Gebeden op het feest van de Openbaring
des Heren
Inleiding:
We vieren kerstmis nog eens over.
Ook vandaag gaat het om het kind van Betlehem, dat kind van hoop en
vrede.
De bezoekers zijn vandaag niet de herders uit het veld
maar wijzen uit het oosten,
in onze traditie meestal gezien als koningen.
Ook nu gaat het om licht aan de hemel, om een stralende ster.
En ook vandaag is de opdracht aan ons allemaal:
om licht te zijn, om een ster te zijn voor anderen.
Ik lees u een gegicht voor met de titel: Mijn Kerstster
Bij ieder Kerstlichtje
denk ik aan je fonkelende ogen
Bij iedere Kerstversiering
denk ik aan de kleurenpracht die je uitstraalt
Bij ieder Kerstgeschenk
denk ik aan de verrassingen die in je schuilen
Bij iedere Kerstkaars
voel ik de warmte die je steeds weer schenkt
Jij bent mijn Kerstster.
Als wij niet altijd een kerstster geweest zijn voor anderen,
dan vragen we om vergeving in het drempelgebed.
Openingsgebed:
God van hemel en aarde,
U die alle sterren draagt: licht ons bij op onze levensweg,
U die de zon schiep: geef ons warmte overal waar wij het leven delen,
U die de maan laat opkomen: schijn ook voor ons als het duister is.
Wijs ons de weg naar licht en leven,
ons geopenbaard in Jezus, het kind van Betlehem, de profeet van
Nazaret,
altijd levend in ons midden en in uw eeuwigheid. Amen
Gebed over de gaven:
God van alle mensen, U maakt geen
verschil tussen vriend en vreemde,
iedereen is welkom aan uw tafel, voor iedereen hebt U ruimte in uw
vaderhuis.
Voed ons vandaag weer met deze gaven van brood en wijn,
tekenen van uw liefde en trouw, zichtbaar geworden in Jezus,
opdat ook wij gastvrij en gul zijn tegenover al onze medemensen,
niemand uitgezonderd. Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen
Slotgebed:
Trouwe God, om wat klein en nietig is
zijn we hier samengekomen,
een kind, 2000 jaar geleden geboren, in een achterhoek van de wereld,
een profeet wiens stem geklonken heeft over heel de wereld.
Ook wij willen ons laten leiden door zijn ster, door zijn boodschap van
heil.
Wij bidden U: help ons hem te zoeken en te vinden in ons dagelijkse
leven.
Moge Hij ook nu als licht voor ons uitgaan, een goede toekomst
tegemoet. Amen
Voorbede
We bidden om licht
voor alle mensen die hun lot in de sterren proberen te lezen,
voor wie zekerheid zoeken in een leven vol onzekerheden;
dat zij houvast vinden in de God
die zich openbaart in de goedheid van mensen.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden om licht
voor mensen die op zoek gaan in oost en west, in noord en zuid,
om iets van die onzichtbare God te ontmoeten
maar vaak blind zijn voor de kleine dingen in hun naaste omgeving.
waarin Hij zich openbaart.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden om licht
voor allen die alles wetenschappelijk bewezen willen zien
maar geen oog meer hebben voor het mysterie van het leven,
het wondermooie van de natuur waarin God zich openbaart.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden om licht
voor allen die een al te menselijke kijk op God hebben
en in zijn naam medemensen schade toebrengen;
dat zij meer oog gaan hebben voor Jezus en zijn blijde boodschap,
want hierin heeft God zich geopenbaard.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden om licht
voor de groten der aarde die kost wat kost willen vasthouden aan hun
macht,
dikwijls ook ten koste van de kleine man,
dat zij gaan beseffen dat God alle grootheidswaanzin afwijst
en dienstbaarheid van hen vraagt.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden om licht
voor onszelf; dat wij verder kijken dan onze eigen leefomgeving
dat volkeren van andere continenten ons ter harte gaan,
dat we beseffen dat God er is voor alle rassen en talen.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden om licht voor alle overledenen die ons dierbaar zijn.
We noemen vandaag met name
God van mensen, laat uw licht schijnen door ieder van ons,
dat wij een ster aan de hemel zijn die anderen de weg wijst naar U toe,
dat wij een stal zijn waarin vriend en vreemde welkom is,
in de naam en in de geest van Jezus, uw woord bij uitstek
dat klinken blijft door alle eeuwen heen.
Teksten, gebeden, gedichten bij het
feest van de openbaring des Heren
Op weg naar het geheim
Op weg naar het geheim,
een ster aan de hemel: Kom!
Kom als je durft,
de lichtglans van God
zal een lamp zijn voor je voet.
De weg van de nacht is het niet.
Koningen, kerkleiders, ze weten van niets.
Maar kom!
Kom als je kunt achterlaten
wat in de lichtkring van God niet van waarde is.
Kom met enkel het geschenk van je leven,
zorgvuldig bewaard;
met je gave om God te zoeken hoe dan ook.
Kom! Kom en zie het geheim van jouw begin en doel.
Bewaar het in je dromen
en ga terug langs een weg die je geheim verdraagt,
een andere weg dat de weg van aanzien,
zelfhandhaving, recht van de sterkste.
Een weg van vrede.
De kameel spreekt
Zie mij hier staan, de kameel hoogstpersoonlijk.
Nee, ik ben niet zoals de os daar in de hoek:
een gehoorzame knecht, die dag in dag uit de ploeg trekt,
altijd gebogen onder het juk.
Ik loop rechtop, het hoofd hoog opgericht;
ik kan het me veroorloven op anderen neer te kijken.
Ik ben geen ezel, zo'n sjouwersbeest waar men alles op kwijt kan:
takkenbossen, vaten olie, zwangere vrouwen.
Mij zult u niet zien sjokken:
ik schrijd, enkel beladen met hoog volk en met hun kostbaarheden.
En ik ben zeker niet zo'n blatend schaap
(al zeggen sommigen dat ik er familie van ben,
maar van insinuaties trek ik mij nooit iets aan).
De kameel ben ik, vanouds genoemd 'schip der woestijn';
ik heb genoeg aan mezelf en af en toe een bron.
Toch sta ik nu bij die lagere diersoorten in de stal.
We hebben kilometers en kilometers afgelegd,
ik en de wijzen, weken duurde de reis,
de speurtocht naar een pasgeboren koning.
U kunt zich onze verbazing voorstellen,
toen we hier terechtkwamen, in dit achterafland, in dit gat.
Hier stonden we dan, met onze dure spullen - bij een kind.
Horen wij hier wel thuis?
Er is iets gebeurd: de wijzen hebben, voor het eerst van hun leven,
hun knieën gebogen en hun trots afgelegd.
In de glans van deze stal zijn de goedbedoelde geschenken verbleekt.
De wijzen zijn wijs geworden.
En ik schuif langzaam maar zeker in de rij van de gewone dieren.
Want het is hier warm voor iedereen.
De koningen van aarde, water en lucht
Vanmorgen is er op Schiphol een wel heel bijzonder vliegtuig
geland. Aan boord bevonden zich namelijk de koningen van aarde, water
en lucht.
De eerste was een zwarte koning, en de twee anderen waren wit als
sneeuw.
Het vliegtuig had toestemming gevraagd te mogen landen op Schiphol, een
reden werd niet gegeven. De toestemming werd ook niet gegeven, daar
Schiphol niet de mankracht had om een dergelijk hoog bezoek in goede
banen te leiden.
Toch is het vliegtuig geland, en toen de eigengereide gasten waren
uitgestapt, zetten zij per taxi koers naar het paleis van Hare
Majesteit koningin Beatrix.
De rijksvoorlichtingsdienst heeft bevestigd dat de koningen inderdaad
een gesprek met Hare Majesteit hebben gehad, maar over de inhoud is
niets meegedeeld.
De koningen hebben echter zelf het doel van hun bezoek aan de pers
bekend gemaakt. Zij wilden graag van koningin Beatrix weten hoe in
Nederland vreemdelingen worden opgevangen. Zij hadden allerlei
berichten gehoord over vreemdelingen die het land niet in mogen, en
kwamen nu zelf poolshoogte nemen. Aarde, water en lucht bieden namelijk
ruimte aan iedereen.
De koningin had verschrikt gereageerd en wilde geen beloftes voor de
toekomst doen. Met klem vroeg ze om niets naar buiten te brengen over
de inhoud van het gesprek.
De koningen zijn echter van mening dat het hun menselijke
verantwoordelijkheid is op te komen voor de vreemdelingen, niet door
hun geschenken te brengen, zoals ooit duizenden jaren geleden koningen
dat deden bij vreemdelingen, maar wel door de situatie van
vreemdelingen onder de aandacht te brengen.
Driekoningen
Ze spreken tot de verbeelding
deze drie koningen,
of waren het wijzen?
Wie zal het zeggen?
Op hun kamelen en olifanten
kwamen ze van verre
op zoek naar een koning;
de ster wees hun de weg.
Voor alle zekerheid
dan toch maar even de weg gevraagd
aan de grote koning
maar wat een misrekening.
De grote koning
bleek klein van hart,
een pasgeboren koning?
Dat betekent moeilijkheden!
Maar de wijzen
lieten zich niet van de wijs brengen,
zij vervolgden hun weg
met de ster als richtingwijzer.
Wat ze vonden?
Geen paleis, maar een kleine stal
de deur stond voor iedereen open
het weinige dat er was werd gedeeld
en het kind?
dat had nog geen weet
van de hoge gasten;
het sliep gewoon door.
Gebed
Om houvast zijn we gekomen,
als richting en doel verloren zijn.
Wij bidden om sterren,
sterren die ons de richting wijzen.
Om licht zijn we gekomen,
als duisternis en kou
in ons de overhand hebben.
Wij bidden om sterren,
sterren die met hun stralen
wat licht en warmte brengen.
Om wat rust en bezinning zijn we gekomen,
als het ritme van de agenda ons leven dirigeert.
Wij bidden om sterren,
sterren die ons in verwondering doen stilstaan.
(Chantal Sluijsmans)
Slotgebed
Wij gaan onze weg terug,
de wereld in,
een andere weg
dan die waarlangs wij kwamen,
want het is de weg van woorden als
geloof, hoop, liefde,
goedheid en trouw,
want het is de weg van dromen
van licht en tederheid.
Goede God, zegen ons,
onze dromen,
de weg die we gaan
in de naam van de Vader en de Zoon
en de heilige Geest. Amen
De vele wegen en de ene weg
Monseigneur Bluyssen zegt in zijn boek:
de vele wegen en de ene weg:
Als Gods werken voor ons openbaar worden,
wordt Hijzelf voor ons meer herkenbaar.
Als wij ons werken proberen af te stemmen op Hem,
kunnen we zicht krijgen op Hem.
Maar ook geldt dit:
door ons leven te richten naar Hem,
worden in ons doen en laten
Gods werken openbaar.
Op zoek naar het kind van de vrede.
In de eenentwintigste eeuw werd Jezus opnieuw geboren op aarde. En
velen die de hemel bestudeerden zagen zijn ster, een stralende ster van
het kind van de vrede, geboren in het oosten. Ook de geleerde Jodocus
zag de ster aan de hemel en hij ging op reis om het kind van de vrede
te zoeken. Met een snelle jumbo vloog hij naar het oosten.
Eerst deed hij Jeruzalem aan op zijn reis. Hij ging naar het paleis van
president Netanyahu en zei: Ik ben op zoek naar het kind van de vrede,
dat zou hier ergens geboren moeten zijn. Netanyahu en al zijn ministers
schrokken. Het kind van de vrede. Waar zou dat geboren kunnen zijn? De
rabijnen keken in de oude boeken en zeiden. In Betlehem, daar zou het
kind van de vrede geboren worden. Maar Netanyahu zei: Dat kan niet.
Betlehem is Palestijns gebied en daar kan niets goeds vandaan komen. En
tegen Jodocus zei hij: waarde vriend, je bent hier aan het verkeerde
adres. Zoek nog maar verder.
Nu vloog Jodocus naar Rome en in het Vaticaans paleis ontmoette hij de
paus die alle geheimen van het geloof doorgrondde. Waar het kind van de
vrede geboren is, zei hij, die vraag zal ik de kardinalen en de
theologen eens voorleggen. En al die geleerde heren sloegen aan het
studeren, het ene dikke boek na het andere, de een nog stoffiger dan de
andere. En het duurde en duurde maar. En Jodocus werd ongeduldig.
Hij liet Rome voor wat het was en ging zelf op zoek. En op zijn reis
kwam hij in een klein dorpje in Noord Ierland. In een huisje vlak
buiten het dorp was een feest gaande, Toen hij vroeg wat de reden van
het feest was, kreeg hij als antwoord: hier is het kind van de vrede
geboren. Zijn hart begon opeens sneller te kloppen. Het kind van de
vrede? Hier had hij het niet verwacht. Zou het toch waar zijn?
Hij vroeg aan de feestvierders: Waarom noemen je dat kind zo, kind van
de vrede. Wel, was het antwoord, de vader is katholiek en de moeder
protestant. Ze stonden eerst vijandig tegenover elkaar maar gingen toch
van elkaar houden. En hun kindje is symbool van onze hoop dat oude
vijanden elkaar toch zullen aanvaarden, en alle wederzijdse haat een
wantrouwen kunnen afleggen, want dan alleen kan er echte vrede zijn.
Jodocus ging nu het huisje binnen om het kind van de vrede te eren.
Daarna ging hij stilletjes naar huis. Hij vond het niet nodig om
Netanyahu en de paus te berichten dat hij het kind van de vrede
gevonden had. Ze zouden hem toch niet geloven.
GOD MET DE VELE GEZICHTEN
Er was eens een marmeren troon aan de poort in het oosten van een
grote stad. Op deze troon zaten duizend koningen die blind waren aan
het rechteroog, en duizend koningen blind aan het linkeroog, en duizend
koningen met licht in beide ogen. Allen riepen zij tot God dat Hij zich
zou vertonen, zodat zij Hem konden zien, maar allen gingen het graf in
zonder dat hun wens vervuld was.
Toen de koningen waren gestorven kwam er een arme man, barrevoets en
hongerig, en ging op de troon zitten.
'God', fluisterde hij, 'de mensenogen kunnen het niet verdragen
regelrecht naar de zon te kijken, want zij worden verblind. Hoe zouden
zij dan, Almachtige, regelrecht naar U kunnen kijken? Heb medelijden,
Heer. Temper uw kracht, wend uw heerlijkheid naar mij toe, opdat ik,
die arm en bedroefd ben, U moge zien!'
Toen...werd God een stuk brood, een beker koud water, een warme jas,
een hut, en voor de hut een vrouw, die haar kind liet drinken.
De man strekte zijn armen uit en glimlachte gelukkig. 'Dank U, Heer',
fluisterde hij, 'U hebt uzelf vernederd om mijnentwil. U werd brood,
water, een warme jas en mijn vrouw en zoon, opdat ik U zou kunnen zien.
En ik zag U.
Ik buig mij neder en aanbid uw geliefde gedaante met de vele gezichten.'
N. Kazantzakis, E.K. Duchatelez: 1979.
terug naar de overweging