Verbeeld je: je zit aan een feestdiner, je zit te genieten van de
heerlijke gerechten die ze je voorschotelen, en dan gebeurt het dat ze
een grote foto voor je neerzetten met erop een uitgemergeld kind dat
van de honger dreigt te sterven. Dan protesteer je. Dat geeft geen pas.
Je weet wel dat mensen honger lijden, maar daar hoef je op dat moment
toch niet aan herinnerd te worden.
De eerste lezing vraagt ons te kijken naar Job: dat gezicht vol
ellende, vol verdriet. Daar zitten we helemaal niet op te wachten.
Toch is het misschien goed die confrontatie niet uit de weg te gaan,
want of we willen of niet: ziekte en narigheid zitten onherroepelijk
aan ons leven vast. We willen natuurlijk alleen maar geluk en vreugde,
maar wie niet bij verdriet kan stilstaan kan ook niet de echte vreugde
beleven. Of zoals er vaak gezegd wordt: je beseft pas wat gezondheid
eigenlijk is als je ziek wordt. En mensen die heel ernstig ziek zijn
geweest, die staan later toch anders in het leven. "Ik heb veel geleerd
door mijn ziekte", hoor je dikwijls zeggen.
Dus, toch maar even naar Job kijken, de pechvogel. Hij had alles wat
zijn hartje begeerde, en opeens kwam de ene Jobstijding na de andere,
en heel zijn wereld stortte in elkaar. Zijn leven werd een grote
leegte. Die leegte verwoordt hij heel scherp als hij zegt: 's Avonds
denk ik: wanneer wordt het morgen? en 's morgens denk ik: wanneer wordt
het avond?'
Het verhaal van die goeie mens Job, die geen mens kwaad deed, maar die
wel zelfs allerlei kwaad, allerlei ellende over zich heengestort
krijgt, dat is het levensverhaal van meer mensen. Overal vindt je
gewone goed levende mensen die dan, soms van de ene dag op de andere,
geschokt worden tot in hun diepste fundamenten. U hebt kanker, u kunt
niet meer beter worden. Of: een dier-bare, die steun en toeverlaat was,
valt opeens weg.
Dan zijn ze net als die man Job: ze zien het niet meer zitten. Die
lieve Heer is helemaal niet zo lief, en in plaats van bidden kunnen ze,
heel begrijpelijk alleen maar klagend of vloekend in zijn richting
kijken. "Waarom? Waarom ik? Waarom hij? Waar hebben we dat aan
verdiend?" Op die vragen krijgen wij net zo min als Job een antwoord.
Er is geen antwoord op. En wie een antwoord meent te weten, zit bijna
altijd toch op een dwaalspoor. Als ernstige ziekte of invaliditeit
mensen treft, dan vallen ze onherroepelijk in een heel diep gat, en het
is een hele opgave om weer uit dat gat omhoog te kruipen. Maar meestal
lukt ze dat, de een weliswaar iets gemakkelijker dan een ander.
Hoe mens uit dat gat omhoog krabbelt, dat hangt af van iemands
innerlijke veerkracht, dat hangt af van de manier waarop hij geleefd
heeft: of hij moeilijke dingen altijd uit de weg gegaan is, of dat hij
de moed had om uitdagingen op te pakken. Het hangt ook heel veel af van
de hulp die zo iemand krijgt van zijn omgeving, van zijn dierbaren, van
zijn vrienden, van professionele krachten van vrijwilligers.
In de lezingen van vandaag ging de aandacht van de man Job naar de man
Jezus, een man die aan de andere kant stond, en die al die mannen en
vrouwen Job, in de zieken die bij hem gebracht werden, een helpende
hand toestak. Dat was fantastisch. Iedereen zocht hem, die redder in de
nood. En hij preekte: jullie moeten doen wat ik jullie heb voorgedaan.
Mensen als Job zijn er ook nu, in allerlei gradaties en variaties,
dicht bij huis en verweg. Mensen die in de put zitten, mensen die
ondersteuning nodig hebben,
mensen die opstandig zijn: waarom moet mij dit overkomen; Mensen als
Jezus zijn er ook, velen, mensen die vaak op een geweldige manier
helpen. We kunnen denk ik allemaal wel voorbeelden daarvan aanreiken.
Maar de vraag is wel: ben ik zo'n mens als Jezus? Ben ik een reddende
hand voor iemand die in de put zit? Of loop ik er in een boog omheen,
omdat ik me liever niet met die verdrietige dingen inlaat, omdat ik me
geen houding weet te geven in de confrontatie met ziekte en droefheid?
Maar wie altijd in een boog om medemensen in nood heenloopt, die
verdriet en lijden uit de weg gaat, die kan ook geen echte vrede
beleven.
De eerste lezing is verre van een vrolijke lezing.
Het verhaal in het boek Job begint met een scène
waarin God een beetje zit op te scheppen over Job,
die zo'n door en door goede man is.
De verteller laat dan de duivel zeggen: Dat is gemakkelijk zat als het
je aan alle kanten goed gaat.
Pak hem al die goeie dingen maar eens af,
dan zul je zien hoe hij helemaal verandert.
Dan laat hij jou meteen vallen als een baksteen.
De duivel mag in het verhaal dan Job beproeven.
Deze krijgt dan de ene jobstijding na de andere:
zijn kinderen komen om, zijn vee gaat dood,
zijn akkers worden vernield en hijzelf wordt doodziek.
En daar zit Job dan, op de vuilnisbelt, een hoop ellende,
hij snapt er niets van. "Waar heb ik dit aan verdiend."
Zijn omgeving, zijn vrienden zeggen dan: "Het zal je eigen schuld wel
zijn".
In het joodse denken van toen
werd tegenslag, ziekte altijd gezien als een straf voor begane zonden.
Maar Job weigert dat te aanvaarden. Hij voelt zich niet schuldig.
Hij protesteert tegen God, maar het opvallende van Job is dat hij God
niet laat vallen, hij blijft Hem zijn geloof schenken, ondanks alle
ellende.
Het verhaal van Job tekent de grote worsteling met lijden dat mensen
treft.
Het probleem van lijden is een probleem van alle tijden.
Ziekte, dood kunnen gruwelijke spelbrekers zijn.
Alles gaat lekker in je leven, geen vuiltje aan de lucht, de zon
schijnt volop
en dan opeens: een jobstijding: je hebt kanker, je partner heeft
kanker,
de dood slaat toe, plotseling of langzaam, je man, je vrouw, je kind.
Dan kan heel je wereld in elkaar storten.
Waar heb ik dit aan verdiend? Dit is niet eerlijk! Waarom?
Lijden is nooit eerlijk, niemand heeft het verdiend.
En op de vraag waarom heeft nog niemand een antwoord kunnen geven.
We weten alleen dat het iedereen kan treffen:
die worsteling met lijden, die worsteling met de zin van het leven,
soms ook een worsteling met God.
Als het gaat om ziekte, tegenslag, lijden, heeft niemand de garantie
dat hij of zij buiten schot blijft.
We kunnen het alleen maar hopen.
Belangrijker is de vraag:
Hoe ga je om met lijden, je eigen lijden, dat van anderen?
Hoe jezelf zult reageren als je in Jobs schoenen komt te staan,
ik denk dat niemand dat van te voren kan zeggen.
Maar het heeft vast en zeker wel een heel stuk te maken met hoe je in
je goede tijd omgaat met het lijden van anderen.
Jobs vrienden suggereerden dat het zijn eigen schuld was.
Voor hem waren dat lege woorden, pijnlijk ook, daar vond hij dan ook
geen troost en steun in.
Je hebt ook nu mensen die een heleboel woorden zeggen,
maar degene die in de put zit kan er niets mee,
lege nietszeggende woorden, hoe goed bedoeld ook, zijn geen steun.
Je hebt ook mensen die helemaal geen woorden hebben,
die dichtklappen en in een grote boog om een ernstige zieke heenlopen.
"Ik kan er niet tegen" is hun excuus dan wel eens.
De tragiek is: als ze zelf eens getroffen worden door tegenslag,
dan kunnen ze daar waarschijnlijk heel slecht tegen.
In het evangelie horen we hoe Jezus gepreekt heeft in de synagoge.
En als hij dan hoort dat de schoonmoeder van Petrus ziek is,
gaat hij meteen naar haar toe. Zij knapt er ogenblikkelijk van op.
Wij kijken natuurlijk altijd naar dat wonder van genezing.
We vinden dat wel mooi maar het irriteert ons ook,
want wonderen bewerken dat is niemand van ons gegeven.
Maar we moeten vooral kijken naar het feit dat Jezus naar haar toe
ging,
zoals hij in zijn leven altijd naar zieken en gebrekkigen toeging.
Hij ging ze niet uit de weg. Daarom kon hij later ook zijn eigen lijden
dragen.
Hoe ga je om met het lijden van anderen?
Het belangrijkste is denk ik: laat hen niet in de steek, sta naast hen,
trek met hun mee op die moeilijke weg die ze te gaan krijgen.
Soms zal het uit heel kleine dingen bestaan, soms kan het heel
indringend zijn, heel zwaar ook.
Maar van de zieken, van mensen die het moeilijk hebben, hoor je heel
vaak
hoe fijn ze het vinden als mensen bij hen komen met hun eerlijk
meeleven,
hoe ze ervan opknappen als je wat aandacht krijgen.
En van degenen die het doen hoor je bijna altijd
hoe blij ze zijn dat ze het hebben kunnen doen.
Alleen door die vorm van saamhorigheid krijgt het leven zin,
zowel voor degene die het moeilijk heeft,
alswel voor degene die nabij is en blijft aan die mens.
Geweldig, een man die met een woord, een gebaar, zieken geneest,
daar komt iedereen op af. Dat gebeurde toen, dat gebeurt nog steeds,
ook in onze tijd met zijn hoog ontwikkelde medische wetenschap.
Artsen kunnen heel veel mensen genezen of in leven houden,
maar er zijn ook situaties dat ze niets kunnen of niets meer kunnen
doen.
Dan zie je ook dat mensen naar alternatieve genezers gaan,
naar figuren als Jomanda en andere al of niet begaafde mensen.
En daarbij gaat het vaak over heel grote groepen mensen.
In de tijd dat Jezus leefde , zo'n tweeduizend jaar geleden
stond de medische wetenschap nog op een heel laag pitje,
geen wonder dat ze van alle kanten naar hem toe kwamen toen bekend werd
dat hij mensen van hun kwalen kon genezen.
Toch moeten we bij Jezus verder kijken dan die genezingen.
Mensen beter maken, dat was zijn levensopdracht.
Dat deed hij letterlijk door zieken te genezen,
door blinden te laten zien, doven te laten horen, lammen te laten lopen.
Toch was dit niet zijn voornaamste taak. Dat was: mensen beter maken in
geestelijke zin, zorgen dat ze betere mensen werden,
dat ze een beter leven gingen leiden, een leven van goed doen aan
anderen,
door de armen te helpen, de bedroefden te troosten, door liefde te
geven.
Daarom klinken nogal eens de woorden: ga uw zonden zijn vergeven,
dat heeft wezenlijk met een geestelijke genezing te maken.
De Jezus die mensen van hun kwalen genas, trok veel mensen, we hoorden
het in het evangelie van vandaag:
heel de stad stroomde voor de deur samen.
Die andere Jezus, die profeet, die de weg wees naar een betere wereld,
die zijn gehoor opriep goed te gaan leven, beter te gaan leven, die
trok minder de aandacht van de mensen. Zo vreemd is dat niet.
Een wonderbaarlijke genezing trekt vanzelf veel aandacht,
Vertellen hoe je moet leven, hoe je met elkaar moet omgaan,
dat is niet zo spectaculair en roept minder belangstelling op.
Dat is niet alleen het geval als het gaat om beter leven, het is op
alle gebied zo: mensen zijn belust op sensatie, op het opzienbarende.
Dingen die gewoon zijn, alledaags, daar lopen we langs heen.
Maar het zijn meestal toch de gewone kleine dingen die het doen.
Als hier de Maastrichter Staar zou staan met Bernard Haitink als
dirigent,
dan zou de kerk stampvol zitten. Daar zou iedereen op af komen.
Maar nu staat ons dames- en herenkoor hier met Koos als dirigent,
nu kun je echt niet spreken van een massale belangstelling.
En toch zijn ze voor onze gemeenschap en voor onze vieringen van groot
belang en onmisbaar. Maar er is niets sensationeels aan.
Toen vorig jaar Zuid-Oost Azië getroffen werd door de tsunami,
of toen dit jaar die aardbeving verschrikkelijk verwoestingen
aanrichtten in Pakistan en India, toen stond de berichtgeving er bol
van
en kwamen er grote acties op gang om de noden daar te lenigen.
Dat is natuurlijk heel goed, gelukkig dat het gebeurt.
Maar dat in Afrika bijna even veel mensen omkomen door honger en
geweld,
dat krijgt veel minder aandacht omdat het niet zo spectaculair is.
En, om dichter bij huis te blijven, als er in ons land blijkbaar
honderden mensen zijn
die het in deze winterperiode zonder gas en elektriciteit moeten
stellen omdat ze hun rekeningen niet betaald hebben, niet hebben kunnen
betalen, dan vinden we dat wel erg, maar ik heb niets gemerkt van een
actie
om hun noden te lenigen. Die noden zijn blijkbaar niet spectaculair
genoeg.
Maar als samenleving, van hoog tot laag, zouden we moeten zorgen
dat dit in een welvarend land als het onze niet zou voorkomen.
Het wezen van Jezus' boodschap was: mensen beter maken, betere mensen
die oog en hart hebben voor de mensen om hen heen,
die arme mensen een beter leven geven door ze te ondersteunen,
die zieke mensen een beter leven geven door hun zorg en aandacht,
die eenzame mensen een beter leven geven door hun hartelijke
belangstelling,
die verdrietige mensen weer zin in het leven geven door te troosten.
Maar hier zit niets sensationeels aan, niets opzienbarends.
Daarom roept het ook geen massale reacties op,
en daarom haalt het de kranten niet als het gebeurt en waar het gebeurt.
Maar laten we niet vergeten: het gebeurt wel, overal om ons heen.
Gelukkig zijn er heel veel goede mensen, mensen die goed doen, soms
best heel bijzonder, meestal stilletjes, zonder op te vallen.
Maar ze zijn er wel, veel meer dan we zien.
Denken we aan de vele medewerkers van Memisa in Afrika en elders
zieken beter proberen te maken, of hun lot proberen te verzachten.
Maar denken we ook aan al die vrijwilligers die van alles doen om onze
eigen samenleving leefbaarder en beter te maken.
Wij noemen ons christenen, volgelingen van Jezus Christus,
en de vraag die hij ons stelt en blijft stellen is: maak jij ook mensen
beter?
De twee lezingen van vandaag vormen een soort tweeluik.
Aan de ene kant zien de man Job, het toonbeeld van ellende,
een man die een gelukkig leven leidde maar dan verandert alles
en wordt hij geteisterd de ene ramp na de andere. Het is één grote
miserie.
Aan de andere kant zien we de mens Jezus, geschilderd als een redder,
als de man die ellende kan wegnemen en verzachten.
Daarom komen de mensen ook van alle kanten op hem af
om bij hem redding en genezing te vinden.
Dit tweeluik geeft ook de situatie in onze huidige wereld weer.
Aan de ene kant mensen als Job, lijdende mensen.
Er is links en rechts een hoop ellende onder de mensen,
dagelijks krijgen we iets ervan voorgeschoteld op de televisie
Die ellende kan uit alle hoeken komen: natuurrampen, oorlog en geweld,
ziekte en dood.
Aan de andere kant zie je ook mensen als Jezus,
mensen die proberen noden te lenigen en ellende te verzachten.
Gelukkig zijn er ook heel veel van die mensen in onze wereld.
Voorwaarde is wel dat men oog heeft voor de ellende van medemensen.
Wie zijn ogen ervoor sluit, zal ook zijn hart sluiten voor die ellende.
En dus doet hij niets om mensen in hun ellende te helpen.
In Afrika is de ziekte Aids een gigantisch probleem dat mateloos veel
ellende veroorzaakt. Velen sterven en talloze kinderen zijn wees
geworden.
Nu was er in Zuid Afrika lang een president al die ellende
bagatelliseerde en de ziekte afdeed als soort een griepje,
die vond dat alle cijfers grotelijks overdreven waren.
Zoiets is natuurlijk afschuwelijk en onbegrijpelijk.
Ik weet niet of die man aangesloten was bij een christelijke
godsdienst,
maar zijn houding was in elk geval onchristelijk.
En al was hij lid van een kerkgenootschap, hij hoorde in elk geval niet
bij de volgelingen van Jezus.
Op het ogenblik is er veel opschudding rond die bisschop Williamson.
De uitroeiing van de joden onder het Naziregime was ellende in het
kwadraat,
en de diep geslagen wonden ervan zijn nog lang niet geheeld.
En dan beweert zo'n super conservatieve bisschop dat het allemaal wel
meevalt, dat die hele Holocaust een fabeltje is.
Hij ontkent daarmee de ellende van miljoenen joden en zigeuners
dat de dood vonden in de gaskamers.
Het is totaal onbegrijpelijk dat zo'n man die toch bestudeerd is,
er zulke ideeën op na houdt. Geen wonder dat er veel commotie over is,
nog versterkt door het kortzichtig optreden van het Vaticaan.
Wat die man beweert is onchristelijk.
Hij mag dan wel een bisschop zijn in de katholieke kerk,
maar hij hoort beslist niet bij de volgelingen van Jezus,
want die willen toch de weg van Jezus gaan
en eerlijk proberen de noden van medemensen te lenigen.
En als zo'n bisschop zijn ogen sluit voor die ellende van toen,
dan hoort hij er niet bij, al doet hij nog zo braaf de mis in het
Latijn.
Van alle kanten kwamen mensen naar Jezus toe,
in de hoop dat hij hun miserie kon verzachten en wegnemen.
Voor hen was hij een redder omdat hij zijn hart liet spreken
en deed wat hij kon om te helpen.
Die houding vraagt hij ook van zijn volgelingen:
begaan zijn met mensen die het moeilijk hebben
en hulp bieden waar dat mogelijk is.
Onze mogelijkheden zijn natuurlijk beperkt
maar als we ons hart laten spreken kunnen we heel veel doen
voor zieken en eenzamen, voor al die mensen die in onze omgeving
verdrietige tijden doormaken.
We kunnen ook heel wat ellende ver weg verzachten bijvoorbeeld, door
bij te dragen aan de Memisacollecte van vandaag.
Daardoor geef je anderen de mogelijkheid om de nodige hulp te verlenen.
Het ergste dat we elkaar kunnen aandoen is mensen die het moeilijk
hebben voor wat voor reden dan ook, voorbijlopen,
hun ellende niet willen zien, of , nog erger, zoals soms ook gebeurt,
zeggen of denken: het zal hun eigen schuld wel zijn.
Wie zo door het leven gaat, handelt onchristelijk
en hoort in feite niet bij de gemeenschap van mensen die de weg van
Jezus willen gaan.
Job en Jezus, een tweeluik, dat ons aan het denken moet zetten.
Niemand zal de weg van Job kiezen,
maar in allerlei gradaties kan het iedereen overkomen.
Als we allemaal voor die weg van Jezus kiezen,
dan kan er heel veel ellende gelenigd en verzacht worden.
Dat is de betekenis van christen zijn.