Jezus laat zich in de Jordaan door Johannes dopen. Dat is heel
vreemd en tegelijk veelbetekenend: het zegt ons een heleboel over
Jezus' houding.
Johannes de Doper preekte een doopsel van bekering. Het valt eigenlijk
meer te vergelijken met de biecht, zoals wij die vroeger kenden, dan
met het doopsel zoals dat nu toegediend wordt. Kopje onder gaan in de
Jordaan betekende in feite: ik was me schoon van de zonden, ik wil een
nieuw begin maken. Dat was de intentie waarmee mensen zich door
Johannes lieten dopen.
Ook Jezus sluit zich aan bij die mensen. Je vraagt je af: waarom? Hij
hoefde zich toch niet schoon te wassen van zonden. Toch ondergaat hij
dezelfde ceremonie als de anderen.
Je kunt dat zien als een soort solidariteitsverklaring: Ik hoor ook bij
al die kleine zwakke mensen die wel eens fouten maken. Ik sta aan hun
kant, ik kies hun partij. En met die keuze maakt Jezus een nieuw begin.
Zijn doop wordt ook altijd gezien als het begin van zijn openbare
leven, d.w.z. van de tijd dat hij prekend en weldoende rondging. En de
keuze die hij in zijn doop gestalte gaf, heeft hij in dat aktieve leven
waargemaakt. Steeds weer maakte hij duidelijk dat hij aan de kant van
kleine en zwakke mensen stond, hij koos partij voor mensen die fout
zaten, mensen die geen kans kregen in de samenleving van toen.
Hij stond aan de kant van de zieken en gebrekkigen. Hij stond aan de
kant van de zondaars en de tollenaars van die tijd, en dat tot grote
ergernis van de joodse leiders, de priesters en schriftgeleerden. Die
snapten er niets van. Aan hun kant stond Jezus duidelijk niet, dat
blijkt steeds weer uit zijn vaak gepeperde uitspraken aan hun adres.
Tot die Jezus zijn wij allemaal gedoopt, en die Jezus wil voortleven en
zichtbaar worden in alle gedoopten.
Dopen gebeurt allang niet meer door onderdompelen, tenminste niet in de
meeste christelijke kerken. Enkele protestantse kerken, zoals de
baptisten, die hebben dit oude gebruik weer ingevoerd. Eigenlijk is het
jammer dat dopen niet meer gebeurt door onderdompeling: de symbolisch
komt daarin de doop het meest tot zijn recht: ondergaan in het water,
dood gaan van de oude mens, en opstijgen als een nieuwe mens, een mens
die kiest voor Jezus en zijn weg door het leven.
Het begieten, zoals we tegenwoordig dopen, symboliseert een afwassen en
tot voor kort werd met een beetje gezien in dezelfde lijn als dat
doopsel van bekering van Johannes. In de begintijd van de kerk werden
alleen volwassenen gedoopt, die met hun heidense achtergrond vaak best
het nodige op hun geweten hadden: er vielen dus best zonden af te
wassen. Later werd de kinderdoop gewoon, en toen kwam dat zonden
afwassen wat moeilijk te liggen. Maar toen werd de erfzonde
uitgevonden: een soort zondigheid dat elk kind gewoon meekreeg met zijn
geboorte.
Tegenwoordig zijn we ons, gelukkig, ervan bewust dat het bij de doop
niet gaat om zondenvergeving en zonden afwassen. De doop betekent heel
wat meer.
Het betekent op de eerste plaats: ik kies voor Jezus, voor zijn
boodschap, voor zijn levenshouding, en ook: ik kies voor de gemeenschap
van mensen die die-zelfde keuze hebben gemaakt. Maar als je voor Jezus
kiest dan moet je ook, juist als hij kiezen voor de kleinen en de
zwakken, dan moet je ook, juist als hij, partij kiezen voor mensen die
nu buitengesloten en in de hoek gedrukt worden.
De doop betekent: ik kies voor Jezus. Maar een pasgeboren kindje kan
niet kiezen, dat doen de ouders, en dat is goed. Maar het vraagt wel
van die ouders dat zij hun kind leren wat die keuze moet betekenen in
de konkrete omstandig-heden van het leven.
En het is belangrijk dat het kind die keuze door de ouders zelf
bevestigt: dat hij duidelijk maakt dat hij of zij achter de keuze van
zijn of haar ouders staat. Vroeger had je de plechtige hernieuwing van
de doopbelofte, later kwam daar het vormsel in groep 8.
Het grote probleem is dat kinderen dan nog te jong zijn om zelf echt te
kiezen. Tegenwoordig gaan steeds meer stemmen op om het vorm-sel later
te doen, liefst rond de 16 of 18 jaar, want dan kunnen ze echt kiezen.
In de protestantse kerken kent men rond die leeftijd de belijdenis en
dat heeft precies dezelfde betekenis: de keuze van de ouders bevestigen
met de persoonlijke keuze.
Wie was Jezus Christus?
Wie was die man die al zo'n 2000 jaar een groot stempel drukt op het
denken en doen van miljoenen mensen?
Jezus was een mens zoals elke andere mens,
ik denk dat dit het eerste antwoord is dat we moeten geven.
Dat lijkt op zich een heel voor de hand liggende uitspraak te zijn,
maar in feite is het dat dus niet.
Velen zullen meteen zeggen: ja maar, Jezus was geen gewone mens,
en ook dat is waar, ook dat mogen we niet vergeten,
maar dat neemt niet weg dat hij op de eerste plaats in alle opzichten
een gewone mens was, zoals u en ik.
Juist als ieder van ons had hij eten en drinken nodig,
juist als wij moest hij nu en dan naar de wc.
Juist als wij had hij emoties,
hij kon bang zijn, denk maar aan zijn doodstrijd in de hof van Olijven,
hij kon kwaad zijn, ook dat vinden we verwoord in de evangelieverhalen.
En we mogen er vanuit gaan dat hij juist als wij
zijn twijfels en onzekerheden gekend heeft.
Jezus was gewoon mens met de mensen, en dat wilde hij ook zijn:
dat onderstreepte hij door zich te laten dopen door Johannes.
Die preekte een doopsel van bekering:
verbeter je leven, ga leven volgens Gods bedoelingen
en laat je niet leiden door puur menselijke overwegingen..
En de mensen van goede wil die zich door hem lieten dopen
maakt met die symbolische handeling duidelijk
dat ze een nieuw begin wilden maken, dat ze Gods wegen wilden gaan.
En Jezus zei niet: dat gaat wel op voor de anderen maar niet voor mij,
nee, hij voelde zich helemaal niet verheven boven anderen.
Hij was mens met de mensen, en juist als iedere andere dopeling zei
hij:
ik wil de weg van God gaan.
En die weg van God heeft heel zijn verdere leven getekend.
Voorzover we hem kennen uit de evangelieverhalen
heeft hij zijn leven lang gekozen voor de gewone man,
niet voor de hoogwaardigheidsbekleders van zijn tijd,
daar lag hij juist mee overhoop, die werden zijn dood.
Zijn leven wordt getekend door solidariteit met de kleine man,
met de verschoppelingen van zijn tijd, zondaars en tollenaars,
met hen die buiten spel stonden door ziekte of gebreken.
Zo ging hij de weg van God, zo maakte hij Gods bedoelingen waar.
De stem die bij zijn doop uit de hemel klonk was een soort bevestiging
ervan:
jij bent mijn lieveling, mijn zoon, in jou heb ik welbehagen.
Tot die Jezus zijn ook wij gedoopt, gedoopt met zijn geest,
de geest die ons maakt tot kinderen van God,
mensen in wie God welbehagen heeft.
Die Jezus met die oproep tot saamhorigheid, het leven te delen,
wil voortleven in elk van ons, die in zijn naam gedoopt zijn.
Christen zijn heeft wezenlijk te maken met solidariteit met de kleinen
en zwakken, de verschoppelingen van deze tijd.
En ik denk dat je moet zeggen: alleen als we Jezus zien als mens met de
mensen, als mens voor de mens,
alleen dan kan hij ook in deze tijd een inspiratie zijn voor iedereen.
En iedereen die zegt: Jezus is meer dan een gewone mens, heeft ook
gelijk.
Het feit dat al bijna 20 eeuwen zijn naam genoemd wordt heel de wereld
over,
dat onderstreept al dat hij meer is dan een gewone mens.
De kracht die van hem uit ging toen hij op aarde rondging,
die kracht gaat nog steeds van hem uit,
die kracht zet nog steeds mensen in beweging.
Maar er is natuurlijk nog meer. Hij wordt zoon van God genoemd,
en dat zet hem helemaal apart.
Iemand die kritiek had op de huidige vorm van de passiespelen
waarin Jezus dus al te menselijk was in zijn ogen, die zei:
"De rol van Christus als godheid komt niet uit de verf. Christus smeekt
God in het stuk zelfs om hem verder met rust te laten.
Dat gaat te ver.
Jezus heeft nooit getwijfeld aan het feit dat hij de zoon van God was."
Ik vind de uitspraak "dat de rol van Christus als godheid niet uit de
verf komt,"
een heel griezelige uitspraak, theologisch denk ik ook onjuist.
De Jezus die 2000 jaar geleden rondliep op aarde was geen godheid
die precies alles wist, die overal goddelijke zekerheid over had.
Nee, hij was een mens, juist als wij, met twijfels en onzekerheden.
Hij was wel een groot mens die ons Gods wegen voorhield
en er zelf heel trouw naar leefde en handelde.
Daarom mag je ook zeggen: God werd zichtbaar in deze mens,
daarom was hij God welgevallig, was hij Gods zoon,
een unieke mens in de geschiedenis van de mensheid,
tot op de dag van vandaag.
Er zaten eens drie pastoors bij elkaar, ze hadden krans,
en ze waren aan het praten over het probleem van duiven in de
kerktoren.
Die vervuilden alles.
De eerste pastoor zei: "Ik heb gaas laten aanbrengen rond heel de
toren;
er kan nu geen duif meer in."
De tweede zei: "ik heb iemand ingehuurd die ze stuk voor stuk uit de
lucht schiet."
De derde zei: "ik heb een veel goedkopere oplossing.
Ik laat ze allemaal de eerste communie doen en dan zie je ze nooit meer
terug."
Een wat wrang mopje, maar er zit wel iets in.
Een ander voorbeeld:
Een vader komt bij zijn zoontje bij de secretaris van de voetbalclub.
"Ik wil dat ons Jantje lid wordt van de voetbalclub,
maar hij hoeft niet mee te doen met de trainingen
en hij hoeft ook niet opgesteld te worden in het team."
De secretaris vroeg: "Maar waarom moet hij dan lid worden van de club?"
De vader zei: "Och, zijn vriendjes zitten bij de club,
en nu kan hij zelf ook zeggen: ik zit ook bij die club.
Maar zelf voetballen, daar heeft hij helemaal geen zin in,
als hij maar mee mag op het jaarlijkse uitstapje."
Het is natuurlijk een raar voorbeeld,
maar zo lijkt het wel eens te gaan bij die andere club
die we de rooms-katholieke Kerk noemen, de parochie.
Nu klinkt het ons wellicht al heel vreemd in de oren
als de parochie vergeleken wordt met een voetbalclub,
of met welke andere vereniging dan ook.
Maar ondanks de verschillen zijn er wel degelijk overeenkomsten.
De kerk is natuurlijk geen sportclub of gezelligheidsvereniging.
De kerk vertegenwoordigt een bepaalde levensopvatting,
een geloofsovertuiging die zin en richting geeft aan het leven.
Niemand is verplicht lid te worden van deze geloofsgemeenschap,
maar als je lid wordt, dan moet je wel meedoen met deze club,
dan moet je actief zijn, moet het zichtbaar worden dat je erbij hoort,
anders kun je beter geen lid worden of je lidmaatschap opzeggen.
Nu is dat bij een gewone club of vereniging best duidelijk,
als het gaat om de kerkgemeenschap ligt dat wel even moeilijker.
Het begint al met de vraag hoe je tegen de kerkgemeenschap aankijkt.
Een paar jaar geleden was er op de doopvoorbereidingsavond een jong
stel
die in hun eigen parochie een conflict hadden met de pastoor.
De moeder zei: "Aan de katholieke kerk heb ik geen boodschap meer,
maar het katholieke geloof wil ik vasthouden."
Het was al heel mooi dat zij dat onderscheid maakte tussen de
kerkorganisatie
met hier en daar mensen die verstard zijn,
met regels die soms verouderd zijn en niemand meer iets zeggen
en aan de andere kant: je geloofshouding, je inspiratie door Jezus'
boodschap,
en dat in de katholieke traditie waarin je opgegroeid ben.
De kerkorganisatie spreekt velen in onze tijd niet meer aan,
en sommigen zeggen dan: daar wil ik niet bij horen, dat zegt me niets,
dat vind in vreselijk ouderwets.
Onze christelijke geloofstraditie wordt wel beleefd in die
kerkorganisatie
en is er dus haast onlosmakelijk mee verbonden maar het is niet
hetzelfde.
Als je lid wil zijn van deze gemeenschap met deze traditie
dan mogen er drie dingen van je verwacht worden.
Het eerste is dat je wilt leren, dat je zicht probeert te krijgen op
die kerk van Jezus,
op die boodschap van Jezus, wat daarin wezenlijk is,
wat daarin puur historisch bepaald is, wat alleen maar franje.
Het probleem van onze tijd is dat mensen verschrikkelijk weinig afweten
van geloofszaken en dat de meesten niet de moeite nemen om erover te
leren.
Daardoor wordt alles heel vaag en oppervlakkig
en als ze toch lid van de gemeenschap blijven heeft dat weinig inhoud.
Het tweede dat bij je lidmaatschap hoort is het doen. Wat doen?
Bij een informatieavond voor aanstaande vormelingen vroeg er één:
als ik gevormd ben, moet ik dan elke zondag naar de kerk?
Toen het antwoord negatief was, zei hij: dan laat ik me vormen.
Als we hier praten over doen, dan gaat het om doen wat Jezus deed:
zorg en aandacht hebben voor de zwakken in de samenleving,
voor de zieken maar ook voor de verschoppelingen. Over dat doen gaat
het.
Er is nog een derde aspect: het vieren, vieren dat je bij de
gemeenschap hoort,
dat je gemeenschap bent rond Jezus van Nazaret. Bij elkaar komen in de
kerken of op andere plaatsen
om samen belangrijke levensmomenten te vieren: doop, huwelijk, dood,
of zomaar in een weekend zoals we nu bij elkaar zijn.
Dat is ook belangrijk en wezenlijk als je echt lid wil zijn van deze
geloofsgemeenschap.
Er is trouwens nog een punt dat best belangrijk is:
namelijk dat je die gemeenschap financieel ondersteunt,
het is niet voor niets dat we nu de actie kerkbalans houden.
Zonder financiële middelen kan de gemeenschap niet bestaan.
We hebben onlangs op verschillende plaatsen de Nieuwjaarsduik gehad.
Dan zie je op TV of op foto's in de krant van die stoere mensen die op
de eerste dag van het jaar de kou trotseren
en het water in gaan, al is het maar voor even.
Ik vind dat een hele prestatie van die lui,
ik krijg het al koud als ik naar foto's ervan kijk. En ik denk bij
mijzelf: mij niet gezien, mij krijg je niet zo gek.
Zo'n Nieuwjaarsduik doet me denken aan ons doopsel.
Het klinkt misschien heel vreemd, toch zie ik overeenkomsten.
Gedoopt worden heeft iets weg van "het water ingaan".
In de beginjaren van het christendom werden volwassenen gedoopt en die
gingen dan letterlijk het water in, in een rivier of in een groot
bassin in de kerk.
Ze gingen daarbij kopje onder in het water
en dan kwamen ze eruit als nieuwe mensen.
Je laten dopen, het water ingaan, was toen echt een nieuw begin maken.
Later ging dit element een beetje verloren
toen voornamelijk kinderen gedoopt werden
en dit dopen gebeurde met begieten, zoals nog steeds de gewoonte is.
Maar de eigenlijke betekenis is nog steeds hetzelfde.
Het water ingaan en als nieuwe mensen eruit opstijgen
heeft natuurlijk wel zijn consequenties, het vraagt wel van de dopeling
dat hij of zij de idealen van Jezus probeert waar te maken in zijn of
haar leven.
En zoals een Nieuwjaarsduik echt niet iets is voor doetjes en watjes,
je moet er wel een beetje lef voor hebben,
zo is ook de doop tot christen niet voor doetjes, niet voor
slappelingen,
niet voor mensen die zich niet moe willen maken,
en het liefst in een gemakkelijke stoel achter de kachel blijven zitten.
Een Nieuwjaarsduik duurt maar even, het gaat meer om de kick van het
durven,
maar de doop is iets voor heel het leven,
een levenslange opdracht om het water in te gaan, koud of warm
om de dingen te doen die Jezus ons heeft voorgedaan.
Vandaag vieren we dat Jezus zich liet dopen, ook hij ging het water in,
ook voor hem was dit een soort begin: het begin van zijn actieve leven.
Ook zijn doop had iets van een Nieuwjaarsduik.
Het water van de Jordaan had waarschijnlijk best een aangename
temperatuur,
maar in zijn actieve leven dat toen begon,
kreeg hij telkens weer een koude douche
van de kant van de joodse overheden die doof waren voor zijn idealen,
die als het ware ijsschotsen waren in hun starre zelfgenoegzaamheid.
Met die ijsschotsen kwam Jezus telkens weer in aanvaring,
en toch trotseerde hij de kou die zij uitstraalden
en probeerde hij toch zijn idealen uit te dragen,
zijn boodschap van licht en warmte jegens iedereen,
ook jegens mensen die in de samenleving van toen niet meetelden
en waar die joodse overheden met kille minachting op neerkeken.
Niemand van ons zal zijn gedoopt-zijn ervaren als een Nieuwjaarsduik,
en toch, als we echt kiezen voor de weg van Jezus,
dan heeft dat iets van het water ingaan en zonodig tegen de stroom in
durven zwemmen,
eigen keuzes durven maken, dingen durven doen,
die je misschien een koude douche van onbegrip bezorgen.
Als men iemand zit af te kammen en zwart te maken,
als men heel negatief oordeelt over medemensen,
durven wij dan ons daartegen te verzetten of praten we maar mee.
Jezus durfde het aan om een overspelige vrouw te redden
uit de koude wetmatigheid van de farizeeën.
Als men in een boog om iemand heen loopt, voor wat voor reden dan ook,
durven wij dan toch bij die mens stil te staan en hem wat warmte te
geven.
Jezus durfde het aan om contact te hebben met melaatsen,
mensen die iedereen in de kou liet staan, Hij niet.
En laten we niet te vlug denken dat wij nooit in zulke situaties
terecht kunnen komen.
In de kleine dingen van het leven kan dat heel goed gebeuren,
en dan is het de vraag: hebben we koudwatervrees en blijven we veilig
aan de kant staan,
of hebben we de moed om het water in te gaan,
ook al is dat vertroebeld, vervuild of half bevroren
door onverdraagzaamheid, onverschilligheid, harteloosheid van mensen.
Ook wij zijn geroepen zoals de eerste lezing zegt:
om juist als Jezus licht te zijn voor alle mensen
en wellicht moeten we soms daarbij wel wat koude trotseren.
Maar het is en blijft de moeite waard.