Gebeden op de tweede zondag door het jaar
Openingsgebed:
God, ver weg en toch dichtbij,
onhoorbaar en toch te horen in en door mensen,
onzichtbaar en toch te zien in Jezus, uw gezondene.
U spreekt ook tot ons woorden van leven,
U roept ook ons die woorden waar te maken.
Doe ons horen en verstaan en schenk ons de moed
om in beweging te komen op de weg die U ons wijst,
omwille van Jezus, uw Zoon en onze Heer, amen
Gebed over de gaven:
God, Vader van alle mensen, U roept ons om te leven in verbondenheid
met elkaar.
Daarom nodigt U ons aan de tafel van Jezus, uw gezondene.
In zijn naam gaan wij nu het brood breken en delen met elkaar.
Schenk ons uw Geest van kracht opdat wij trouw kunnen zijn aan onze
roeping
en in de geest van Jezus het leven delen met elkaar
in goede en in kwade dagen,
tot welzijn van heel onze mensengemeenschap.
Dat vragen wij U omwille van Jezus, uw Zoon en onze Heer. Amen.
Slotgebed:
God, wij hebben in deze viering uw roepstem gehoord,
hoe U ons vraagt de uitdaging van het leven aan te gaan
en te leven volgens Jezus' boodschap van betrokkenheid,
van zorg en aandacht voor de medemens.
Nu wij weer ons gewone leven ingaan, vragen wij U:
ga met ons mee en schenk ons steeds weer uw geest van Kracht
opdat wij in staat zijn uw roeping waar te maken in ons leven.
Dat vragen wij U omwille van Jezus, uw Zoon en onze Heer. Amen
Voorbede
Wij bidden voor hen die alleen maar oog hebben voor zichzelf,
alleen maar aandacht voor eigen belangen of problemen
die zodoende ook nooit de uitdaging zien in mensen om hen heen.
Mogen hun ogen open gaan voor lief en leed van anderen,
mogen zij de moed hebben om steeds hun hart te laten spreken.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor hen die alleen horen wat ze graag willen horen,
die alleen open staan voor datgene wat hun goed van pas komt
en nooit of zelden echt luisteren naar het verhaal van een ander.
Mogen hun oren open gaan voor lief en leed van anderen,
mogen zij de moed hebben om steeds hun hart te laten spreken.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor hen die in alle gevallen zwijgen
die voor hun eigen gemoedsrust altijd passief aan de kant blijven staan
en nooit zich uit spreken als medemensen tekort gedaan wordt.
Mogen zij zich laten uitdagen en in beweging komen,
mogen zij de moed hebben om steeds hun hart te laten spreken.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor de profeten van onze tijd,
voor hen die hun stem verheffen tegen schendingen van mensenrechten,
die alles doen wat in hun vermogen ligt om vrede en gerechtigheid
naderbij te brengen.
Mogen zij gezien en gehoord worden door velen,
en mogen die ook de moed hebben om eveneens in beweging te komen.
Laat ons zingend bidden.
God, U roept ook ons om in beweging te komen,
Geef dat wij uw roep stem horen en verstaan
en, juist als Samuël, kunnen zeggen: Spreek Heer, uw dienaar luistert.
Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij de tweede zondag door het jaar
Roeping tot mens-zijn
Vroeger werd het woord 'roeping' gebruikt voor priesters en
religieuzen.
Wanneer een jongen naar het seminarie ging, zei men: hij heeft roeping
of als een meisje het klooster binnentrad, had zij roeping.
Langzamerhand zijn we er achter gekomen
dat roeping niet iets is voor priesters en religieuzen of dominees,
maar dat iedere mens een roeping heeft.
Iedere mens heeft de roeping om anderen gelukkig te maken.
Iedere mens heeft roeping
om zijn eigen onvervangbare plaats in dit leven in te nemen.
Door anderen gelukkig te maken zal hij ook zelf gelukkig zijn
en zoals een kerkvader het uitdrukte,
het geluk van de mens is de glorie van God.
Het christen-zijn is een bijzondere roeping binnen het mens-zijn.
Of om het anders te zeggen:
een christen is niet iets anders als een mens,
niet iets méér dan een mens,
maar hij heeft de opdracht
het mens-zijn zo volledig mogelijk waar te maken.
Hier ben ik
Vader, U roep mij om mens naar uw hart te zijn.
Hier ben ik. Ik ben bereid die opdracht uit te voeren.
Maar kom mijn zwakheid te hulp.
Daarom: uw liefde vraag ik
om vereenzaamde, 'overbodige' mensen warmte en geborgenheid te geven.
Uw troost vraag ik
om gebroken, geknakte mensen te doen blijven hopen.
Uw zachtmoedigheid vraag ik
om de wereld, uw schepping, een stukje goddelijker te maken.
Uw gerechtigheid vraag ik
om onrecht en egoïsme in en rondom mij tegen te gaan.
Uw barmhartigheid vraag ik
om met een open hart naar mensen toe te gaan.
Uw zuiverheid vraag ik
om uw stem in de stilte te horen.
Uw vrede vraag ik
om aan al uw kinderen te vertellen dat Gij Vader zijt.
Opdat uw wil zou geschieden ben ik bereid.
Vader, Hier ben ik. Zend mij.
Een stem die roept
Er is een stem die roept,
en die kun je horen.
Ik hoop dat ons dat ook overkomt,
net als de leerlingen van Jezus.
Dat we geroepen worden,
en weggehaald uit ons eigen kringetje.
Uit onze angst misschien, uit onze eenzaamheid,
uit gevangenschap en onderdrukking.
Dat we opengaan en meegaan met iets
dat van buiten komt en wat ècht belangrijk is om voor te leven,
de moeite waard.
Jezus roept de leerlingen één voor een.
En zo roept Hij ook ons, één voor één bij onze naam.
Maar je wordt nooit alleen geroepen.
Je wordt één voor één samen geroepen.
Je mag elkaar bij de hand houden,
zodat je het beter aankunt.
Petrus en Andreas, Jacobus en Johannes
komen samen achter hun netten en hun boten vandaan
en gaan met Jezus mee, samen.
Gebed:
God, wat ziet U in mij?
Ik aarzel om te volgen.
Ik zoek uw wegen niet.
Ik stotter als ik over U spreek.
Ik struikel als ik wil opstaan
tegen alles wat terneerdrukt.
Ik heb jouw vergeving nodig,
de ruimte van jouw liefde,
de bescherming van jouw aanvaarding.
Laat me rusten in uw armen.
Geef me de warmte van jouw liefdevolle blik.
Laat me zijn, wie ik niet durf te zijn:
mens onder de mensen.
HORIZON
Hoe ver zal ik met je meegaan?
Langs welke wegen zal het leven ons leiden:
tot waar wij weten
dat de liefde geduldig is en herbergzaam?
Welke dalen moeten wij nog doorkruisen
om te kunnen zeggen dat het goed was
wat wij hier, met de stem van ons hart, zeggen vandaag?
Maar het is goed, jouw hart weet het en het mijne ook.
Het is goed dat wij - wat er ook gebeuren mag -
tot elkaar geroepen zijn om samen op weg te gaan,
toevertrouwd aan elkaars genade.
Zo ver als het leven reiken zal,
zul je hopen dat ik bij je thuis zal zijn
en, gehavend misschien, bij jou rust zal vinden.
Nog is de horizon ver,
maar in jouw ogen is de toekomst al begonnen,
waarin - op goede en kwade dagen -
ik worden mag die jij hoopt dat ik worden zal.
Blijft dat hopen, met liefde die geduldig is.
Iedere mens wordt geroepen
Kijk eens om je heen.
Wees eens stil en luister...
De wereld komt op je af.
Mensen - grote mensen, kleine mensen -
zij roepen, ze hebben iemand nodig.
Ze hebben jou nodig - ze hebben mij nodig.
Het is een kind, die roept om de zorg en liefde van zijn moeder.
Het is de jongen, die rekent op de steun van zijn vader.
Het is de patiënt, die vraagt om troost in zijn lijden.
Het is de leerling, die om uitleg vraagt.
Het is de kerkganger, die verdieping wil.
Het is de eenzame, die aansluiting zoekt.
Het is de opgejaagde, die rust wil hebben.
Het is de mens, die uit de sleur wil.
Er is iemand die roept om mij, om jou,
die een beroep doet op mij, op jou,
die ons aanzet iets te doen voor hem, mijn medemens
en waardoor wij hem gelukkig kunnen maken.
Hij heeft geen mening en hij weet niet waar hij heen gaat.
Lijkt hij niet wat op jou en mij?
Nergensman, luister alsjeblieft,
je weet niet wat je mist,
nergensman, de wereld staat tot je beschikking.
Roeping
Iemand die hart voor jou heeft,
iemand die je niet overweldigt,
iemand die jou eerbiedigt,
iemand die zich niet opdringt,
iemand die jou een warm hart toedraagt,
iemand die jou aanvaardt,
iemand die weet van vergeven,
iemand die je nieuwe kansen geeft,
iemand die een mild hart heeft,
iemand die niet lichtzinnig oordeelt,
iemand die je thuisbrengt bij jezelf,
iemand die het vertrouwen niet opgeeft,
iemand die een ruim hart heeft,
iemand die plaats heeft voor velen,
iemand die een vreemdeling ontvangt,
iemand die jou erbij laat horen,
die geneest de wonden in je hart,
die geeft je nieuwe moed en kracht,
die schept hoop en verbondenheid,
die bindt bijeen en sticht gemeenschap,
die bouwt op,
die zoekt naar wie verloren loopt,
die wordt bemind en gekend,
die behoedt en beschermt,
die heeft zorg om jou,
die heeft zorg voor elke mens,
die tilt je op en ziet naar je om,
die roept ons op elkaars hoeder te zijn,
elkanders zusters en broeders,
opdat niemand verloren loopt.
Marinus van den Berg
Een onbekende boom
Er was eens een boom, een onbekende boom, ergens langs de
waterkant. Geplant door niemand weet wie. Hij leefde daar breeduit met
vele takken. Hij droeg de forse stem van de wind, of de doodse stilte
van de avondlucht.
's Winters was het leven kaal, en zwiepend op de harde wind en met zijn
twijgen als toegeklemde vuisten, stond hij maar te wachten op de lente.
Tot zijn takken weer vol groen en bloesems schoten van ingehouden leven!
En, als de zomer kwam, maakte hij gratis schaduw voor iedereen, en soms
een paraplu tegen de regen. Zo leefde die boom daar, jaar in, jaar uit,
op en neer in vier seizoenen.
Maar op een zekere dag kwam er een man, gewapend met een mes. Er was
geen ontkomen meer aan: de mooiste tak werd afgesneden en de man nam
hem mee naar huis. Een dode tak … voorgoed van het leven weggesneden.
En straks natuurlijk vergeten.
Drie dagen later kwam de man terug bij de boom. Die stond daar,
doodstil van angst. Welke tak is vandaag aan de beurt?
Maar kijk, de man ging zitten aan de voet van de boom en hij blies op
de afgesneden tak. Hij blies het lied van de fluit. De boom hield al
zijn ruisen in en verstond de fluit: "Horen jullie mij? Ik leef! Ik
leef! En meer dan ooit tevoren. Ik leef! Ik fluit! Ik zing!"
(Marinus van den Berg)
Herinneringen aan leraren
Drie mannen waren op weg naar een reünie van hun kloosterschool.
Ze haalden herinneringen aan leraren op.
'Mijn favoriete leraar', zei de eerste, 'was een monnik die mij
aanspoorde niet zo dogmatisch te leven, maar wat meer naar mijn gevoel
te luisteren.'
'En mijn favoriete monnik was een pater die mij aanried juist niet al
te veel op mijn gevoelens af te gaan', zo zei de tweede.
De derde zei: 'Ik ben het meeste geholpen door een broeder die zwijgend
met mij lange wandelingen maakte...'
Toen ze bij het klooster kwamen, werden ze gezamenlijk bij hun
favoriete leraar binnengelaten. Het bleek één en dezelfde monnik te
zijn.
terug naar de overweging