toch is het niet eerlijk om bij gebrek aan beter antwoord God dan maar de schuld te geven.
We moeten ons God niet voorstellen als de grote baas in de hemel die alle touwtjes in handen heeft, en die dan nu en dan denkt: die en die zal ik eens een opdonder geven. Dat beeld krijg je soms als je teksten uit het Oude Testament leest. Maar dat is wel een heel verkeerd beeld.
Het is natuurlijk een hele moeilijke materie. Als je gelooft in een almachtige God die alles kan, in een liefdevolle vader, dan zeg je wel: maar waarom laat hij dan al die narigheid toe? En jammer genoeg kan niemand er ons een antwoord op geven.
Toch worden we telkens weer uitgenodigd om in moeilijke dagen naar boven te kijken, niet om een schuldige aan te wijzen maar wel om kracht te putten uit die onbegrijpbare God, niet om duidelijke antwoorden te krijgen op onze vragen, maar wel een stuk houvast om verder te kunnen. Want de God van het oude Testament werd dan wel ervaren als een strenge God, maar ook als een God die altijd weer toekomst schiep. Die boodschap heeft ook Jezus ons meegegeven: Hij was de verpersoonlijking van Gods licht. Daarom: wie in Hem gelooft, wie op Hem vertrouwt, heeft toekomst.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Vierde zondag van de veertigdagentijd 2003

De eerste lezing ging over de Babylonische ballingschap van het joodse volk. Ze waren bij God in ongenade gevallen omdat ze ontrouw geweest waren aan zijn verbond. Voor de mensen van die tijd was het duidelijk straf voor de zonde. Dat gegeven kom je in het oude Testament regelmatig tegen, niet alleen wat betreft het volk in zijn geheel maar ook voor de individuele mens.
Dat beeld van die strenge God die meteen met straffen klaarstaat is gelukkig verdwenen en toch zijn er soms nog restanten van te vinden. Mensen die getroffen worden door ernstige ziekte, door invaliditeit of een ander groot verdriet stellen vaak de vraag: waar heb ik dit aan verdiend? Ergens misschien een begrijpelijke vraag, maar ook een heel frustrerende want er is niemand die daar een antwoord op geven kan.
Er zijn natuurlijk wel situaties waarbij je zeggen kunt: het is zijn eigen schuld, hij heeft het aan zichzelf te danken, en in die zin kun je dan zeggen: het is straf voor de zonde: Als iemand veel teveel alcohol drinkt en hij krijgt dan een leverkwaal, dan kun je zeggen: het is zijn eigen schuld. En als iemand die suikerziekte heeft zich helemaal niet aan zijn dieet houdt en het gaat dan mis, dan kun je zeggen: hij heeft het aan zichzelf te danken.
Maar in zijn algemeenheid kun je en mag je nooit zeggen: alle narigheid is straf voor bedreven zonde. Dat is niet waar, en toch wordt er nog wel eens op die manier gedacht.
Het komt wel eens voor dat mensen die het moeilijk hebben die vraag "waar heb ik dit aan verdiend" richten tot God, in de zin van: "Waarom doe je mij dit aan? Wat voor kwaad heb ik gedaan dat dit me overkomt?" En soms maken mensen zich zo boos op God, dat ze niets meer met Hem te maken willen hebben en weigeren te geloven in die God. Maar als ze die God zien als een dreigende en straffende boeman dan hebben ze groot gelijk dat ze niet meer in Hem geloven.
Bi j het zoeken naar een antwoord op die vraag "waarom" werd vroeger ook wel eens gezegd: God beproefd degenen die hij het meest liefheeft. Maar in zo'n sadistische vader kan ik echt niet geloven. Ik vind dat we God daarmee onrecht aandoen.
Het is ergens wel begrijpelijk dat we een antwoord bij God gaan zoeken. Als we geen antwoord kunnen vinden in onszelf, in onze leefwereld, dan kijken we automatisch naar boven. Toch is het niet eerlijk om bij gebrek aan een beter antwoord God dan maar de schuld te geven. We moeten ons God niet voorstellen als de grote baas in de hemel die alle touwtjes in handen heeft, en die dan nu en dan denkt: die en die zal ik nu eens een opdonder geven. Dat is wel heel simpel gedacht.
Het is natuurlijk een heel moeilijke materie. Als je gelooft in een almachtige God die alles kan, als je gelooft in een liefdevolle vader, dan denk je heel gemakkelijk: maar waarom laat hij dan al die narigheid toe? En jammer genoeg kan niemand er ons een antwoord op geven.
Met die vraag blijven we zitten, en tegelijk proberen we toch te geloven in een god die kracht naar kruis geeft, die uiteindelijk toch alles ten goede zal leiden.
Dat is ook de les van de lezingen van vandaag. Aan de ballingschap van het joodse volk kwam een einde toen Cyrus, de koning van Perzië, hun verlof gaf weer naar huis te gaan, want ondanks alles wat er verkeerd ging: God liet zijn volk niet in de steek.
Datzelfde vinden we terug in het evangelie van vandaag, een tekst die voor ons heel moeilijk te begrijpen is, maar Jezus zegt wel heel duidelijk dat hij niet door God gezonden is om te oordelen maar opdat de wereld door hem zou worden gered. In Jezus is het licht in de wereld gekomen, maar wie de duisternis zoekt, blijft ook in de duisternis zitten. Maar wie eerlijk goed wil leven, vindt licht zelfs op momenten dat het donker wordt in hem of om hem heen. God geeft ondanks alles wat er mis gaat, steeds nieuwe kansen, maar wij moeten die wel aanpakken.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Vierde zondag van de veertigdagentijd 2006

Van toeristen die verre reizen maken, hoor je wel eens dat het heel lastig is als je teksten op borden niet lezen kunt, als je mensen die je tegen komt niet verstaan kunt.
Stel je eens voor dat alle kranten en alle tijdschriften in het chinees geschreven zouden zijn, en dat er op de televisie alleen maar Chinees gesproken zou worden. Dan zouden we denk ik allemaal heel gauw Chinese les gaan volgen, want je wilt toch graag weten wat er staat en wat een ander zegt.
Communicatie met mensen die een andere taal spreken is altijd moeizaam. Maar soms geldt dat evenzeer voor mensen die wel dezelfde taal spreken: ook hier zijn er vaak misverstanden omdat zaken niet goed verwoord worden of, en dat is nog vaker het geval, omdat er slecht geluisterd wordt. Echte communicatie vraagt dat ogen en oren echt naar de ander gericht zijn, dat je in hoofd en hart op dezelfde golflengte zit.
In het evangelie hoorden we een klein stukje van een gesprek van Jezus met Nicodemus. Ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die denken: daar snap ik niets van, dat is Chinees voor mij. De teksten van Johannes zijn voor ons vaak moeilijk te begrijpen. Maar in feite zegt Jezus tegen Nicodemus: Het hapert vaak aan echte communicatie tussen God en de mensen, te vaak zitten mensen op een andere golflengte en dan kun je ook niet echt samen verder, samen iets delen.
Jezus zegt: God laat zijn licht schijnen in de wereld, maar mensen zitten vaak in het donker en zien dat licht niet, ze zitten vaak achter gesloten ramen en deuren en dan kan het licht niet tot hen doordringen. Gods licht schijnt in de wereld, niet waar mensen naar boven lopen te kijken, al helemaal niet waar ze alleen naar zichzelf kijken maar alleen waar mensen naar elkaar kijken, naar elkaar luisteren, waar ze ramen en deuren open zetten naar elkaar, en zelf licht zijn voor elkaar. Daar gaat het om in het Rijk van God. Dan krijg je een stukje hemel op aarde.
Er is een heel mooi verhaal van een man die nieuwsgierig was hoe de hemel eruit zag en hoe de hel eruit zag. En in een visioen mocht hij op beide plaatsen een kijkje nemen. Eerst kwam hij in de hel. Hij zag zichzelf in een grote zaal met allemaal tafels met heerlijk eten erop, een overvloed van het lekkerste van het lekkerste. Aan deze tafel zaten allemaal mensen, maar ze hadden allemaal dezelfde handicap. Ze hadden allemaal stijve armen en hoe ze het ook probeerden, ze kregen het niet klaar om iets van dat lekkere eten in hun mond te krijgen. Ja, dacht de man, dit is inderdaad een hel.
Toen bevond hij zich opeens in de hemel, en tot zijn verbazing zag die ruimte er precies hetzelfde uit: allemaal grote tafel en heerlijk eten erop. En alle mensen die aan de tafels zaten hadden stijve armen, en ze zaten allemaal te genieten van het heerlijke eten. Hoe? Met hun stijve armen reiken zij hun overbuurman het eten aan.
Deze hel en hemel bestaan op aarde. Als mensen alleen aan zichzelf denken, alleen voor zichzelf willen zorgen, wordt het donker, wordt zinvol leven onmogelijk. Als mensen echter aan elkaar denken, naar elkaar omzien, voor elkaar zorgen, dan wordt het licht, dan wordt gewoon geluk mogelijk voor iedereen.
Als in een gezin ouders en kinderen langs elkaar heen leven, als in een straat de buren langs elkaar heenleven omdat ze in een jachtig bestaan weinig of geen tijd hebben voor elkaar, dan wordt het leven daar heel koud en kil. Maar als ze echt in liefde met elkaar verbonden zijn en om elkaar geven, dan vinden ze een stukje hemel op aarde. En een hemel op aarde willen we toch allemaal.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Vierde zondag van de veertigdagentijd 2009

In Londen rijden bussen rond met het opschrift: There is probably no God, now stop worrying and enjoy your life. God bestaat waarschijnlijk niet maak je dus geen zorgen en geniet van het leven. Het is een reclamecampagne van atheïsten, maar het is een vreemde formulering.
God bestaat waarschijnlijk niet, als ze dat vinden mogen ze dat ook wel zo zeggen. Dan denk ik er altijd bij: welke God bestaat er waarschijnlijk niet. Mensen hebben vaak een heel vreemd beeld van God en dat blijkt ook wel in die slogan van de atheïsten: God bestaat waarschijnlijk niet en dan staat er: maak je dus geen zorgen en geniet van het leven.
Dat suggereert dat ieder die wel in God gelooft zich wel zorgen moet maken en niet van het leven kan genieten. Dat suggereert dat mensen zouden geloven in een God die bang maakt, een God die met allerlei regels je leven zuur maakt, een God die meteen met straffen klaar staat als je in de fout gaat.
Nu komt deze suggestie niet helemaal uit de lucht gevallen. We zijn vroeger bijna allemaal opgevoed met het beeld van een strenge God, je had zo een zonde op je geweten en dan was je strafbaar.
Sommige groepen gelovigen denken er nog steeds zo over. Toen laatst dat Turkse vliegtuig neergestort was bij Schiphol, stond er in een rechtse Amerikaanse krant dat dit de straf van God was omdat men in Nederland zo tolerant was jegens homo's. En de afgelopen week las ik ergens dat ook de huidige recessie gezien werd als een straf van God.
Als ik die dingen hoor of lees, dan denk ik: ik word meteen atheïst: want zo'n God bestaat voor mij niet. Dat is een soort bangmakerij zoals vroeger in de tijd rond sinterklaas kinderen vaak bang gemaakt werden met Zwarte Piet, want die stopte je in de zak of gaf je met de roe als je stout geweest was.
Tot opluchting van veel kinderen bleek sinterklaas en zwarte piet mensenwerk te zijn en dus hoefde je daar niet bang voor te zijn. Zo hebben ook anderen hun angsten voor een straffende God verloren door zich te realiseren dat dit beeld van God maar mensenwerk was, dat die God dus niet bestond.
Het evangelie van vandaag geeft een heel diepzinnig gesprek over God tussen Jezus en Nikodemus. Als u bij het beluisteren ervan gedacht heb: hier begrijp ik niets van, dan hoeft u zich daar echt niet voor te schamen.
Ik wil er toch even één zin uithalen: God heeft zijn zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen maar opdat de wereld door hem zou worden gered. Het gaat niet om een straffende God maar om een reddende God. Het gaat niet om een strenge God die steeds met zijn oordeel klaar staan, maar om een God die het goede wil voor iedere mens. Zo hebben we door Jezus God leren kennen.
Jammer genoeg wordt er in naam van God nog vaak met oordelen gegooid, zoals die aartsbisschop in Brazilië die een meisje van 9 jaar excommuniceerde, op wie abortus verricht werd nadat ze verkracht was door haar vader. Dan denk ik: bisschop, ik vind het schandalig dat je zoiets durft te doen. als jij god zo keihard ziet, dan kan ik niet geloven in die God van jou Zo'n uitspraak is een aanfluiting van heel Jezus' blijde boodschap.
Als je God ziet als een boeman, dan ben je beter af als atheïst. Maar als je God kunt zien als een vader die het goede wil voor iedereen, als een stille kracht die je helpt als eigen krachten tekort schieten, als je in zo'n God kunt geloven ondanks alle vragen en twijfels die bij je op kunnen komen, dan gaat hij een heel andere rol spelen in je leven.
Ik zou die slogan van de atheïsten willen omdraaien. God bestaat waarschijnlijk wel, maak je daarom geen zorgen en geniet van het leven. Wie in God kan geloven, vindt in hem ook de kracht om zich geen onnodige zorgen te maken, die kan meer dan wie ook echt van het leven genieten.

Gebeden en teksten bij deze zondag