Kort geleden werd er in de media bericht over een rechtszaak
waarin de officier van justitie 20 jaar plus TBS-verpleging had geëist
maar waarin de rechter de man veroordeelde tot levenslang.
TBS is bedoeld om mensen, die een misdaad begaan hebben,
te helpen om weer een plaats in de samenleving in te nemen,
zonder gevaar dat ze opnieuw in de fout gaan.
In de praktijk blijkt die TBS-verpleging niet zoveel succes te hebben,
maar de veroordeelde krijgt daarmee wel de kans op een nieuw leven.
En als iemand tot levenslang veroordeeld wordt, krijgt hij die kans
niet,
dan is hij of zij a.h.w. voor goed afgeschreven voor de maatschappij.
In de rechtsspraak komt levenslang niet zoveel voor,
in de samenleving echter wel: mensen worden vaak voorgoed afgeschreven,
het gezegde "eens een dief, altijd een dief" maakt dat al duidelijk.
Niet alleen criminelen krijgen in de samenleving levenslang,
maar ook andere groepen krijgen vaak een blijvend etiket
van "pas op, ze zijn niet te vertrouwen, ze zijn gevaarlijk".
En deze mensen krijgen maar al te vaak geen kans om een normale en
acceptabele plaats in de gemeenschap in te nemen.
De evangelietekst van vandaag maakt ons duidelijk dat Jezus een heel
andere houding voorstaat:
hij wil mensen juist nieuwe kansen geven om zichzelf te zijn,
om een volwaardige plaats in te nemen in de samenleving.
Blinden, doven, lammen, melaatsen: ze hebben ergens ook levenslang,
en in die tijd wogen die handicaps nog veel zwaarder dan in onze dagen,
maar Jezus geeft ze weer de mogelijkheid om een gewoon bestaan te
leiden,
om er weer als mens helemaal bij te horen.
Maar dat nieuwe kansen geven gaat verder dan lichamelijke genezing,
ook op geestelijk gebied krijgen ze nieuwe kansen. om weer echt mens te
zijn.
"Uw zonden zijn u vergeven", ook op die manier geeft hij mensen
uitzicht op een nieuwe toekomst.
Het evangelie van vandaag gaat over nieuwe kansen krijgen
en de tekst verspringt wat vreemd van de ene manier naar de andere.
Vier mannen brengen een lamme bij Jezus,
omdat ze geloven dat Jezus die man nieuwe kansen kan geven.
Je krijgt haast de indruk dat de lamme zelf vrij sceptisch was.
Er staat: toen Jezus hún geloof zag, zei hij tot de lamme uw zonden
zijn u vergeven.
Daar kwamen ze niet voor, ze kwamen voor genezing.
Blijkbaar had de man het nodige op zijn kerfstok,
hoe het precies in elkaar zat weten we natuurlijk niet,
maar Jezus maakt wel duidelijk dat hij de geestelijke gezondheid nog
belangrijker vindt dan de lichamelijke,
dat hij ook zo mensen nieuwe kansen op een nieuwe toekomst wil geven.
De geleerden van die tijd vonden dat hij zijn boekje te buiten ging,
maar, zoals uit zoveel andere evangelieteksten blijkt:
bij Jezus ging het welzijn van de mens altijd boven het boekje.
Die houding vraagt hij ook van ons.
Dat wij mensen nieuwe kansen geven, uitzicht op een goed bestaan.
Het kan gaan om zieken of gehandicapten die we ondersteunen.
Het kan gaan om mensen die in een diep dal zitten
die we helpen om er weer uit te komen.
Het kan ook gaan om mensen die in de fout zijn gegaan,
die zich schuldig hebben gemaakt aan crimineel gedrag,
dat we hen in onze veroordeling niet meteen levenslang geven,
maar hen ook de kans geven een nieuw bestaan op te bouwen.
Dat laatste is echter wel verschrikkelijk moeilijk,
zeker ook in onze tijd waarin zo gemakkelijk geroepen wordt
dat criminelen niet genoeg gestraft worden.
Maar als we de boodschap van het evangelie serieus nemen,
moeten we ook dat laatste proberen waar te maken.
Daar heb ik eens een prachtig voorbeeld van gelezen.
Een jonge kerel, dronken achter het stuur, had een kind dood gereden.
Bij de rechtzaak werd 10 jaar tegen hem geëist.
De vader van het verongelukte kind vroeg het woord en zei:
"Edelachtbare. Wat gebeurd is, is verschrikkelijk.
Mijn vrouw en ik zullen de pijn altijd met ons meedragen.
Toch wil ik u vragen deze jongeman niet te zwaar te straffen.
Geen enkele straf, hoe zwaar ook, kan goed maken wat er gebeurd is,
maar hoe langer hij de gevangenis in draait,
hoe moeilijker het voor hem zal worden om weer zijn plaats in de
samenleving in te nemen.
Daarom vraag ik u; geef hem de kans om nog iets van zijn leven te
maken."
Niet veel mensen zullen in staat zijn om zoiets te zeggen,
zeker niet in die omstandigheden.
Maar die man had wel de boodschap van het evangelie begrepen.
Hopelijk begrijpen wij er ook iets van.
Vier mannen dragen een lamme, hier gebeurt het letterlijk,
ze zijn bereid iets voor hem te doen, ook al valt het niet mee,
maar als je iets van harte doet, wordt de last licht.
Mensen kunnen elkaar ook in figuurlijke zin dragen, als ze bereid zijn
een ander te ondersteunen als die om wat voor reden dan ook niet echt
vooruit kan.
Dat kan best eens een hele opgave zijn,
maar als je iets van harte doet, wordt de last licht.
In Canada schijnt ergens een standbeeld te staan van een jongen die
zijn broertje op zijn rug draagt.
Die jongen leefde daar ergens in de bergen
en elke dag moest hij wel een uur lopen over een smal bergpaadje
om in het dichtstbijzijnde dorp naar school te gaan.
Maar hij liep die afstand niet alleen,
hij droeg altijd zijn broertje op zijn rug.
Die had polio gehad als baby en kon zelf niet lopen.
Het pad was te smal voor een rolstoel.
Dus, elke schooldag nam de jongen zijn broertje op zijn rug
en nam hem mee naar school en in de namiddag droeg hij hem weer naar
huis.
Mensen vroegen hem wel eens of de kleine jongen niet een te zware last
voor hem was?
Dan reageerde hij verontwaardigd: Hij is geen last, hij is mijn
broertje.
Als je hart voor iemand hebt, wordt de last licht.
Dit is een voorbeeld van letterlijk dragen.
Maar zo kun je ook talloze voorbeelden geven van mensen die anderen in
figuurlijke zin dragen,
zoals die vrouw die haar invalide man verzorgde,
en dag en nacht voor hem klaar stond,
en omdat zij ook de jongste niet meer was, viel het haar best een
zwaar.
Maar toen haar gevraagd werd of het niet te zwaar voor haar werd,
zei ze: hij is toch mijn man, ik kan het toch niet laten vallen.
Waar mensen hart hebben voor elkaar, dragen zij elkaar.
Dat is de opdracht die we allemaal hebben, heel ons leven lang.
Als vòòr een kind geboren wordt, wordt het gedragen door zijn moeder.
En als het ter wereld komt, dan is het een klein hulpeloos schepseltje
dat gedragen moet worden, en ouders doen dat met grote liefde en
tederheid.
Dat is iets vanzelfsprekends.
En ergens moet je zeggen dat ouders hun kind heel hun leven lang
dragen,
in hun hart, in hun zorgen, dat eindigt nooit.
Maar de tijd dat je het letterlijk in de armen kunt en moet dragen
is misschien wel de gemakkelijkste tijd, vaak ook de mooiste tijd.
Maar als je weer eens een jaar verder bent,
als de kleine beentjes het kind kunnen dragen,
dan wordt dat figuurlijke dragen meestal al wat moeilijker.
Want een kind moet de wereld gaan ontdekken,
wil steeds zijn grenzen verleggen en dingen ondernemen.
Het kind dan tussen alle klippen en valkuilen heen dragen,
kan best eens een opgave zijn, maar je hoort ouders zelden klagen,
want ze doen het met liefde en dan is de last licht.
Als kinderen klein zijn, dragen hun ouders het de toekomst in,
ze voeden het zo goed mogelijk op opdat die toekomst goed zal zijn.
Daar moeten ze soms heel veel voor over hebben,
maar voor de toekomst van hun kind hebben ze alles over.
Vier mannen dragen een lamme naar Jezus,
in de omstandigheden een hele klus,
maar ze doen het, ze hebben dat voor die man over,
want: ze zijn ervan overtuigd dat Jezus die man een nieuwe toekomst kan
schenken.
En dan zegt die Jezus:
Je zonden zijn je vergeven, ga en leid een beter leven.
En dan denken we: wat is dat voor rare kronkel.
Die man is gebracht opdat hij weer zou kunnen lopen
en niet om van zijn zonden vergeven te worden.
Die kronkel moet ons echter aan het denken zetten:
Een medemens nieuwe toekomst schenken kan een medische zaak zijn:
door iemand lichamelijk beter te maken kan hij weer verder,
maar veel vaker is het een meer geestelijke zaak:
iemand nieuwe toekomst schenken door hem of haar te accepteren zoals
hij is,
door verdraagzaamheid en vergevingsgezindheid,
door het goede te willen voor iedere medemens,
door hem of haar in je medeleven en goede zorgen naar een betere
toekomst te dragen.
En dat is in de praktijk van het leven vaak nog veel moeilijker
dan iemand lichamelijk weer op de been helpen.
En toch is dat de opdracht die Jezus ons allemaal meegeeft.
Als we elkaar op die manier kunnen dragen, is er toekomst voor iedereen.
Als je lichamelijk verlamd ben, dan heb je een probleem.
Dan is het te hopen dat je mensen om je heen hebt
die je, waar nodig, een helpende hand toesteken.
Anders wordt het leven wel heel erg moeilijk voor je.
Gelukkig heb je tegenwoordig allerlei hulpmiddelen
o.a. in de vorm van rolstoelen, gewone en elektrische rolstoelen.
Daardoor kunnen mensen met een verlamming toch veel van hun
zelfstandigheid bewaren.
Maar een zorgende en helpende hand is op veel momenten toch noodzaak.
Lichamelijke verlamming is altijd een grote handicap.
Maar als je geestelijk verlamd bent, lamgeslagen bent, dan is je
probleem minstens even groot en vaak nog veel en veel groter.
En je hebt nogal wat mensen die niet meer vooruit kunnen,
die vastgelopen zijn, als een schip gestrand op een zandbank,
pijnlijk gebotst tegen een muur van tegenslagen en onbegrip. Je hebt
nogal wat mensen die verlamd zijn door angst en onzekerheid.
Ernstige ziekte, de dood van een dierbare kan verlammend werken.
Ze willen wel vooruit maar missen de kracht om het ook te doen.
Je hebt ook mensen die apathisch en lamlendig zijn,
misschien door omstandigheden, misschien door hun karakter,
niet in staat een vinger uit te steken om iets te veranderen in hun
leven.
Wilskracht is een motor die mensen in beweging houdt,
en voortbewegen is belangrijk, want zo zegt men toch: leven is in
beweging zijn.
Maar sommigen hebben van zichzelf niet zoveel doorzettingsvermogen,
en dan slaat de motor heel gemakkelijk af als de weg omhoog loopt
of als ze oneffenheden op hun levensweg tegenkomen
Bij anderen is die wilskracht op zich wel groter maar ze ontmoeten
zoveel tegenwind in hun leven, dat ze toch teruguit drijven in plaats
van vooruit gaan.
Anderen willen wel vooruit, maar ze leven heel kortzichtig,
ze zijn als automobilisten die vergeten benzine te tanken,
en dan komt eens het moment waarop ze stil komen staan.
En voor geestelijke verlamming heb je geen hulpmiddelen
in de vorm van rolstoelen of elektrische motortjes, of een peppil.
Dan heb je de hulp van mensen nodig om weer in beweging te komen,
vrienden die naast je blijven staan en aan je trekken,
hulpverleners die echt om je geven en je vooruit duwen,
altijd mensen die hart voor je hebben.
Die verlamde man uit het evangelie had het geluk
dat hij vrienden had die wat voor hem over hadden,
die zich niet lieten afschrikken door al die mensen rond Jezus
maar het dak op klommen en de lamme naar beneden lieten zakken.
Je krijgt haast de indruk dat die lamme het zelf niet zo zag zitten,
maar zijn vrienden hadden zoveel vertrouwen in Jezus' kunnen
dat ze hem a.h.w. naar hem toe sleepten, letterlijk en figuurlijk.
Door hun hulp kreeg de lamme een nieuwe kans op zinvol leven,
letterlijk maar vooral ook geestelijk.
Wat hij op zijn geweten had, staat er niet bij,
maar als Jezus zegt: ga, je zonden zijn je vergeven
dan gaat het duidelijk om die geestelijke verlamming.
Daar werd hij van bevrijd en daarom kon hij weer vooruit in zijn leven.
Dat werd nog eens onderstreept door de woorden: sta op, pak je bed op
en loop. Dat kun je alleen letterlijk verstaan
maar het heeft ook een symbolische betekenis.
Sta op, maak je los van je verleden, kom weer in beweging.
Je bed, symbool van je verlamming, pak het op,
en draag het , neem het heft weer in eigen handen.
En loop, kom in beweging en ga weer zinvolle dingen doen in je leven.
Wonderen kunnen wij niet doen. We kunnen geen lammen laten lopen
en blinden weer laten zien en doven weer laten horen.
Maar we kunnen wel, juist als die vier vrienden van die lamme,
een helpende hand bieden aan mensen in onze omgeving
die in de put zitten, die op eigen kracht niet meer verder kunnen,
die uit hun evenwicht geslagen zijn door wat hun is overkomen,
door ziekte, door de dood van een dierbare, door teleurstellingen.
Heel belangrijk is natuurlijk wel dat degene die lamgeslagen is,
die in de put zit, die geen toekomst ziet
zich ook laat helpen door mensen in zijn of haar omgeving.
Dat kan soms heel veel van iemand vragen
maar wie zich niet laat helpen komt nooit meer op de been,
komt niet meer vooruit.
Regelmatig gaat bij mij de deurbel
en dan staat er nogal eens iemand op de stoep met een collectebus,
met de vraag om een bijdrage voor een of ander goed doel.
Dat zal bij u ook wel regelmatig gebeuren.
Soms denk ik en zeg ik ook wel eens: alweer een collecte, anderzijds
heb ik veel respect voor de mensen die het doen.
Langs de deur gaan is niet de meest prettige bezigheid.
Toch is het heel belangrijk dat er in een gemeenschap mensen zijn
die de zin van collecteren voor een goed doel zien,
die erin geloven dat er iets goeds mee gedaan kan worden.
Als deze mensen er niet meer zouden zijn, zou dat een enorme verarming
van het gemeenschapsleven zijn.
Mensen die het op de een of andere manier moeilijk hebben een helpende
hand bieden is een wezenlijk onderdeel van ons christelijke geloof.
Ik zou die mensen die met de collectebus langs de deur gaan
willen vergelijken met die vier mannen uit het evangelie.
Ze dragen die verlamde man naar Jezus toe,
omdat zij erin geloven dat die kan helpen.
En ze laten zich niet afschrikken als dat niet zo gemakkelijk gaat.
Als het niet door de deur kan, dan maar door het dak.
Voor die mannen moet je respect hebben en dat had Jezus ook.
Er staat niet voor niets: bij het zien van hun geloof kwam Jezus in
actie.
Of die verlamde man er zelf ook in geloofde, staat er niet bij,
je krijgt haast de indruk dat hij het zelf helemaal niet zo zag zitten.
En dan heb je hier een man die niet alleen lichamelijk verlamd is
maar die ook geestelijke verlamd is door een totale apathie.
Misschien geloofde hij er helemaal niet in dat ook voor hem een ander
leven mogelijk was,
dat die Jezus ook hem kon helpen en die geestelijke verlamming
is nog veel erger dan welke lichamelijke verlamming ook.
Als je er niet meer in gelooft dat het zin heeft om hulp te zoeken,
als je geen verwachtingen meer hebt in je leven, dan ben je geestelijk
dood.
Geen geloof meer hebben in de hulp van mensen zou je een ernstige zonde
kunnen noemen,
is een ernstige tekortkoming jegens jezelf en jegens anderen.
Het is in dit verhaal dan ook heel frappant dat Jezus' eerste woorden
zijn:
je zonden zijn je vergeven.
Wat die man op zijn kerfstok had is niet bekend,
en men dacht toen nogal gauw dat ziekte een straf voor zonden was,
maar misschien gaat het hier toch vooral om die zonde van ongeloof,
het gebrek van vertrouwen in de hulp die anderen kunnen bieden.
Daar ligt juist het wezen van Jezus' blijde boodschap: geloof in de zin
van saamhorigheid, juist ook met de zwakken,
geloof in het belang van hulp bieden en zonodig ook hulp ontvangen.
Als je in het evangelie leest dat weer iemand genezen is,
dat een lamme weer kan lopen, een blinde kan zien en een dove horen,
dan kun je denken: heel mooi voor die mens maar ik kan er niets mee.
Ik kan geen wonderen doen, hoe graag ik het misschien ook zou willen.
Maar we moeten ons niet blind staren op het wonder,
maar wel kijken naar Jezus' bereidheid om te helpen.
En daar gaat het ook bij ons om: de bereidheid om te helpen,
om voor elkaar te doen wat je kunt,
omdat je erin gelooft dat het zin heeft om hulp te bieden,
door middel van een collecte, dat is misschien wel de gemakkelijkste
manier,
maar veel meer heel concreet door een helpende hand,
een luisterend oor, een oplettend oog, een warm hart.
Als in de samenleving een sfeer groeit van
ieder voor zich en God voor ons allen,
als iedereen gaat denken: ik heb genoeg aan mezelf,
die anderen moeten maar voor zichzelf zorgen,
als velen zeggen: ik geef nergens meer geld aan
want het blijft toch maar aan de strijkstok hangen,
dan ontstaat daar een geestelijke verlamming
waardoor mensen niet meer in beweging komen naar elkaar toe.
Dat is juist de opdracht die Jezus ons allemaal meegeeft:
blijf niet in je luie stoel zitten maar kom in beweging,
steek je handen uit de mouwen en doe iets.
En een houding van onverschilligheid en apathie is een zonde,
een zonde tegen de menselijkheid en de medemenselijkheid.
Moge de Heer ons die zonde vergeven.