Lezingen: Hosea 2, 16b. 17b-22; Marcus 2, 18-22

Achtste zondag door het jaar 2000

"Geen nieuwe wijn in oude zakken". Dat wordt wel gezegd door oudere pastoors die graag een goed glas wijn drinken. Maar daar gaat het beslist niet over in het evangelie. De tekst lijkt te suggereren: laat oud bij oud en nieuw bij nieuw, dan krijg je geen problemen. Dat kan soms een goede raad zijn, dat is het zeker niet altijd. Alles bij het oude laten, dat kan wel eens goed zijn, maar heel vaak is dat echt niet de juiste houding, alles dat wat ouder is door iets nieuws willen vervangen is dat evenmin.
Oud en nieuw, het gaat hier over nieuwe ideeën tegenover oude denkbeelden, om een nieuwe manier van leven tegenover traditionele vormen, waar men aan gewend is, waar men soms aan vast zit, Jezus was een vernieuwer omdat hij vond dat het oude uitgehold was, dat het oude systeem eigenlijk meer kwaad deed dan goed. Voor de Farizeeën echter was hij een nieuwlichter, een losbol, iemand die geen ontzag had voor de oude tradities, die onrust bracht en zo een hoop kwaad deed.
Dat twistpunt tussen Jezus en zijn tegenstanders vinden we steeds weer terug in de evangelieverhalen. En dat twistpunt is nog steeds actueel. Ook nu vind je in de Kerk mensen die vinden dat er vernieuwd moet worden en aan de andere kant mensen die menen dat er kost wat kost vast gehouden moet worden aan de oude tradities en de overgeleverde leerstellingen. Ook nu is er in de Kerk veel om te doen, tot frustratie en verdriet aan beide kanten. Want die botsingen tussen oud en nieuw zijn heel pijnlijk, zeker voor de meest betrokkenen. Als je er echt van overtuigd bent dat er veel veranderen moet wil de Kerk van Jezus ook in onze tijd mensen aanspreken, vooral ook de jongere generatie aanspreken, dat zet je je daar ook voor in.
Dat kan de liturgie betreffen, met een taal die velen niet meer verstaan, het kan gaan om bepaalde geloofsformules die niemand meer begrijpt, of om morele opvattingen die men totaal achterhaald vindt. Dan kan het heel frustrerend en verdrietig zijn als de andere kant dit tegenwerkt, als je door die andere kant verketterd wordt.
Anderzijds kun je van die andere kant precies hetzelfde zeggen: als je ervan overtuigd bent dat die vernieuwingen uit den boze zijn, als je vindt dat de traditie niet doorbroken mag worden, dan is het ook een pijnlijke en verdrietige ervaring te zien hoe anderen die traditie geheel of gedeeltelijk loslaten.
Dit probleem is natuurlijk niet zomaar op te lossen. Belangrijk is wel dat beide kanten respect hebben voor elkaar, dat ze bereid zijn naar elkaar te luisteren, en dat is al moeilijk genoeg. Nog belangrijker is dat men nadenkt over deze zaken, vooral ook in het licht van Jezus' woorden en daden. Altijd in alle omstandigheden vasthouden aan de tradities, dat is nooit een goede houding in het leven. Maar men kan ook niet zomaar tegen tradities ingaan.
Als Jezus in zijn tijd tegen de bestaande regels ingaat, dan doet hij dat vanuit zijn overtuiging dat het anders moet, en die overtuiging heeft hij omdat hij over dingen heeft nagedacht. Want alleen zo kun je ook stevig in je schoenen staan, en je niet laten ontmoedigen door de kritiek die je ontmoet. Hier ligt ook vaak het probleem van onze tijd, er wordt vaak te weinig nagedacht over Jezus' boodschap.
Toen in de zestiger jaren hier een storm van vernieuwingen doorbrak, werd dat lang niet altijd gedragen door weloverwogen keuzes, door echte overtuigingen, wel bij een minderheid, maar bij de grote meerderheid was het meer een ontsnappen aan een ongemakkelijk strak korset van wetjes en regeltjes, maar er werd weinig of niet over nagedacht, tevoren niet en daarna niet.
En de grote opgave van onze tijd voor de Kerk, voor de parochie, is: gelovige mensen helpen nadenken over hun gelovig zijn, wat dat van het vraagt, wat wezenlijk is en wat franje, steeds weer wijzen naar Jezus, zijn leven, zijn woorden en daden, deze vertalen naar onze tijd toe, opdat ook nu mensen door Hem geïnspireerd worden. Want alleen dan heeft de Kerk als gemeenschap van gelovigen toekomst. Alleen dan kunnen mensen weloverwogen keuzes maken. Dan kunnen nieuwe lappen en oude lappen misschien toch samen een mooi geheel maken, een lappendeken, of een doek van patchwork, een mozaïek van allemaal verschillende mensen, die samen een levend beeld zijn van de Kerk van Jezus.
Gebeden en teksten bij deze zondag

Achtste zondag door het jaar 2003

Vroeger had je nu op veel plaatsen het veertigurengebed. Terwijl het zuiden feest vierde werd er elders, vooral in Noord-Nederland, gebeden voor alle uitspattingen begaan in het zuiden des lands. Een carnavalsviering in de kerk, zoals we die gisteravond hadden, was absoluut ondenkbaar: dat wereldse gedoe paste niet in Gods huis. God was immers een strenge God, gelovig zijn was dus een ernstige zaak.
Men zegt wel eens dat ook de katholieke kerk in Nederland een wat Calvinistische inslag had meegekregen. Het Calvinisme had en heeft iets drukkends, iets sombers over zich. De hervormer Calvijn was helemaal geen blije mens en een aantal van zijn volgelingen is dat nog niet. Als je kijkt naar de strengbehoudende gereformeerde kerken, ook wel de zwartekousenkerken genoemd, dan zie je dat bedrukte, dat sombere, ook uitgedrukt worden in de kleding. Er straalt echt geen blijmoedigheid uit.
Maar ook de katholieke kerk had, zeker vroeger, iets van dat strenge: we moesten zoveel, en we deden zo gauw iets verkeerd. En dan zaten we weer in de rij voor de biechtstoel om het weer goed te maken met de Baas boven. We werden eigenlijk bang gemaakt met die straffende God. En we hadden ook zoveel regels en wetten te onderhouden dat we heel gauw een zonde op ons geweten hadden. En dat beeld van een straffende God maakt je echt niet vrolijk.
Nu hadden wij katholieken natuurlijk een groot voordeel boven de protestanten: wij hadden de biecht, dus wij konden het weer goed maken. Dat lag voor onze protestantse broeders en zusters een beetje moeilijker. Dat regelmatige biechten had, zeker achteraf gezien, vaak heel weinig inhoud en betekenis, het was vaak uitgehold, maar je had toch het gevoel dat je goed zat met Boven.
In Jezus' tijd lag er op de joodse samenleving ook zo'n soort druk. Toen leefde ook bij velen het beeld van een straffende God. Die moest je te vriend houden met offers en met vasten. En in de praktijk van alledag was dat ook vaak uitgehold. Je hoort profeten vaak protesteren tegen deze mentaliteit: wel offers brengen en vasten maar tegelijk zich schuldig maken aan liefdeloosheid en oneerlijke praktijken.
Er was eens een joodse vastendag, zo vertelt het evangelie, en Jezus en zijn leerlingen deden daar klaarblijkelijk niet aan mee. Foei, zeiden de volgelingen van de strenge Johannes de Doper. Schandalig, zeiden de op regeltjes beluste Farizeeën. Maar Jezus ziet blijkbaar de zin van zo'n vastendag niet in, hij vindt dat zijn leerlingen geen droevig gezicht hoeven te zetten, als er droevige tijden aanbreken is het nog vroeg genoeg.
Dit lijkt een onbeduidend incident te zijn maar er gaat hier uiteindelijk om een totaal ander beeld van God. Jezus houdt ons geen strenge straffende God voor, maar een barmhartige Vader die het goede wil voor elke mens. En onze relatie met die God moet niet bepaald worden door het angstvallig onderhouden van allerlei regeltjes en wetjes, ingegeven door angst om die God te mishagen.
Onze relatie met God onze Vader moet ons blijheid brengen en geen angst, zoals in onze wereld een kind vertrouwd is met zijn vader, blij met hem is. Hij moet wel respect voor zijn vader hebben maar als hij bang van zijn vader is, dan is er iets goed mis.
Als Jezus spreekt over onze verbondenheid van God, ons samen horen bij het rijk van God op aarde, dan gebruikt hij vaak het beeld van een bruiloftsfeest. Het moet een feest zijn je met God verbonden te voelen, en je in zijn naam met elkaar verbonden te voelen. Ook in de tekst van vandaag verwijst Jezus hiernaar door zichzelf aan te duiden als de bruidegom en zolang de bruidegom er is, moet er iets van feest zijn.
Ik ben ervan overtuigd dat Jezus ook voor ons een blije kerk wil en geen kerk waarin mensen leven in angst en beven voor God, geen kerk waarin men zich bedrukt voelt door strenge wetten en regels. Een blije kerk vraagt een houding van medemenselijkheid en menslievendheid, om saamhorigheid, wederzijds begrip en verdraagzaamheid, en beslist niet een benauwende regeltjesgeest.
Jezus wil dat we blije mensen zijn, niet alleen met de carnaval, en zeker ook niet op de manier van de carnaval, dat soort uitbundige vreugde gaat toch gauw vervelen, maar een blijheid die diep in ons hart zit, alle dagen van het jaar. Die blijheid wens ik u allen toe.

Gebedene en teksten bij deze zondag